ECLI:NL:RBMNE:2016:5369

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2016
Publicatiedatum
7 oktober 2016
Zaaknummer
UTR 14/6786
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag precariobelasting en contractuele afspraken tussen netbeheerder en gemeente

In deze zaak gaat het om een aanslag precariobelasting die door de heffingsambtenaar van de gemeente Renswoude aan Stedin Netbeheer B.V. is opgelegd voor het jaar 2014. Eiseres, Stedin Netbeheer B.V., is aangewezen als netbeheerder en stelt dat er contractuele afspraken zijn die de heffing van precariobelasting in de weg staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen rechtstreeks beroep kan doen op de Kabellegregeling en de exploitatieovereenkomst, omdat zij niet de rechtsopvolger is van het geïntegreerde energiedistributiebedrijf NV REMU, waarin ook Gasbedrijf Centraal Nederland N.V. (GCN) is opgegaan. De rechtbank oordeelt dat de door eiseres overgelegde overeenkomst van cessie, waarbij Stedin Netten Utrecht (SNU) haar vorderingsrechten overdraagt aan eiseres, niet tot een ander oordeel leidt. De rechtbank concludeert dat de precariobelasting niet van SNU wordt geheven, waardoor het vorderingsrecht niet kan worden overgedragen. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiseres zich niet kan beroepen op de inhoud van de overeenkomsten en dat de heffingsambtenaar terecht de aanslag precariobelasting heeft opgelegd. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 14/6786

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 september 2016 in de zaak tussen

Stedin Netbeheer B.V., te Rotterdam, eiseres
(gemachtigde: mr. W.J. van Aalst),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Renswoude, verweerder
(gemachtigde: mr. R.P.M.M. Mols en A. van de Kamp)

Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres voor het jaar 2014 een aanslag precariobelasting opgelegd van € 173.946,-.
Bij uitspraak op bezwaar van 10 november 2014 (de bestreden uitspraak op bezwaar)) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2016. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Op 24 januari 1996 is tussen de gemeente Renswoude en de N.V. Regionale Energiemaatschappij Utrecht (REMU) een regeling (de zogenoemde Kabellegregeling) getroffen voor het aanbrengen, hebben, houden, gebruiken, onderhouden, wijzigen en verwijderen van elektriciteitskabels, telecommunicatiekabels en verdere apparatuur en voorzieningen, behorende tot het elektriciteits- en telecommunicatienet van REMU in de gemeente Renswoude.
In die regeling zijn partijen onder meer overeengekomen dat de gemeente ook in de toekomst geen recognities, retributies of vergoedingen zal vorderen voor activiteiten van REMU ten behoeve van haar elektriciteits- en telecommunicatienet en de elektriciteitsvoorziening.
2. Op 20 december 1989 is tussen de gemeente Renswoude en de naamloze vennootschap “Gasbedrijf Centraal Nederland N.V.” (GCN) een zogenoemde Exploitatieovereenkomst gesloten, waarbij de gemeente zich onder meer verbindt van GCN geen retributies te heffen voor het hebben van voorwerpen in, op of boven voor de openbare dienst bestemde grond en geen recognities te vorderen voor zodanig gebruik van eigendommen van de gemeente.
3. Eiseres heeft gesteld dat verweerder ook jegens haar aan de bepalingen van de beide hiervoor genoemde overeenkomsten is gebonden en daarom niet bevoegd is om precariobelasting van haar te heffen. Eiseres heeft daartoe aangevoerd dat dit voortvloeit uit de verhouding tussen de neteigenaar/contractant en netbeheerder ingevolge het systeem van de Elektriciteitswet en de Gaswet. Eiseres exploiteert als economisch eigenaar de netten en dus ook alle overeenkomsten. Ondanks het feit dat de overeenkomsten niet juridisch aan haar zijn overgedragen, kan eiseres als belanghebbende daar wel een beroep op doen.
4. In geschil is derhalve of verweerder bevoegd is de onderhavige aanslag op te leggen. De rechtbank dient daarbij allereerst de vraag te beantwoorden of verweerder jegens eiseres gebonden is aan de beide overeenkomsten.
5. Ingevolge artikel 2 van de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting ter zake van buizen, kabels, draden of leidingen 2014 van de gemeente Renswoude (verder: de Verordening) wordt onder de naam precariobelasting een directe belasting geheven ter zake van het hebben van buizen, kabels, draden of leidingen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Verordening wordt ter zake van buizen, kabels, draden of leidingen ter zake waarvan op grond van de Gaswet of de Elektriciteitswet een netbeheerder is aangewezen, de precariobelasting geheven van de door de minister aangewezen netbeheerder.
6. Gelet op deze bepalingen van de Verordening en in aanmerking nemende dat eiseres in de gemeente Renswoude is aangewezen als netbeheerder, stelt de rechtbank vast dat door verweerder in beginsel van eiseres precariobelasting mag worden geheven voor het gas- en elektriciteitsnetwerk dat is gelegen in de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.
7. De vraag die vervolgens voorligt is of er sprake is van contractuele afspraken op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat die de heffing van precariobelasting in de weg staan. De rechtbank stelt in dat verband vast dat, zoals ook door eiseres zelf is gesteld, niet eiseres, maar de naamloze vennootschap N.V. Stedin Netten Utrecht (SNU) de rechtsopvolger is van het (geïntegreerde) energiedistributiebedrijf N.V. REMU, waarin ook GCN is opgegaan. Gelet daarop kan eiseres geen rechtstreeks beroep doen op de aan genoemde overeenkomsten te ontlenen rechten.
8.1.
In beginsel kan een uit een overeenkomst voortvloeiend recht alleen worden uitgeoefend tegenover degene(n) die partij was (waren) bij de overeenkomst. Een uit een overeenkomst voortvloeiend recht kan in het algemeen niet geldend worden gemaakt tegenover een derde, iemand die geen partij was bij de overeenkomst.
De rechtbank stelt vast dat eiseres en SNU twee verschillende rechtspersonen zijn. Vereenzelviging van rechtspersonen kan slechts in uitzonderlijke gevallen gerechtvaardigd worden geacht (zie onder meer de uitspraak van de Hoge Raad van 13 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7480). Zodanige omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank niet gesteld. Ook van een derdenbeding is geen sprake.
8.2
In beroep heeft eiseres nog een overeenkomst van cessie overgelegd, waarbij SNU haar vorderingsrechten jegens de gemeente inzake het verbod op precariobelasting overdraagt aan eiseres. Daarmee stelt eiseres dat zij (alsnog) een vorderingsrecht jegens verweerder heeft. Nog daargelaten de vraag of verweerder daarvoor geen toestemming had moeten geven, stelt de rechtbank vast dat daarmee slechts het vorderingsrecht van SNU om niet te worden aangeslagen voor precariobelasting wordt overgedragen. Maar omdat de precariobelasting niet wordt geheven van SNU, kan zij dit vorderingsrecht ook niet overdragen. Dat aan de overeenkomst van cessie terugwerkende kracht is gegeven tot 1 januari 2014, doet daaraan niet af.
8.3
Dat eiseres materieel belanghebbende is bij de genoemde overeenkomsten moge zo zijn, maar dat betekent niet dat zij zich ook kan beroepen op de inhoud van die bepalingen als ware zij zelf partij bij die overeenkomst.
8.4
Eiseres heeft ten slotte geen feiten of omstandigheden gesteld die maken dat verweerder in strijd met zijn Verordening handelt indien hij precariobelasting heft van eiseres, een derde die geen partij bij de genoemde overeenkomsten is. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat verweerder overigens handelt in strijd met enig bestuursrechtelijk beginsel door precariobelasting van haar te heffen.
8.5
Het voorgaande leidt ertoe dat eiseres zich niet kan beroepen op de inhoud van beide overeenkomsten, wat daarvan verder ook zij. Verweerder heeft dus terecht een aanslag voor precariobelasting opgelegd.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Veenendaal, voorzitter, en mr. N.M. Spelt en
mr. E.C. Matiasen, leden, in aanwezigheid van W.B. Lakeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.