ECLI:NL:RBMNE:2016:5404

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
11 oktober 2016
Zaaknummer
16/661748-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van ambtsgeheim door ex-politieman met psychische problemen

Op 11 oktober 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige ex-politieman die in 2015 vertrouwelijke informatie aan zijn neef doorgaf. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan het schenden van zijn ambtsgeheim door informatie over politiecontroles en zijn eigen signalering bij de politie te delen. De verdachte, die lijdt aan psychische problemen zoals PTSS en depressieve klachten, werd geconfronteerd met een geldboete van €1.500,-, lager dan de door de officier van justitie geëiste €2.000,-, vanwege zijn financiële situatie. De rechtbank oordeelde dat er geen meerwaarde was in het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf, gezien het feit dat de man niet meer werkzaam was als politieagent en de kans op herhaling als laag werd ingeschat. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar achtte de schending van het ambtsgeheim bewezen op basis van de bewijsmiddelen, waaronder tapgesprekken en sms-berichten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk zijn ambtsgeheim had geschonden en dat er geen rechtvaardigingsgrond was voor zijn handelen. De uitspraak benadrukt de ernst van het schenden van vertrouwelijke informatie door een politieambtenaar en de gevolgen daarvan voor de integriteit van het overheidsapparaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661748-15
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 oktober 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
woonachtig op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door
mr. M. Hoekzema, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op verschillende tijdstippen in de periode van 9 december 2014 tot en met 8 februari 2015 te Amersfoort heeft schuldig gemaakt aan het schenden van ambtsgeheimen.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Ten aanzien van het derde en vierde gedachtestreepje op de tenlastelegging
-
Derde gedachtestreepje
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel van de tenlastelegging geen schending van een ambtsgeheim oplevert. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
-
Vierde gedachtestreepje
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel dat verdachte voor dit onderdeel eveneens dient te worden vrijgesproken. De door verdachte gedane uitlating kan, gelet op de bewoording zoals opgenomen in dit onderdeel van de tenlastelegging, niet als een schending van een ambtsgeheim worden aangemerkt.

5.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van het eerste, tweede, vijfde en zesde gedachtestreepje op de tenlastelegging
5.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle alhier opgenomen uitlatingen van verdachte als schendingen van het ambtsgeheim moeten worden aangemerkt. De officier van justitie verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bekent dat hij de tenlastegelegde informatie met zijn neef heeft besproken, maar ontkent dat hij hiermee strafrechtelijk heeft gehandeld.
Ten aanzien van de eerste twee gedachtestreepjes merkt de raadsvrouw op dat verdachte ontkent dat hij hier een geheim heeft geschonden dat hij uit hoofde van zijn ambt diende te bewaren; verdachte had deze informatie immers verzonnen. Dit betrof dus geen informatie die hem uit hoofde van zijn ambt bekend was geworden en hij verplicht was te bewaren. Subsidiair is de raadsvrouw van mening dat er op geen enkele wijze, ook niet in voorwaardelijke zin, opzet op het schenden van het geheim aanwezig is geweest bij verdachte.
Ten aanzien van het vijfde gedachtestreepje stelt de raadsvrouw dat dit wel geheime informatie was en dat verdachte wist dat hij deze informatie niet aan zijn neef mocht mededelen.
Ten aanzien van het zesde gedachtestreepje stelt de raadsvrouw dat verdachte deze door hem gegeven informatie mocht mededelen en dat hij hiermee geen geheim heeft prijsgegeven. Verdachte heeft naar eer en geweten gehandeld. Enige opzet op het schenden van het geheim is op geen enkele wijze aanwezig geweest, aldus de raadsvrouw.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van hetgeen onder het eerste en tweede gedachtestreepje is tenlastegelegd
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Uit het tapgesprekken onderzoek is de navolgende informatie naar voren gekomen.
Beller, [telefoonnummer] tnv [verdachte] op 9 januari 2015, 13:37:08 uur naar gebelde: [telefoonnummer] :
Inhoud SMS: “bel me ff. Ga zo werken. Word warm in 033 vanavond”. [2]
Uit het tapgesprekken onderzoek:
Beller, [telefoonnummer] naar gebelde [telefoonnummer] tnv [verdachte] op 9 januari 2015, 14:11:16 uur:
[telefoonnummer] : Ja, maar hoe dat, je hebt bericht gekregen toch?
7490: Ja
[telefoonnummer] : Ja met camera controle alles, onopvallend alles, motoren.
(…)
[telefoonnummer] : Openstaande dingen alles!
(…)
[telefoonnummer] : Bekende namen [3] .
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 23 september 2016 is gebleken dat op donderdag 9 januari 2015 van 16.30 uur tot 20.30 uur een alcoholcontrole is gehouden op de Birkstraat te Amersfoort. [4] Alcoholcontroles, de locaties en de tijdstippen waarop deze gehouden worden vallen onder vertrouwelijke politie informatie en worden nooit vooraf publiekelijk bekend gemaakt. [5]
Ter terechtzitting van 27 september 2016 heeft verdachte verklaard dat hij de persoon was die deze gesprekken voerde met en het hierboven weergegeven sms-bericht heeft gestuurd naar de persoon [A] . [6]
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit omdat het hier geen informatie betrof die verdachte uit hoofde van zijn ambt bekend was geworden en die hij verplicht was te bewaren, maar een door verdachte verzonnen verhaal.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die avond dienst had en dat hij had verzonnen dat er een controle zou plaatsvinden omdat hij zijn neef die avond op afstand wilde houden. Volgens verdachte verzon hij wel vaker iets dergelijks dat hij dan tegen zijn neef zei om zijn neef op afstand te houden en te voorkomen dat die tijdens zijn dienst zou worden aangehouden.
De rechtbank acht dit scenario onaannemelijk. Die bewuste avond heeft namelijk ook daadwerkelijk een politiecontrole plaatsgevonden. Verder zijn er geen andere berichten van verdachte gevonden met als inhoud (gesteld) verzonnen controles. Enige ondersteuning voor de op voorhand al onwaarschijnlijke verklaring van verdachte is in het dossier dus niet aangetroffen.
Dit verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat er geen sprake was van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte op het schenden van het geheim.
De rechtbank stelt vast dat verdachte met deze informatie bekend was uit hoofde van zijn functie. Evident is dat deze informatie viel onder zijn ambtsgeheim en dat verdachte deze informatie niet met derden had mogen bespreken. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Gelet op het vorengaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 9 januari 2015 heeft schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim.
Ten aanzien van hetgeen onder het vijfde gedachtestreepje is tenlastegelegd
Uit het onderzoek door de politie is de volgende informatie naar voren gekomen:
[verdachte] verzendt een sms bericht naar NN-man met nummer [telefoonnummer] , tijdstip 08-02-2015 13:29 uur, met als inhoud “Niet komen. Ze willen je vasthouden. Wachten tot ik sms”. [7]
Ter terechtzitting van 27 september 2016 heeft verdachte verklaard dat hij dit sms bericht heeft verzonden naar [A] .
Ten aanzien van hetgeen onder het zesde gedachtestreepje is tenlastegelegd
Uit het onderzoek door de politie is de volgende informatie naar voren gekomen.
[verdachte] belt uit naar NN-man [telefoonnummer] , tijdstip 7 februari 2015, 15.20 uur.
[verdachte] geeft door dat NN-man (vermoedelijk [A] ) gesignaleerd staat ivm zaak met zijn ex. [8]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij deze informatie aan [A] heeft doorgegeven. [9]
Nadere bewijsoverwegingDe raadsvrouw heeft zich op standpunt gesteld dat het verdachte vrij stond om deze informatie te verstrekken, waardoor vrijspraak moet volgen. De raadsvrouw vergelijkt het geven van dergelijke informatie met het geven van informatie aan iemand die aan de balie van het politiebureau komt vragen of er nog wat tegen hem of haar openstaat. Indien iemand om informatie vraagt wordt dit, over het algemeen, eerlijk gegeven, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsvrouw genoemde vorm van informatieverstrekking door de politie over openstaande boetes of vonnissen, van een andere orde is dan het melden aan een verdachte zelf, dat hij gesignaleerd staat. Het stond verdachte niet vrij dergelijke vertrouwelijke informatie uit een onderzoek, waar hij geen deel aan had, te delen met het object van dat onderzoek. Verdachte had dit, uit hoofde van zijn functie, ook kunnen en moeten weten. Het verweer wordt verworpen.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 5. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 9 januari 2015, 7 februari 2015 en 8 februari 2015 te Amersfoort, telkens een geheim waarvan hij wist dat hij uit hoofde van zijn ambt, te weten telkens als politieambtenaar werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, verplicht was te bewaren, telkens opzettelijk heeft geschonden, door informatie die hem uit hoofde van zijn functie bekend was vervolgens te delen met een persoon genaamd [A] , immers heeft hij, verdachte:
  • Op 9 januari 2015 omstreeks 13.37 uur een sms gestuurd naar telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [A] , met de volgende inhoud: “Bel me ff. Ga zo werken. Word warm in 033 vanavond” en
  • Op 9 januari 2015 omstreeks 14.11 uur in een telefoongesprek met telefoonnummer [telefoonnummer] met [A] genoemde [A] medegedeeld dat er die avond een grote politiecontrole is met “met camera controle alles, onopvallend alles, motoren” en “openstaande dingen alles” en
  • Op 8 februari 2015 omstreeks 13.29 uur een sms gestuurd naar telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [A] met de volgende inhoud: “Niet komen. Ze willen je vasthouden. Wachten tot ik sms” en
  • Op 7 februari 2015 omstreeks 15.20 uur in een telefoongesprek met telefoonnummer [telefoonnummer] [A] aan genoemde [A] doorgegeven dat hij gesignaleerd staat in verband met zijn ex.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Telkens: opzettelijke schending van een ambtsgeheim.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van het vijfde gedachtestreepje op de tenlastelegging
De raadsvrouw is van mening dat verdachte weliswaar wist dat hij de hier opgenomen informatie niet mocht delen, maar dat verdachte een beroep op psychische overmacht toekomt. Verdachte stelt zijn collega’s te hebben geholpen door zijn neef te bewegen om naar het politiebureau te komen voor een verhoor. Hij stelt dat hem daarbij te kennen was gegeven dat zijn neef slechts verhoord zou worden en niet in verzekering zou worden gesteld. Toen later bleek dat men wel voornemens was zijn neef in verzekering te stellen en vast te houden, moest verdachte kiezen tussen twee kwaden: of zijn neef op de hoogte stellen of niets doen, in welk geval zijn neef zou denken dat hij, verdachte, hem onder valse voorwendsels naar het bureau had gelokt. In dat laatste geval vreesde verdachte voor zijn eigen veiligheid. Ook de psychische toestand van verdachte was op dat moment niet stabiel. Er was sprake van een van buiten komende drang waaraan verdachte geen weerstand kon en hoefde te bieden. Verdachte dient ten aanzien van dit onderdeel te worden ontslagen van rechtsvervolging, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank is van oordeel dat het gegeven dat de politie voornemens was de neef van verdachte in verzekering te stellen, voor verdachte geen plausibele reden kan zijn geweest om informatie, die verdachte uit hoofde van zijn functie bekend was, aan die neef door te geven. De omstandigheden, zoals door de raadsvrouw genoemd, kunnen weliswaar van invloed zijn geweest op de gemoedstoestand van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde, maar van een van buiten komende druk waaraan verdachte geen weerstand kon en hoefde te bieden is geen sprake. Verdachte heeft zelf de keuze gemaakt om een familielid te helpen en heeft daarmee zijn geheimhoudingsplicht geschonden. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door de officier van justitie onder het eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde bewezen geachte uitlatingen zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 2.000,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 30 dagen, alsmede tot een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de omstandigheden waarin verdachte zich bevindt. Deze zijn verweven met de zaak en dienen zwaar mee te wegen bij een mogelijke strafoplegging. Daarbij is het niet aannemelijk dat verdachte ooit nog werkzaam zal zijn als politieagent. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank dan ook om een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op verschillende momenten schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim. Verdachte heeft hiermee de integriteit van het overheidsapparaat geschonden. De rechtbank rekent dit verdachte aan. In het voordeel van verdachte weegt mee dat uit een hem betreffende uittreksel van de justitiële documentatie van 26 augustus 2016 is gebleken dat hij een blanco strafblad heeft.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank ook kennis genomen van het de verdachte betreffend reclasseringsadvies van 30 maart 2016, opgesteld door M.A.G. Holtermans, reclasseringswerker. Verdachte is gediagnosticeerd met PTSS en depressieve klachten. Deze hebben vermoedelijk een rol gespeeld in onderhavige delictsituatie. De psychische problematiek van verdachte komt als meest criminogene en delictgerelateerde factor naar voren. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag, omdat verdachte arbeidsongeschikt is verklaard en hij de nodige hulpverlening krijgt.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een geldboete opleggen van na te noemen hoogte. Deze geldboete is iets lager dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de financiële draagkracht van verdachte. Gelet op de financiële positie van verdachte zal de rechtbank voorts bepalen dat verdachte de op te leggen geldboete in termijnen kan voldoen. Gelet op het gegeven dat verdachte inmiddels niet meer werkzaam is als politieagent, ziet de rechtbank geen meerwaarde in het daarnaast nog opleggen van een voorwaardelijke straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 57 en 272 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Partiële vrijspraak
Verklaart het onder het derde en vierde gedachtestreepje ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder het eerste, tweede, vijfde en zesde gedachtestreepje ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
Telkens: Opzettelijke schending van een ambtsgeheim
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 1.500,-(zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 25 dagen.
Bepaalt dat de geldboete in tien maandelijkse termijnen van elk € 150,- (zegge: honderdvijftig euro) mag worden voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. C.A.M. van Straalen en M.S. Mehilal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging, zoals gewijzigd ter terechtzitting van 27 september 2016.
hij in of omstreeks de periode van 9 december 2014 tot en met 8 februari 2015 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, (telkens) een geheim waarvan hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep,te weten (telkens) als politieambtenaar werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, verplicht was te bewaren, (telkens) opzettelijk heeft geschonden, door (telkens) informatie die hem uit hoofde van zijn functie bekend was en/of die hij had opgezocht in het
geautomatiseerde systeem van de politie (BVI-IB) (vervolgens) (telkens) te delen met een persoon genaamd [A] , immers heeft hij, verdachte:
- op 9 januari 2015 (omstreeks 13.37 uur) een sms gestuurd naar telefoonnummer [telefoonnummer] (in gebruik bij [A] ) met de volgende inhoud: "Bel me ff. Ga zo werken. Word warm in 033 vanavond." en/of
- op 9 januari 2015 (omstreeks 14.11 uur) in een telefoongesprek met telefoonnummer [telefoonnummer] met (vermoedelijk) [A] (op initiatief van genoemde [A] ) genoemde [A] medegedeeld/gewaarschuwd dat er die avond een grote politiecontrole is met "met camera controle alles, onopvallend alles, motoren" en " openstaande dingen alles" en "bekende namen" en/of
- op 10 januari 2015 (omstreeks 16.01 uur) in een telefoongesprek telefoonnummer [telefoonnummer] met (vermoedelijk) [A] (op initiatief van hem, verdachte) aan genoemde [A] gevraagd "zegt de naam [B] of [B] zegt dat jou wat" en "Gozer uit 76 een beetje junk geval, hij woont in Rotterdam nu" en/of
- op 13 januari 2015 (omstreeks 15.17 uur) een sms gestuurd naar telefoonnummer [telefoonnummer] (in gebruik bij [A] ) met (onder andere) de volgende inhoud: "Je hoeft je geen zorgen te maken . Er loopt dus niks anders." en/of
- Op 8 februari 2015 (omstreeks 13.29 uur) een sms gestuurd naar telefoonnummer [telefoonnummer] (in gebruik bij [A] ) met de volgende inhoud: "Niet komen. Ze willen je vasthouden. Wachten tot ik sms." en/of
- op 7 februari 2015 (omstreeks 15.20 uur) in een telefoongesprek met telefoonnummer [telefoonnummer] (vermoedelijk) [A] (op initiatief van hem, verdachte) aan genoemde [A] doorgegeven dat hij gesignaleerd staat in verband met zijn ex.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pag. 41 (bijlage 1: overzicht gesprekken m.b.t. nummer [telefoonnummer] [verdachte] )
3.Pag. 42 (bijlage 1: overzicht gesprekken m.b.t. nummer [telefoonnummer] [verdachte] )
4.Pag. 1 (proces-verbaal van bevindingen met nummer 20160923.1430.BEV van 23 september 2016)
5.Pag. 2 (proces-verbaal van bevindingen met nummer 20160923.1430.BEV van 23 september 2016)
6.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 27 september 2016
7.Pag. 54 (onderdeel van bijlage 2 bij het proces-verbaal van verhoor van verdachte): Tapgesprekken mbt artikel 272 lid 1 WvSr gespreksnr. 1270)
8.Pag. 53 (onderdeel van bijlage 2 bij het proces-verbaal van verhoor verdachte): Tapgesprekken mbt artikel 272 lid 1 WvSr, gespreksnummer 1162)
9.Zie noot 6.