ECLI:NL:RBMNE:2016:5367
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter in voorlopige voogdijzaak
Op 22 september 2016 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. L.P. de Haas, de behandelend rechter in een zaak betreffende voorlopige voogdij. Deze hoofdzaak, met zaaknummer C/16/423102 / FL RK 16-1860, betreft een beschikking van 13 september 2016 waarbij de rechter de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland belastte met de voorlopige voogdij over een ongeboren kind. Verzoeker, de vader van de moeder van het ongeboren kind, was van mening dat de rechter de beschikking had genomen zonder de belanghebbenden, waaronder hijzelf, te horen. Hij stelde dat de rechter het conceptrapport van de Raad voor de Kinderbescherming ten onrechte als definitief had aangemerkt en dat hij niet als belanghebbende was aangemerkt.
Het wrakingsverzoek werd op 27 september 2016 behandeld door de wrakingskamer, waarbij de gewraakte rechter en andere belanghebbenden niet aanwezig waren. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden voor wraking niet ontvankelijk waren, omdat verzoeker zijn bezwaren pas na de beschikking had ingediend. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/423102 / FL RK 16-1860 moest worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
De beslissing van de wrakingskamer werd openbaar uitgesproken op 7 oktober 2016, waarbij het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk werd verklaard. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.