ECLI:NL:RBMNE:2016:5360

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2016
Publicatiedatum
7 oktober 2016
Zaaknummer
16.659093-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tbs met dwangverpleging opgelegd na poging tot zware mishandeling en poging tot doodslag

Op 7 oktober 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zich schuldig had gemaakt aan meerdere gewelddadige feiten, waaronder poging tot doodslag en zware mishandeling. De verdachte, die in februari 2016 in Nieuwegein een automobilist met een breekijzer aanviel, werd door deskundigen als ontoerekeningsvatbaar beschouwd vanwege een psychische stoornis. De rechtbank volgde dit advies en oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was voor zijn daden. Echter, gezien de ernst van zijn geestelijke stoornis en het risico op herhaling, werd de maatregel van tbs met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank oordeelde dat intensieve behandeling noodzakelijk was om de kans op toekomstige delicten te verkleinen. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, maar de tbs-maatregel werd opgelegd om de veiligheid van de samenleving te waarborgen. De uitspraak benadrukt de balans tussen strafrechtelijke aansprakelijkheid en de noodzaak van behandeling voor geestelijke gezondheidsproblemen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659093-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 oktober 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren [1969] te [geboorteplaats] (Suriname),
ingeschreven te [woonplaats] ,
thans verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 mei 2016, 1 juli 2016 en 23 september 2016, op welke data de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Zeilstra en van datgene wat door verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 01 februari 2016 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [brigadier] (brigadier van politie Eenheid Midden-Nederland) van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) die [brigadier] met een breekijzer/koevoet, althans met een hard en/of puntig voorwerp op/tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 01 februari 2016 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [brigadier] (brigadier van politie Eenheid Midden-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) met een breekijzer/koevoet, althans een hard en/of puntig voorwerp op/tegen het hoofd van die [brigadier] , althans het lichaam, heeft geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 01 februari 2016 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [brigadier] en/of [verbailisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] en/of [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] en/of [verbalisant 7] werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten (telkens) als brigadier, hoofdagent of agent van politie, Eenheid Midden-Nederland, door
- (met kracht) met een breekijzer/koevoet, althans met een hard en/of puntig voorwerp, die [brigadier] tegen zijn hoofd, althans tegen zijn lichaam te slaan en/of
- (meermalen) zijn, verdachtes, arm(en) en/of lichaam (met kracht) te bewegen in een richting tegengesteld in die waarin die verbalisanten hem, verdachte, wilde brengen en bewegen, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een bult aan de rechterzijde van het hoofd en een snee in de linkerelleboog bij die [brigadier] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 01 februari 2016 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
- een voorruit, behorende bij een Renault Clio (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 1] en/of
- een voorruit en/of een koplamp, behorende bij een Volkswagen Golf (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 2] en/of
- een zijruit, behorende bij een Renault Megane Scenic (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 3] en/of
- een achterruit, behorende bij een Mitsubishi ASX (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 4] en/of
- een achterruit, behorende bij een Peugeot 3008 (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 5] en/of
- een achterruit, behorende bij een Seat Leon (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 6] en/of
- een voorruit, behorende bij een Honda Insight (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 7] en/of
- een voorruit, behorende bij een Mitsubishi Outlander (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 8] en/of [benadeelde 9] en/of
- een ruit en/of een bumper en/of een kentekenplaat en/of de rechter achterzijde, behorende bij een BMW (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 10] en/of
- een voorruit, behorende bij een Volkswagen Polo (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan de politie Utrecht en/of
- een voorruit, behorende bij een Opel Movano (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 11] en/of
- een achterruit, behorende bij een Ford Mondeo (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 12] en/of
- een ruit naast de voordeur van de woning gelegen aan de [adres] , geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] en/of [benadeelde 9] en/of
- een ruit van de woning gelegen aan de [adres] , geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 13] ,

in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

4.
primair
hij op of omstreeks 01 februari 2016 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 10] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) (met) een breekijzer/koevoet, althans met een hard en/of puntig voorwerp, heeft geslagen/gebracht in richting van het hoofd, althans in de richting van het lichaam van die (zich in een auto) bevindende) [benadeelde 10] , zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 01 februari 2016 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [benadeelde 10] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (nadat hij, verdachte, opzettelijk met zijn auto tegen de auto van die [benadeelde 10] aan is gereden) aan die [benadeelde 10] een breekijzer/koevoet, althans een hard en/of puntig voorwerp getoond en (vervolgens) (met) dat voorwerp in de richting van het hoofd, althans in de richting van het lichaam van die [benadeelde 10] heeft geslagen/gebracht;

3.DE VOORVRAGEN

De raadsman heeft ter zitting het verweer gevoerd dat de dagvaarding wat betreft het onder twee ten laste gelegde nietig is. Het ten laste gelegde ziet zowel op het contact tussen verbalisant [benadeelde 14] en verdachte op het arrestantencomplex te Houten als op het contact tussen de overige in de tenlastelegging genoemde verbalisanten en verdachte voorafgaand aan en bij de aanhouding van verdachte te Nieuwegein, zodat niet duidelijk voor verdachte is wat de officier van justitie hem verwijt.
De rechtbank is van oordeel dat nu de officier van justitie ter zitting gevorderd heeft de tenlastelegging ten aanzien van dit gedeelte te wijzigen (in die zin dat de wederspannigheid ten aanzien van [benadeelde 14] komt te vervallen) en de rechtbank deze wijziging toegelaten heeft, dit verweer onbesproken kan blijven. Daarbij merkt de rechtbank op dat tijdens de behandeling ter terechtzitting beide voorvallen met verdachte besproken zijn en verdachte er op geen enkel moment blijk van gegeven heeft niet te begrijpen om welke gebeurtenissen het ging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig het aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir gevorderd de onder 1 primair ten laste gelegde poging doodslag, de onder 2 ten laste gelegde wederspannigheid met letsel als gevolg, de onder 3 ten laste gelegde vernielingen en de onder 4 primair ten laste gelegde poging zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde pleitnota vrijspraak bepleit van het onder 1 en 4 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet is vast te stellen dat verdachte geslagen heeft met een breekijzer en dat er geen sprake is van voorwaardelijk opzet. Dit laatste vanwege het ontbreken van de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel en de bewuste aanvaarding daarvan door verdachte.
Ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde heeft de raadsman (eveneens) aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op het intreden van lichamelijk letsel. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat het enkel tonen van een breekijzer onvoldoende is voor de bewezenverklaring van een bedreiging.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Op 1 februari 2016 doet [brigadier] aangifte [2] . Tevens maakt hij een proces-verbaal van bevindingen op waarin hij onder meer het navolgende relateerde:
…”Na een aantal minuten zagen wij genoemde [verdachte] lopen. (…) Ik zag dat hij in zijn rechterhand een breekijzer vasthield. (…) Ik zag dat [verdachte] direct op ons reageerde. Ik zag dat [verdachte] met een versnelde pas richting de auto kwam gelopen. (…) Ik zag dat [verdachte] direct met het breekijzer aan de bestuurderszijde op het voorraam van de auto sloeg. [3] (…) Ik ben direct uit de auto gestapt. (…) Ik zag dat [verdachte] een bepaalde waas voor zich had. (…) Ik zag dat [verdachte] nog altijd het breekijzer in zijn handen had. (…) Ik raakte vervolgens met [verdachte] in gevecht. (…) Ik zag dat [verdachte] mij meerdere malen sloeg met de gekromde zijde van dat breekijzer. (…) Ik ben zeker 3 tot 4 keer door [verdachte] geslagen met dit breekijzer. Ik voelde dat ik minimaal 2 keer werd geraakt door dit breekijzer. [4] (…) Tevens voelde ik dat ik op mijn hoofd werd geslagen. (…) Ik voelde bij beide slagen pijn. (…) Nadat [verdachte] was aangehouden, voelde ik bovenop mijn hoofd aan de rechterzijde een dikke bult.” [5]
Verbalisant [verbalisant 6] relateert onder meer het navolgende:
…”Ik zag toen dat de man meerdere malen trachtte collega [brigadier] te raken met het breekijzer en hem ook een aantal malen daadwerkelijk raakte. Ik zag dat de man grote armbewegingen maakte en dus kennelijk opzettelijk met grote kracht collega [brigadier] raakte en trachtte te raken.” [6]
Verbalisant [verbalisant 4] relateert onder meer het navolgende:
…”Ik zag dat [verdachte] omdraaide en [brigadier] met zijn breekijzer tweemaal op het hoofd sloeg. Ik zag dat [verdachte] dit met kracht deed, kennelijk om [brigadier] ernstig letsel toe te brengen.” [7]
Op 12 februari 2016 relateert verbalisant [verbalisant 8] naar aanleiding van het uitkijken van camerabeelden opgeslagen op een cd-rom in het bestand met de naam “dumpertnl” het navolgende:
…”Toen de persoon zich weer terugdraaide, zag ik dat deze beide armen half omhoog hief, waardoor ik kon zien dat de persoon een langwerpig smal voorwerp in de rechterhand vasthield. (…) Op het moment dat de agent voor de persoon stond, zag ik dat de persoon één keer de rechterhand snel in de richting van het hoofd of bovenlichaam van de agent bewoog. (…) Net toen de agent weer overeind was gekomen, zag ik dat de persoon nog in ieder geval drie keer de rechterhand snel in de richting van het hoofd en/of bovenlichaam van de agent bewoog. Bij één van deze klappen zag ik dat de persoon nog steeds een langwerpig smal voorwerp in de rechterhand vasthield.” [8]
De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande bewijsmiddelen voldoende blijkt dat verdachte met een breekijzer tegen het hoofd van brigadier [brigadier] heeft geslagen. De verklaring van [brigadier] wordt ondersteund door de verklaringen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 4] , als ook door het relaas van verbalisant [verbalisant 8] opgemaakt naar aanleiding van het uitkijken van de camerabeelden. Hij relateert immers dat hij een langwerpig smal voorwerp in de rechterhand van verdachte waarneemt waarmee verdachte slaat.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door met de gekromde kant van een breekijzer tegen het hoofd van [brigadier] te slaan bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op het mogelijk intreden van de dood bij [brigadier] . Immers het meermalen met kracht met de gekromde kant van een breekijzer op het hoofd -een kwetsbaar onderdeel van het lichaam – slaan doet de aanmerkelijke kans ontstaan op het door het slachtoffer oplopen van letsel dat de dood kan veroorzaken. Bij verdachte is sprake geweest van een explosie van ongeremd geweld met een breekijzer gericht tegen goederen en personen. Deel daarvan maakte uit een reeks van gewelddadige handelingen van verdachte jegens [brigadier] , waardoor [brigadier] genoodzaakt was zijn vuurwapen te trekken en te richten op verdachte. Verdachte ging desondanks door met het meerdere malen slaan met het breekijzer tegen het hoofd en het lichaam van [brigadier] . Uit het een en het ander leidt de rechtbank af dat verdachte de aanmerkelijke kans dat [brigadier] dodelijk letsel zou oplopen ook bewust heeft aanvaard. Dat [brigadier] nauwelijks letsel op heeft gelopen, doet daar niet aan af.
De rechtbank zal dit handelen van verdachte dan ook kwalificeren als een poging doodslag en daarmee is het onder 1 primair wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde gelet op het proces-verbaal van bevindingen van [brigadier] [9] , het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 9] [10] , het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] [11] en het proces-verbaal van bevindingen van [verbailisant 1] [12] wettig en overtuigend bewezen is.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde gelet op de aangiften namens [benadeelde 1] [13] , namens [benadeelde 2] [14] , van [benadeelde 3] [15] , [benadeelde 4] [16] , [benadeelde 5] [17] , [benadeelde 6] [18] , [benadeelde 7] [19] , namens [benadeelde 8] [20] , van [benadeelde 10] [21] , namens Politie Utrecht [22] , van [benadeelde 11] [23] , [benadeelde 12] [24] , [benadeelde 13] [25] en de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting op 23 september 2016 [26] wettig en overtuigend bewezen is.
Ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde
Op 2 februari 2016 doet [benadeelde 10] aangifte. Hij verklaart onder meer:
…”Op 1 februari 2016 bevond ik mij tussen 14.30 en 14.45 uur in mijn auto op de Sperwerlaan te Nieuwegein. Ik reed zelf in een personenauto (…) [27] Ik zag dat de bestuurder in zijn camouflagepak uitstapte en dat hij een koevoet in zijn hand hield. (…) Ik zag echter dat de man het linker voorportier van mijn auto opentrok met zijn rechterhand die ik probeerde angstvallig tegen te houden. Ik zag dat hij met zijn linkerhand waarin hij de koevoet had het portierraam van het linkervoorportier van mijn auto insloeg. [28] Ik voelde wel dat er veel glas splinters over mij heen kwamen van de vernielde ruit (…)” [29]
Ter zitting van 23 september 2016 heeft verdachte bekend de ruit ingeslagen te hebben terwijl de heer [benadeelde 10] er achter zat. [30]
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door met een koevoet de linker voorruit van de auto van [benadeelde 10] in te slaan, terwijl [benadeelde 10] direct achter dit raam zat, voorwaardelijk opzet heeft gehad op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij de heer [benadeelde 10] . In de eerste plaats heeft verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat hij [benadeelde 10] met het breekijzer zou raken en dat [benadeelde 10] daarbij zo geraakt zou worden dat hij als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Bij verdachte is zoals hiervoor al gezegd sprake geweest van een explosie van ongeremd geweld met een breekijzer gericht tegen goederen en personen. Deel daarvan maakte uit het meermalen slaan met dat breekijzer tegen de auto van het slachtoffer, terwijl het slachtoffer in de auto zat. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte de aanmerkelijk kans dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen ook aanvaard heeft.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
primair
hij op 01 februari 2016 te Nieuwegein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [brigadier] (brigadier van politie Eenheid Midden-Nederland) van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) die [brigadier] met een breekijzer, tegen het hoofd, heeft geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
2.
hij op 01 februari 2016 te Nieuwegein, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [brigadier] en [verbailisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en [verbalisant 4] en [verbalisant 5] en [verbalisant 6] en [verbalisant 7] werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten (telkens) als brigadier, hoofdagent of agent van politie, Eenheid Midden-Nederland, door
- (met kracht) met een breekijzer, die [brigadier] tegen zijn hoofd en tegen zijn lichaam, te slaan en
- (meermalen) zijn, verdachtes, arm(en) te bewegen in een richting tegengesteld aan die waarin die verbalisanten hem, verdachte, wilde brengen en bewegen, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een bult aan de rechterzijde van het hoofd en een snee in de linker elleboog bij die [brigadier] ten gevolge heeft gehad.
3.
hij op 01 februari 2016 te Nieuwegein, opzettelijk en wederrechtelijk
- een voorruit, behorende bij een Renault Clio (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 1] en
- een voorruit en een koplamp, behorende bij een Volkswagen Golf (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 2] en
- een zijruit, behorende bij een Renault Megane Scenic (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 3] en
- een achterruit, behorende bij een Mitsubishi ASX (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 4] en
- een achterruit, behorende bij een Peugeot 3008 (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 5] en
- een achterruit, behorende bij een Seat Leon (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 6] en
- een voorruit, behorende bij een Honda Insight (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 7] en
- een voorruit, behorende bij een Mitsubishi Outlander (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 8] en [benadeelde 9] en
- een ruit en een bumper en een kentekenplaat en de rechter achterzijde, behorende bij een BMW (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 10] en
- een voorruit, behorende bij een Volkswagen Polo (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan de politie Utrecht en
- een voorruit, behorende bij een Opel Movano (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 11] en
- een achterruit, behorende bij een Ford Mondeo (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 12] en
- een ruit naast de voordeur van de woning gelegen aan de [adres] , toebehorende aan [benadeelde 8] en [benadeelde 9] en
- een ruit van de woning gelegen aan de [adres] , toebehorende aan [benadeelde 13] ,

heeft vernield of beschadigd.

4.
primair
hij op of omstreeks 01 februari 2016 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 10] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) (met) een breekijzer/koevoet, althans met een hard en/of puntig voorwerp, heeft geslagen/gebracht in richting van het hoofd, althans in de richting van het lichaam van die (zich in een auto) bevindende) [benadeelde 10] , zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 1 primair en onder 2:
Eendaadse samenloop van
Poging tot doodslag en wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
En voorts onder 2:
Wederspannigheid, meermalen gepleegd.
Onder 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd.
en
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.
Onder 4 primair:
Poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE

De bewezen verklaarde feiten zijn strafbaar nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van diverse pro justitia rapportages en hetgeen ter zitting van 23 september 2016 naar voren is gekomen.
Uit de pro justitia rapportage van 25 april 2016 opgemaakt door mr. drs. J.P. Meesters, psychiater, blijkt dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een schizo-affectieve stoornis en tevens van een cocaïne afhankelijkheid in vroeg volledige remissie. Ten tijde van het ten laste gelegde was ook sprake van een manisch-psychotische decompensatie in het kader van deze stoornis. Er waren paranoïde en grootheidswanen, (opdracht gevende)geluidshallucinaties en verdachte was ontremd en gedesorganiseerd. Verdachte meende een verdacht voertuig te zien waarbij hij dacht dat de bestuurder gerelateerd was aan ISIS. Vanuit deze waangedachtes heeft verdachte vervolgens gehandeld. Psychiater Meesters concludeert dat het handelen en denken van verdachte in de periode rondom het ten laste gelegde geheel bepaald werd door zijn psychotische en inadequate gedachtewereld waarbij er ook sprake van een manische ontremming. Verdachte dient daarom volledig ontoerekeningsvatbaar geacht te worden.
Uit de pro justitia rapportage van 21 april 2016 opgemaakt door drs. J.P.M. van der Leeuw, psycholoog, volgt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Verdachte heeft een schizo-affectieve stoornis (bipolaire type) en er is sprake van misbruik dan wel afhankelijkheid van cannabis en/of cocaïne (al dan niet in remissie). Deze ziekelijke stoornissen waren volgens de psycholoog Van der Leeuw ook aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt verdachte ontoerekeningsvatbaar te achten.
Ook dr. D.J. Vinkers, psychiater, komt in zijn rapport d.d. 8 juli 2016 tot de slotsom dat verdachte lijdt aan een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type met afhankelijkheid van cannabis en cocaïne. Ten tijde van het tenlastegelegde was verdachte psychotisch en zijn handelen werd volledig bepaald door de aanwezige psychotische symptomen. De deskundige is van oordeel dat verdachte ontoerekeningsvatbaar te achten is.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. Zij stelt vast dat bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De rechtbank acht daarnaast verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde ontoerekeningsvatbaar en zal verdachte derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging.

9.OPLEGGING VAN MAATREGEL

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten ter beschikking wordt gesteld (TBS) met verpleging van overheidswege.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen maatregel betoogd dat een TBS-maatregel als ultimum remedium opgelegd dient te worden en dit niet aan de orde is omdat er nog minder vergaande alternatieven zijn. De raadsman heeft een maatregel ex artikel 37 Sr bepleit en subsidiair verzocht om onderzoek in het Pieter Baan Centrum (PBC) te laten doen naar de mogelijkheid van het opleggen van TBS met voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij het opleggen van een maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de hiervoor onder 8 genoemde rapporten van psychiater Meesters en psycholoog Van der Leeuw. Volgens mr. drs. J.P. Meesters heeft verdachte een gebrek aan ziekte-inzicht en is hij soms gestopt met medicatie tegen het advies van zijn behandelaars in. Bij verdachte verlopen manisch-psychotische decompensaties in het kader van zijn stoornis met gevaar voor plegen van delicten in een korte tijdsperiode van weken, zelfs met een intensief ambulant zorgkader. Gezien verdachtes voorgeschiedenis van delicten en de thans tenlastegelegde feiten is sprake van vergroting van het risico van geweldsescalatie. Het herhalingsrisico van delicten als de tenlastegelegde delicten gedreven vanuit psychotische belevingen en doorgezet vanuit een manische ontremming is zonder passende maatregelen groot te noemen. De deskundige adviseert langdurige en intensieve zorg; de intensieve ambulante zorg heeft niet voorkomen dat verdachte in een stressvolle periode binnen korte tijd decompenseerde. Zij geeft de rechtbank in overweging om de maatregel van TBS op te leggen.
Psycholoog De Leeuw heeft in zijn rapport van 21 april 2016 geadviseerd om de TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen. In zijn aanvullende rapportage van 19 juli 2016 heeft hij dit advies herhaald. Drs. Van der Leeuw heeft benadrukt dat de psychiatrische stoornis van verdachte langdurig, chronisch en ernstig van aard is. Vanuit forensisch psychologisch perspectief is deze stoornis telkens verantwoordelijk voor het grensoverschrijdende verdrag van verdachte. Daar komt bij dat dit gedrag in het verloop van de tijd steeds gewelddadiger is geworden. De psychische instabiliteit van verdachte verergert door middelengebruik. Ambulante behandelingen zijn ontoereikend gebleken en de drie eerdere plaatsingen in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis hebben ook recidive niet kunnen voorkomen. De psycholoog ziet dit en het gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht als een bevestiging dat een langdurige periode van behandeling vereist is. Omdat verdachte niet de noodzaak van een intensieve en langdurige behandeling inziet, zal TBS met voorwaarden niet kunnen slagen. Ook als verdachte wel bereid is mee te werken zal TBS met voorwaarden niet afdoende zijn, omdat het behandelaanbod bestaat uit een protocollair deel, dat veelal geen structurele verandering bewerkstelligt.
Ter zitting van 23 september 2016 heeft drs. Van der Leeuw aangegeven dat TBS met voorwaarden dan wel een ambulant kader bij verdachte niet zullen zorgen voor recidive vermindering.
Naast het voornoemde heeft de rechtbank eveneens kennis genomen van het rapport van dr. D.J. Vinkers van 8 juli 2016. Hij adviseert een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar. De psychiater komt tot dit oordeel vanwege zijn conclusie dat verdachte enig ziektebesef en –inzicht heeft. Ter zitting van 23 september 2016 heeft psychiater Vinkers herhaald dat het risico op herhaling voldoende beteugeld kan worden door een dergelijke plaatsing omdat verdachte medicatietrouw is en zijn psychoses niet altijd aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de inhoud van de rapporten waarin verdachtes psychische problematiek is beschreven, de ernst van de feiten en het gevaar voor geweldsrecidive, een terbeschikkingstelling noodzakelijk is, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen die maatregel eist. Met psychiater Meesters en psycholoog Van der Leeuw komt de rechtbank tot de conclusie dat het grensoverschrijdende gedrag dat verdachte vertoont gewelddadiger wordt en dat de drie eerdere plaatsingen in een psychiatrisch ziekenhuis niet afdoende zijn geweest om het strafbare grensoverschrijdende gedrag van verdachte te reduceren. Nu, zoals de rechtbank hiervoor al heeft vastgesteld onder 8 bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond en zowel het onder 1 primair als het onder 4 primair bewezenverklaarde een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld is ook aan de overige voorwaarden voor het opleggen van de maatregel genoemd in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht voldaan.
De rechtbank zal tevens bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd, omdat uit het voorgaande, in het bijzonder de geschetste ernst van de bij verdachte bestaande psychische problematiek en de omvang van het gevaar dat verdachte wederom ernstige geweldsdelicten pleegt, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen die verpleging eist.
De maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging doodslag en poging zware mishandeling. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het bepaalde in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht is het opleggen van de maatregel niet gegrond op de strafbaarstelling van artikel 181 van het Wetboek van Strafrecht.
Het door de raadsman voorwaardelijk gedane verzoek om TBS met voorwaarden te onderzoeken, wijst de rechtbank af gelet op de conclusies van mr. drs. Meesters en drs. Van der Leeuw als ook van Reclassering Nederland. Zowel psychiater Meesters als psycholoog Van der Leeuw benadrukken dat TBS met voorwaarden niet zal slagen bij verdachte en evenmin afdoende zal zijn vanwege de ernstige psychiatrische problematiek bij verdachte. Ook uit het reclasseringsadvies van 14 september 2016 volgt dat zij niet verwacht dat verdachte op langere termijn in staat zal zijn zich aan de voorwaarden te houden. Mevrouw C.S. Pruis heeft ter zitting van 23 september 2016 aangegeven dat de reclassering TBS met voorwaarden niet adviseert. Mede op grond van deze adviezen komt de rechtbank tot haar beslissing verdachte de maatregel TBS met dwangverpleging op te leggen. Het is dan ook niet noodzakelijk het door de raadsman verzochte onderzoek te laten verrichten

10.BESLAG

De rechtbank zal het inbeslaggenomen breekijzer beschouwen als een aan verdachte toebehorend voorwerp met behulp waarvan het onder het onder 1 primair, onder 2 (gedeeltelijk), onder 3 en 4 bewezenverklaarde is begaan, en als zodanig verbeurd verklaren
Gelet op het bepaalde in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht is het opleggen van de straf niet gegrond op de strafbaarstelling van artikel 181 van het Wetboek van Strafrecht.

11.DE BENADEELDE PARTIJEN

Voor aanvang van de terechtzitting hebben [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [brigadier] , [verbalisant 2] , [benadeelde 14] , [benadeelde 15] , [benadeelde 16] en [benadeelde 10] , zich als benadeelde partijen in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade worden door de benadeelde partijen begroot op:
Ten aanzien van feit 2;
- [verbalisant 3] € 500,00;
- [verbalisant 4] € 350,00;
- [brigadier] € 700,00;
- [benadeelde 14] € 1.000,00;
Ten aanzien van feit 3:
- [benadeelde 15] € 65,00;
- [benadeelde 16] € 150,00;
- [benadeelde 1] € 134,61;
- [benadeelde 10] € 3.937,21;
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen benadeelde partijen met uitzondering van de vordering van [benadeelde 14] . Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 10] heeft de officier van justitie aangegeven dat de vordering tot vergoeding van de schade aan de achterkant van de auto niet toegewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [brigadier] , [benadeelde 15] , [benadeelde 1] , [benadeelde 16] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De vorderingen van [benadeelde 10] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [benadeelde 14] en [verbalisant 2] dienen afgewezen te worden. De agenten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 9] zijn getraind voor dergelijke situaties en kunnen daarom geen vergoeding voor immateriële schade indienen. De vordering van [benadeelde 10] is onvoldoende onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 14]
De benadeelde partij [benadeelde 14] dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu geen verband bestaat tussen het onder 2 bewezenverklaarde en de door de benadeelde partij geleden schade.
Ten aanzien van de vorderingen van [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [brigadier] en [verbalisant 2]
[brigadier]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [brigadier] rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam vast komen te staan tot een bedrag van € 700,00.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is inclusief de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
[verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 2]
De rechtbank overweegt dat deze benadeelde partijen vergoeding van immateriële schade gevorderd hebben. Ingevolge artikel 6:106, lid 1 BW komt in de navolgende gevallen vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade in aanmerking:
a. a) wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen;
b) bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze;
c) bij aantasting van de nagedachtenis van de overledene.
De benadeelde partijen gronden hun vordering op de stelling psychische schade geleden te hebben door de bedreigende situatie waarin zij door toedoen van verdachte terechtgekomen zijn. Het gaat dan ook in de zin van bovengenoemde bepaling om ander nadeel dan vermogensschade door aantasting van de persoon op andere wijze. Een vordering tot vergoeding van immateriële schade die gebaseerd is op een ‘aantasting op andere wijze’ wegens geestelijk letsel is alleen toewijsbaar als er sprake is van een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychiatrische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Uit hetgeen de benadeelde partijen ter onderbouwing van hun vordering aangevoerd hebben valt niet een dergelijke psychiatrische beschadiging af te leiden terwijl benadeelde partijen de gelegenheid bieden hun vorderingen nader te onderbouwen op dit punt een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partijen [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 2] niet-ontvankelijk zijn in hun vordering en dat deze vorderingen slechts bij de burgerlijk rechter aangebracht kunnen worden.
Ten aanzien van feit 3
[benadeelde 15] , [benadeelde 16] en [benadeelde 1]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat deze benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden ten gevolge van het onder 3 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot bedragen van:
- [benadeelde 15] € 65,00;
- [benadeelde 16] € 150,00;
- [benadeelde 1] € 134,61;
vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partijen, die in die vorderingen ontvankelijk zijn, zijn toewijsbaar.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
[benadeelde 10]
De benadeelde partij [benadeelde 10] vordert vergoeding van door hem geleden materiele schade tot een bedrag van € 3.937,21. De schade bestaat uit kosten eigen risico reparatie autoruit, kosten opmaak schaderapport, schade aan de auto, inkomstenverlies en verlies op verkoopwaarde van de auto. De onderbouwing van de vordering maakt niet inzichtelijk welke schade reeds vergoed is en hoe de schade aan de auto zich verhoudt met het verlies op de verkoopwaarde van de auto. Het inkomstenverlies is vooralsnog onvoldoende onderbouwd met de schriftelijke opmerking dat de benadeelde partij twee dagen niet heeft kunnen werken, terwijl hij op basis van een nulurencontract werkzaam was. In dit stadium is evenmin vast te stellen dat de kosten die de benadeelde partij gemaakt heeft ter vaststelling van de schade redelijk zijn. De benadeelde partij in het kader van deze procedure de gelegenheid geven zijn vordering nader te onderbouwen levert echter een onevenredige belasting van het strafproces op. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

12.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 45, 55, 57, 180, 181, 287, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte
niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
Oplegging van maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Beslag
-verklaart verbeurd het inbeslaggenomen en niet teruggegeven breekijzer;
Benadeelde partijen
Ten aanzien van feit 1 en 2
[brigadier]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [brigadier] , wonende te Utrecht, van een bedrag van € 700, - (zegge: zevenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 1 februari 2016, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 700, - ten behoeve van het slachtoffer [brigadier] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [brigadier] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [brigadier] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
[verbalisant 3]
- bepaalt dat de benadeelde partij [verbalisant 3] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[verbalisant 4]
- bepaalt dat de benadeelde partij [verbalisant 4] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[verbalisant 2]
- bepaalt dat de benadeelde partij [verbalisant 9] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Ten aanzien van feit 3
[benadeelde 15]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 15] , wonende te Nieuwegein, van een bedrag van € 65, - (zegge: vijfenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 1 februari 2016, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 65, - ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 15] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 15] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 15] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
[benadeelde 16]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 16] , wonende te Nieuwegein, van een bedrag van € 150, - (zegge: honderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 1 februari 2016, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 150, - ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 16] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 16] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 16] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
[benadeelde 1]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] , wonende te Nieuwegein, van een bedrag van € 134,61,- (zegge: honderdvierendertig euro en eenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 1 februari 2016, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 134,61 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
[benadeelde 10]
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 10] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2016.
Mr. R.B. Eigeman, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0900-2016036474, doorgenummerd 1 tot en met 188.
2.Pagina 60.
3.Pagina 25.
4.Pagina 26.
5.Pagina 27.
6.Pagina 34.
7.Pagina 44.
8.Pagina 146.
9.Pagina’s 26 en 27.
10.Pagina 31.
11.Pagina’s 34 en 35.
12.Pagina 48.
13.Pagina 90.
14.Pagina 93.
15.Pagina 81.
16.Pagina 97.
17.Pagina 78.
18.Pagina 100.
19.Pagina 76.
20.Pagina’s 84 en 85.
21.Pagina’s 68 tot en met 70.
22.Pagina 72.
23.Pagina 109.
24.Pagina 107.
25.Pagina 104.
26.Zie de verklaring van de verdachte.
27.Pagina 68.
28.Pagina 69.
29.Pagina 70.
30.Zie de verklaring van de verdachte.