ECLI:NL:RBMNE:2016:5336

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2016
Publicatiedatum
5 oktober 2016
Zaaknummer
16-659880-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor gewapende overval op een bus in Almere

Op 5 oktober 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen uit Almere, die betrokken waren bij een gewapende overval op een bus op 8 juni 2016. De rechtbank heeft de 23-jarige verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3,5 jaar, terwijl de 30-jarige medeverdachte een celstraf van 2 jaar kreeg, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was tegen de verdachten, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden. Een van de verdachten had spijt betuigd tijdens een opgenomen gesprek in een justitiebusje. De rechtbank hield rekening met de rol van de hoofdverdachte en zijn eerdere veroordelingen, en besloot dat een voorwaardelijke straf voor hem niet effectief zou zijn. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op aan de 30-jarige verdachte, waaronder psychische behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder de buschauffeur en Connexxion, toegewezen, waarbij schadevergoeding werd geëist voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16-659880-16
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 oktober 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
verblijvende in het Detentiecentrum in Alphen aan den Rijn.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 21 september 2016, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Zwiers, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. A.J.S. Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 juni 2016 te Almere, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbak met inhoud en/of een portefeuille en/of een tas met inhoud, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]en/of Connexxion, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbak met inhoud en/of een portefeuille en/of een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Connexxion, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- de bus heeft/hebben opgewacht en/of
- een capuchon/bivakmuts op heeft/hebben gedaan/over zijn/hun hoofd heeft getrokken, althans zijn/hun gezicht heeft/hebben bedekt, en/of
- naar de bus is/zijn gelopen/gerend en/of
- in de bus is/zijn gestapt en/of
- een mes heeft/hebben gepakt en/of
- dat mes in de richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschreeuwd: "geef me je geld, je geld, je geld, meer!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- met dat mes de arm van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geraakt en/of
- dat mes in de richting van [slachtoffer 2] heeft/hebben gehouden en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen (zakelijk weergegeven) dat die [slachtoffer 2] op de grond moest gaan liggen.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten.
De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen in die zin dat verdachten de geldkist en portefeuille hebben afgeperst en dat zij de tas met geweld hebben gestolen..
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van direct bewijs voor enige betrokkenheid van verdachte bij het aan hem ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen, zoals die zich in het procesdossier bevinden, onbetrouwbaar zijn en niet als bewijs kunnen worden gebruikt. Voorts is de rol van verdachte niet dermate geweest dat die kan worden gekwalificeerd als medeplegen.
De raadsman heeft zijn standpunt verwoord in de ter zitting overgelegde pleitnota.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 8 juni 2016 werkzaam was als buschauffeur voor Connexxion. Aangever zag rijdend in de richting van de Wierden iemand aan komen rennen. [2] Hij stopte de bus en deed de deuren open en zag dat iemand met een getrokken mes, met een lemmet van ongeveer 30 cm, naar hem toe kwam en zei: “Geld, geld”. Aangever overhandigde hem de geldbak met munten en zijn portefeuille. Aangever raakte daarbij het mes aan. De persoon dook vervolgens over de deur heen en griste een tas weg. Hij liep naar een vrouw toe die op de tweede rij zat. Hij bedreigde haar met het mes en zei tegen haar dat ze op de grond moest gaan liggen. Vervolgens rende hij de bus uit. Er was ook een tweede persoon aanwezig. Het gezicht van de persoon die de bus in kwam was bedekt met een stof. Aangever zag twee donkere plekken waar de ogen zitten. [3]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in de bus zat richting Almere. [4] Zij zag ter hoogte van de bushalte de Wierden een jongen met de richting van de bus meelopen. De jongen stapte de bus in en trok direct zijn capuchon ver over zijn hoofd en gezicht heen. De jongen pakte een mes. Het was een groot mes, in totaal 20 à 25 centimeter lang. [slachtoffer 2] zag dat de jongen het mes in de richting van de buschauffeur hield. Achter de eerste jongen stond een andere jongen met een bivakmuts over zijn hoofd. De eerste jongen liep richting de buschauffeur en de tweede jongen liep achter hem aan en stond ook in de bus. De eerste jongen riep tegen de buschauffeur: ‘geef mij je geld, je geld, je geld, meer!’ De eerste jongen liep vervolgens in haar richting en hij riep tegen haar, [5] terwijl hij het mes nog in zijn hand vast had: ‘op de grond liggen’. [6]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij in de bus zat. Iemand rende achter de bus aan en kwam vervolgens de bus binnen. De persoon begon met een mes van zeker 20 centimeter te zwaaien. Er kwam een andere persoon aanlopen, die zijn bivakmuts naar beneden deed en ook de bus binnen kwam. De vrouw die voorzin zat, moest gaan liggen. De jongen met het mes zwaaide met het mes in het gezicht van die vrouw. Daarna pakten zij de geldcassette, een tas en een portemonnee. [7]
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden van Connexxion worden beschreven, blijkt het volgende. Op de camerabeelden van Connexxion 5726-CAM1 loopt er om 00.30.16 uur een persoon (persoon 1) buiten die een capuchon over zijn hoofd trekt. Persoon 1 loopt de bus in en pakt een mes. Persoon 1 richt het mes naar voren, richting de buschauffeur. Direct nadat persoon 1 binnenkomt, komt er een andere persoon (persoon 2) met een bivakmuts de bus binnen. [8] Een persoon (persoon 3) buiten de bus doet zijn bivakmuts goed. Persoon 1 loopt uit beeld en persoon 2 blijft bij de buschauffeur staan. De buschauffeur geeft een doosje aan persoon 2. Persoon 2 rent de bus uit met het doosje. Persoon 1 heeft een tas vast en rent de bus uit met de tas. [9]
Blijkens de camerabeelden van Connexxion 5726-Cam2 zit er een passagier links voorin de bus. Om 00.30.22 uur loopt persoon 1 met een mes in zijn hand richting de passagier die voorin zit. De passagier gaat gehurkt op de grond zitten. [10]
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden van [A] , wonende aan de [adres] worden beschreven, blijkt het volgende. Te zien is dat er om 00.19.02 uur een persoon in beeld komt. Direct hierna verschijnen er nog twee personen in beeld. [11] De drie personen verdwijnen achter de schuur van [adres] . Persoon 1 loopt om 00.28.07 uur naar de bushalte toe samen met persoon 3. Persoon 3 gaat achter het bushokje staan. Persoon 2 komt om 00.29.13 uur in beeld en heeft iets in zijn hand. Persoon 2 is kaal op de bovenkant van zijn hoofd en heeft aan de zijkant van zijn hoofd wel haar. Om 00.29.32 uur trekt persoon 3 zijn muts over zijn hoofd. Er komt op dat moment een bus aan rijden. Persoon 1 loopt met versnelde pas richting de bus. Persoon 3 komt achter het bushokje vandaan en rent richting de bus. [12]
Getuige [getuige 2] , de moeder van medeverdachte [medeverdachte 1] , en [getuige 3] , stiefvader van medeverdachte [medeverdachte 1] , hebben verklaard dat zij op de camerabeelden van Connexxion hun (stief)zoon hebben herkend. [getuige 2] weet dat het haar zoon is, aangezien zij hem zo goed kent. Zij zag dat [medeverdachte 1] de persoon was die met het mes aan het zwaaien was. Beide getuigen hebben geen twijfels over hun herkenning. [medeverdachte 1] kwam op 8 juli (
de rechtbank leest juni)2016 bij hen thuis met [verdachte]
(de rechtbank leest verdachte [verdachte] )en [medeverdachte 2] ; [medeverdachte 1] is altijd samen met [medeverdachte 2] en verdachte. [medeverdachte 1] heeft tegen getuigen gezegd dat hij iets doms had gedaan. [13] [getuige 2] heeft voorts verklaard dat zij op beelden van de overval op internet de derde jongen buiten de bus, gezien zijn postuur, herkende als [verdachte]
(de rechtbank leest verdachte [verdachte] )en de tweede jongen als [medeverdachte 2] . [14] De avond na de overval had ze de drie jongens gevraagd waarom zij de overval hadden gepleegd. Verdachte had hierop geantwoord dat hij het geld nodig had voor zijn kinderen. [medeverdachte 2] had gezegd dat hij het wel wilde meemaken en ervaren hoe het voelde. [getuige 2] verklaarde voorts dat de jongens met een vuilniszak naar de kamer van verdachte waren gegaan. Even later zag zij dat de jongens weggingen met een vuilniszak die duidelijk gevuld was. Op de vraag van [getuige 2] wat ze buit hadden gemaakt, hadden ze geantwoord dat ze het geld onderling hadden verdeeld en dat ze alle drie € 17,00 per persoon hadden gekregen. [15] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij de deur tegenhield en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar binnen gingen. [16]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] , haar broertje, betrokken is geweest bij de overval. Zij herkende [medeverdachte 1] duidelijk op de beelden van de bus op Omroep Flevoland als de persoon die een mes heeft. [getuige 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] alleen met [medeverdachte 2] en [verdachte] om gaat. Toen zij tegen medeverdachte [medeverdachte 1] zei dat ze hem op de beelden had herkend, zei hij: ‘leuk dat je me gezien hebt’. [17]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij verdachte heeft herkend op de beelden op internet en Youtube als de persoon die buiten de bus stond en die de deuren van de bus openhield. Zowel [getuige 6] als [getuige 5] hebben [medeverdachte 1] eveneens op die beelden herkend. [getuige 5] had aan [medeverdachte 1] en verdachte gevraagd of zij de overval hadden gepleegd en hij hoorde verdachte zeggen: ‘ja’ en daarna ‘ssst’. [18] Verbalisant [verbalisant] heeft geverbaliseerd dat medeverdachte [medeverdachte 1] op 7 juli 2016 in cel 7 van het cellenblok in de rechtbank zat en dat verdachte in cel 5 zat. Verbalisant [verbalisant] hoorde dat er vanuit cel 7 werd geroepen: ‘ik krijg 3 jaar omdat ik hoofddader ben, [medeverdachte 2] krijgt 2 jaar en jij krijgt 1 jaar’. [19]
Op 7 juli 2016 is, na een machtiging van de rechter-commissaris, vertrouwelijke communicatie opgenomen tijdens het vervoer van de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] naar de rechtbank. Dit gesprek is uitgewerkt in een proces-verbaal van bevindingen, waaruit het volgende blijkt. . [20] Medeverdachte [medeverdachte 1] zegt in dat gesprek dat hij wel een beetje spijt heeft. [medeverdachte 2] zegt dat [verdachte] (
verdachte)misschien een jaartje gaat en hij tweeënhalf. [21] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij het nooit had verwacht, vooral niet van zijn moeder, aangezien zij weet wat voor straf er boven zijn hoofd hangt, [22] en dat ze alle drie hun bek moeten houden. [23] Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte 1] gezegd dat 21 september de rechtszaak is en dat ze dan alle drie de grote straf krijgen en zich op hun zwijgrecht moeten beroepen. [24]
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 juni 2016 tezamen en in vereniging een diefstal vergezeld met geweld en bedreiging met geweld heeft gepleegd en zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing.
De raadsman heeft aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen.
Uit camerabeelden blijkt dat de drie verdachten samen de bus hebben opgewacht en naar de bus zijn gerend toen deze langs reed. Vervolgens zijn twee medeverdachten de bus in gegaan en heeft verdachte de deur van de bus opengehouden. Achteraf is de weggenomen buit tussen de drie verdachten verdeeld. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat verdachte een voldoende substantiële bijdrage heeft geleverd bij de totstandkoming van het tenlastegelegde feit en dat van medeplegen sprake is geweest.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op of omstreeks 08 juni 2016 te Almere, tezamen en in vereniging met een
anderen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbak met inhoud en een portefeuille toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Connexxion
en
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Connexxion, welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s)
- de bus hebben opgewacht en
- een capuchon/bivakmuts op hebben gedaan en
- naar de bus zijn gerend en
- in de bus zijn gestapt en
- een mes heeft gepakt en
- dat mes in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en
- daarbij tegen die [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd: "geef me je geld, je geld, je geld, meer!" en
- met dat mes de arm van die [slachtoffer 1] heeft/ geraakt en
- dat mes in de richting van [slachtoffer 2] heeft gehouden en
- daarbij tegen die [slachtoffer 2] heeft geroepen dat die [slachtoffer 2] op de grond moest gaan liggen.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Afpersing door twee of meer verenigde personen
en
diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl dat feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt - ten aanzien van een op te leggen straf naar voren gebracht dat een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest passend is met daarbij een voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich met twee mededaders schuldig gemaakt aan een overval op een bus, waarbij de buschauffeur en een passagier zijn bedreigd met een mes. De buschauffeur en de passagier zijn zeer angstig geweest en hebben van de overval veel nadelige gevolgen ondervonden. Dat de buschauffeur en de passagier enorm geschrokken zijn van deze overval nog lange tijd de gevolgen van deze overval hebben ondervonden blijkt uit ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring van mevrouw [slachtoffer 2] en hetgeen de heer [slachtoffer 1] heeft opgenomen in zijn verzoek tot schadevergoeding onder het kopje dat gaat over de gevolgen van het voorval. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geschrokken is van beide verklaringen.
Buschauffeurs bevinden zich tijdens hun werk in een kwetsbare positie. Zij zitten achter het stuur in een kleine ruimte en kunnen letterlijk geen kant op wanneer zij zich geconfronteerd zien met agressie en geweld. Voorts brengt geweld tegen buschauffeurs een groot gevoel van maatschappelijke onrust en brede maatschappelijke verontwaardiging teweeg. Buschauffeurs moeten hun publieke taak in rust en veiligheid kunnen uitvoeren.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 juli 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld terzake van het plegen van een geweldsmisdrijf.
De rechtbank houdt voorts rekening met het rapport van de reclassering van 16 september 2016. Hieruit volgt dat er sinds 2015 een aantal stabiele factoren in het leven van verdachte zijn veranderd waarvan het aannemelijk is dat het delictgedrag door die problemen is ontstaan. Verdachte heeft ADHD, een posttraumatische stressstoornis en depressieve klachten. Het is niet duidelijk of zijn psychische klachten samenhangen met het delict. Wegens de High Impact Crime en de veelheid aan maatschappelijke problemen is het aan te bevelen een toezicht op te leggen met elektronische controle. Hierbinnen kan gewerkt worden aan maatschappelijk herstel en verdere structurering van zijn leven. Behandeling gericht op delictpreventie acht de reclassering tevens geïndiceerd. De kans op recidive zal naar verwachting afnemen wanneer verdachte verplichte begeleiding en behandeling krijgt. Verdachte staat open voor hulpverlening en begeleiding. De reclassering adviseert om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij een meldplicht, een ambulante behandeling bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en een locatiegebod, welk verbod gecontroleerd wordt met een elektronisch controlemiddel, als bijzondere voorwaarden.
De ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit rechtvaardigt een onvoorwaardelijke straf van lange duur. Het is de rechtbank echter ook gebleken dat begeleiding en behandeling, zoals door de reclassering geadviseerd, noodzakelijk zijn om de kans op herhaling in de toekomst te kunnen verminderen. Rekening houdend met straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten onder soortgelijke omstandigheden worden opgelegd, de rol van verdachte in het bewezenverklaarde en het strafblad van verdachte, zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren opleggen. De rechtbank verbindt aan die voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contactverbod, nu de rechtbank daartoe geen meerwaarde ziet na een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van deze duur.
9a DE BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 2]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 500,00 ter zake van immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening en met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
9b DE BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 1]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 1] – daartoe vertegenwoordigd door [B] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van
€ 6.485,17, waarvan een bedrag van € 3.985,17 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 2.500,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een totaal bedrag van € 5.4285,17, waarvan € 1.500,00 aan immateriële schade.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de vordering van de benadeelde partij wat betreft de immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 750,00 en de posten ‘consignatievoorraad tekort na overval’ en ‘forceren schuurdeur en vervanging sloten’ niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat het exacte schadebedrag wat betreft de post ‘consignatievoorraad tekort na overval’ niet is komen vast te staan. De rechtbank zal de vordering daarom voor dit deel afwijzen.
De verzochte vergoeding voor immateriële schade is gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en rekening houdend met bedragen aan smartengeld die doorgaans voor dit soort feiten worden toegewezen te hoog. Een bedrag van € 1.500,00 is in deze redelijk en billijk.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde immateriële schadebedrag een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De hoogte van de schade is aldus genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 4.934,32, waarvan een bedrag van € 3.434,32 aan materiële schade en een bedrag van
€ 1.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening en met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
9c DE BENADEELDE PARTIJ Connexxion Openbaar Vervoer N.V.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft Connexxion Openbaar Vervoer N.V. – daartoe vertegenwoordigd door [B] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 3.625,90 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de vordering van de benadeelde partij wat betreft de post ‘kosten rituitval en inzet extra personeel’ niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien deze post onvoldoende onderbouwd is en derhalve een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Om die reden kan niet worden toegekomen aan de post ‘kosten rechtsbijstand Connexxion’. De raadsman refereert zich ten aanzien van de post ‘kosten rechtsbijstand dhr. [slachtoffer 1] ’ aan het oordeel van de rechtbank, maar merkt daarbij wel op dat BTW niet kan worden aangemerkt als schade.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij Connexxion Openbaar Vervoer N.V. rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.905,76, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening en met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij is naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde, te weten voor de post ‘Kosten rituitval en inzet extra personeel’ onvoldoende, zowel schriftelijk als mondeling ter terechtzitting, onderbouwd en levert een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit feit op de wijze zoals onder 6 omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
zich voor het einde van de proeftijd van
twee jaarniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
wordt verplicht om zich bij onherroepelijk worden van dit vonnis binnen drie dagen na zijn invrijheidsstelling te melden bij Reclassering Nederland aan de Meent 4, 8224 BR te Lelystad. Hierna moet de verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
wordt verplicht om zich te laten behandelen bij Forensische zorgspecialist De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
wordt verplicht, indien verdachte zijn woning verliest en/of de reclassering het noodzakelijk acht, te verblijven in 24-uurs voorziening Exodus of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich te houden aan het (dag-) programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
wordt verplicht om op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig te zijn op het verblijfadres. De precieze tijden worden vooraf vastgesteld door de reclassering, in overleg met verdachte en afhankelijk van de dagbesteding. Het locatiegebod kan worden gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel Indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 2]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 8 juni 2016, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 500,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 8 juni 2016, tot die van de voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader/mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader/mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde par tij [slachtoffer 2] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
[slachtoffer 1]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 4.934,32 (zegge: vierduizendnegenhonderdvierendertig euro en tweeëndertig eurocent), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 8 juni 2016, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 4.934,32 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 59 dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 8 juni 2016, tot die van de voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader/mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader/mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor wat het meer gevorderde immateriële schadebedrag betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde materiële schadebedrag af;

Connexxion Openbaar Vervoer N.V.

- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Connexxion Openbaar Vervoer N.V., van een bedrag van € 1.905,76 (zegge: duizendnegenhonderdvijf euro en zesenzeventig eurocent), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 8 juni 2016, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.905,76 ten behoeve van het slachtoffer Connexxion Openbaar Vervoer N.V. voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 8 juni 2016, tot die van de voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader/mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij Connexxion Openbaar Vervoer N.V. (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader/mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij Connexxion Openbaar Vervoer N.V., daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij Connexxion Openbaar Vervoer N.V. voor wat het meer gevorderde betreft in de vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. De Vita, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2016174897, doorgenummerd blz. 1 tot en met blz. 1402.
2.Blz. 1001.
3.Blz. 1002.
4.Blz. 1013.
5.Blz. 1014.
6.Blz. 1015.
7.Blz. 1018.
8.Blz. 1024.
9.Blz. 1025.
10.Blz. 1025.
11.Blz. 1027.
12.Blz. 1028.
13.Blz. 1073.
14.Blz. 1355.
15.Blz. 1355.
16.Blz. 1359.
17.Blz. 1062.
18.Blz. 1118.
19.Blz. 1128.
20.Blz. 1334.
21.Blz. 1336.
22.Blz. 1340.
23.Blz. 1341.
24.Blz. 1343.