ECLI:NL:RBMNE:2016:5328

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
4 oktober 2016
Zaaknummer
C/16/414192 / HA RK 16-91
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkomen op eerdere beslissing inzake deelgeschil over inzittendenverzekering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 september 2016, gaat het om een deelgeschil dat voortvloeit uit een eerdere beschikking van 10 augustus 2016. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Youssuf, heeft een vordering ingediend tegen VIVAT N.V., vertegenwoordigd door advocaten mr. M.E. Reuvers en mr. M.D. Spruit, met betrekking tot een inzittendenverzekering. De rechtbank heeft in de eerdere beschikking overwogen dat de vordering van de verzoeker onder de deelgeschilprocedure valt, maar VIVAT heeft betoogd dat deze beslissing berust op een juridische misslag. VIVAT stelt dat de inzittendenverzekeringen niet als aansprakelijkheidsverzekeringen kunnen worden aangemerkt, en verzoekt de rechtbank om terug te komen op haar eerdere beslissing.

De rechtbank heeft de argumenten van VIVAT overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de uitleg van artikel 7:954 lid 1 BW, zoals door VIVAT gepresenteerd, niet juist is. De rechtbank bevestigt dat de verzoeker wel een rechtstreeks vorderingsrecht heeft op VIVAT voor schade die hij lijdt door de aansprakelijkheid van een derde, maar niet voor uitkeringen onder de inzittendenverzekeringen. Dit is in lijn met de bepalingen van de deelgeschilprocedure, die alleen openstaat voor schade door dood of letsel.

Daarom komt de rechtbank terug op haar eerdere beslissing en stelt vast dat de verzoeker niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn nadere verzoek. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan, en de zaak zal in een eindbeschikking verder worden behandeld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/414192 / HA RK 16-91
Beschikking van 29 september 2016
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. A. Youssuf,
tegen
de naamloze vennootschap
VIVAT N.V. (T.H.O.D.N. VIVAT VERZEKERINGEN),
gevestigd te Utrecht,
verweerster,
advocaat mr. M.E. Reuvers en mr. M.D. Spruit.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Vivat worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 10 augustus 2016
  • de brieven van de advocaat van Vivat van 30 augustus en 6 september 2016
  • de brief van de advocaat van van 1 september 2016.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In de beschikking van 10 augustus 2016 is overwogen dat ook het beroep van [verzoeker] op de door [A] gesloten inzittendenverzekeringen onder de reikwijdte van de deelgeschilprocedure valt, omdat niet valt in te zien dat de vraag of de deelgeschilprocedure van toepassing is op een aan artikel 7:954 BW ontleende vordering anders getoetst zou moeten worden dan een vordering die wordt gebaseerd op de WAM. In de brief van haar advocaat van 30 augustus 2016 stelt Vivat dat deze overweging op een juridische misslag berust, omdat een benadeelde op de voet van artikel 7:954 BW een verzekeraar slechts rechtstreeks kan aanspreken in geval van een verzekering tegen aansprakelijkheid, terwijl de inzittendenverzekeringen (SVI en OVI) waar [verzoeker] zich op beroept niet als aansprakelijkheidsverzekeringen kunnen worden aangemerkt. De vaststelling van de schade onder die verzekeringen vindt weliswaar op dezelfde manier plaats als bij een aansprakelijkheidsverzekering, maar een eventuele uitkering geschiedt ongeacht de schuldvraag. Vivat verzoekt de rechtbank daarop in zoverre terug te komen op haar beslissing.
2.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze uitleg van artikel 7:954 lid 1 BW, gelet op de duidelijke tekst daarvan, juist: [verzoeker] heeft wel een rechtstreeks vorderingsrecht op Vivat voor zover hij [A] aansprakelijk houdt voor de door hem geleden schade, maar niet voor zover hij aanspraak maakt op uitkering onder de genoemde inzittendenverzekeringen. Dit volgt ook uit de omschrijving van de deelgeschilprocedure in artikel 1019w lid 1 Rv: de deelgeschilprocedure staat open voor iemand die een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel.
2.3.
[verzoeker] heeft in dit verband aangevoerd dat een aparte behandeling van zijn vordering op grond van de aansprakelijkheidsverzekering en die op grond van de inzittendenverzekeringen tot processuele complicaties zou kunnen leiden. De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat deze eventuele complicaties gelet op de artikelen 7:954 lid 1 BW en 1019w lid 1 Rv geen bevoegdheid kunnen scheppen.
2.4.
De rechtbank komt daarom terug op haar beslissing met betrekking tot de behandeling van de vordering van [verzoeker] op grond van de inzittendenverzekeringen. Partijen hoeven [A] daarom niet bij de behandeling van het deelgeschil te betrekken (anders dan als getuige) en [A] zal niet in de gelegenheid worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen, een en ander zoals in de punten 5.1 en 5.2 van de beschikking is vermeld.
2.5.
In de te zijner tijd te geven eindbeschikking zal [verzoeker] daarom niet-ontvankelijk in zijn nadere verzoek worden verklaard.
2.6.
Voor het overige blijft de rechtbank bij hetgeen in de beschikking van 10 augustus 2016 is vermeld.

3.De rechtbank

3.1.
komt terug van hetgeen in de punten 5.1 en 5.2 van de beschikking van 10 augustus 2016 is vermeld;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2016. [1]

Voetnoten

1.type: SM/4183