ECLI:NL:RBMNE:2016:5318

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2016
Publicatiedatum
4 oktober 2016
Zaaknummer
UTR 16/2294
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Verklaring Omtrent Gedrag voor functie van hoofdconducteur bij NS vanwege eerdere veroordeling voor verboden wapenbezit

Op 4 oktober 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een man uit Bilthoven die een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) had aangevraagd voor de functie van hoofdconducteur bij NS Move. De aanvraag werd afgewezen omdat de man in de tien jaar voorafgaand aan de beoordeling was veroordeeld tot een gevangenisstraf voor verboden wapenbezit. De man was het niet eens met deze beslissing en stapte naar de bestuursrechter.

De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de VOG terecht was. De man stelde dat het ministerie van Veiligheid en Justitie ten onrechte het screeningsprofiel van buitengewoon opsporingsambtenaar had gehanteerd, omdat de werkzaamheden hoofdzakelijk dienstverlenend van aard zouden zijn. Daarnaast vond hij de terugkijktermijn van tien jaar te lang. De rechtbank oordeelde echter dat de functie van hoofdconducteur, die opsporingsbevoegdheden met zich meebrengt, hoge integriteitseisen vereist.

De rechtbank volgde het standpunt van het ministerie dat de terugkijktermijn van tien jaar gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de veroordeling en het risico dat de man zou kunnen vormen voor de veiligheid en het welzijn van burgers. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in het voordeel van de samenleving diende uit te vallen, en dat de afwijzing van de VOG niet disproportioneel was. Het beroep van de man werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 16/2294

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. L.F. Jagtenberg),
en
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. V.N. Chaudron).

Procesverloop

Bij besluit van 3 februari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor de functie van hoofdconducteur bij NS Move afgewezen.
Bij besluit van 15 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser heeft op 14 december 2015 om afgifte van een VOG verzocht ten behoeve van de functie van hoofdconducteur bij de NS te Utrecht. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat uit de justitiële documentatie blijkt dat eiser in de tien jaren voorafgaand aan het moment van beoordeling is veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens verboden wapenbezit.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder een onjuist screeningsprofiel heeft gehanteerd en een onjuiste terugkijktermijn. Gelet op de bevoegdheden en werkzaamheden van een hoofdconducteur, die hoofdzakelijk dienstverlenend van aard zijn, is ten onrechte het screeningsprofiel buitengewoon opsporingsambtenaar toegepast. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat terecht is getoetst aan het screeningsprofiel buitengewoon opsporingsambtenaar, omdat eiser in de functie van hoofdconducteur zal optreden als buitengewoon opsporingsambtenaar. Gelet op de toegekende opsporingsbevoegdheden wordt van een buitengewoon opsporingsambtenaar een hoge mate van integriteit vereist. Daarom geldt hiervoor een terugkijktermijn van tien jaar.
In artikel 2 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar NS Groep 2012 is bepaald dat de personen, werkzaam in de functie van (Hoofd)conducteur (NS-boa Dienst Trein Personeel (DTP) bij NS Reizigers, NS Internationaal en NS Benelux) en in de functie van medewerker Service & Veiligheid (NS-boa S&V) in dienst van NS Groep N.V. zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar. Reeds gelet hierop heeft verweerder terecht vastgesteld dat de aanvraag van eiser getoetst dient te worden aan het screeningsprofiel voor buitengewoon opsporingsambtenaar. Dat de feitelijke werkzaamheden van een hoofdconducteur vooral dienstverlenend van aard zouden zijn en dat de inzet van opsporingsbevoegdheden in de functie van hoofdconducteur nauwelijks aan de orde zou zijn, is, wat daar overigens ook van zij, niet relevant. Het enkele feit dat een hoofdconducteur opsporingsbevoegdheden toekomen, rechtvaardigt de screening aan dit profiel.
De rechtbank volgt verweerder ook in zijn standpunt dat de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar een functie is waaraan hoge integriteitseisen mogen worden gesteld, ongeacht de exacte inhoud van de werkzaamheden en verstrekkendheid van de opsporings- en eventueel ook geweldsbevoegdheden. Naar het oordeel van de rechtbank was verweerder niet gehouden hiernaar te differentiëren. In paragraaf 3.1.1. van de Beleidsregels voor het beoordelen van aanvragen ter verkrijging van een verklaring omtrent het gedrag van natuurlijke personen en rechtspersonen (de Beleidsregels) is neergelegd dat wanneer de aanvraag betrekking heeft op een functie met hoge integriteitseisen een terugkijktermijn van tien jaren geldt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet onredelijk. Dit betekent dat verweerder terecht een terugkijktermijn van tien jaar heeft gehanteerd.
Eiser heeft verder aangevoerd dat niet is voldaan aan het objectieve criterium. Er is sprake van een behoorlijk tijdsverloop en hij was ten tijde van het delict relatief jong. Niet in te zien valt waarom hij door een eerdere veroordeling een risico vormt voor de veiligheid en het welzijn van burgers. En de veroordeling is weliswaar een feit, maar eiser heeft onder druk van zijn oudere broer de schuld voor het delict op zich genomen. Het feit is eiser gelet op de straf niet zwaar aangerekend. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eiser in de terugkijktermijn is veroordeeld wegens verboden wapenbezit. Verweerder dient hiervan uit te gaan en het is niet aan verweerder om te oordelen over de schuldvraag. Indien herhaald in de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar, bestaat een risico voor de veiligheid en het welzijn van burgers. Dit risico is erin gelegen dat zij in aanraking komen met verboden wapens en/of hiermee samenhangende criminaliteit dan wel geweld. Een overtreding van de Wet wapens en munitie is evenmin verenigbaar met een functie waarin men belast is met het handhaven van de orde en het vertegenwoordigen van openbaar gezag. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich met bovenstaande motivering op het standpunt mogen stellen dat het justitieel gegeven dat aan de weigering ten grondslag is gelegd, gelet op het toepasselijke screeningsprofiel relevant is en, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, aan een behoorlijke uitoefening van de taak of werkzaamheden waarvoor de VOG wordt gevraagd, in de weg staat, zodat aan het objectieve criterium is voldaan.
Eiser heeft vervolgens aangevoerd dat de belangenafweging in zijn voordeel uit moet vallen. De afwijzing van de aanvraag is disproportioneel en onvoldoende gemotiveerd gelet op de al onder 6 genoemde omstandigheden. Het gaat om één feit van zes jaar geleden. Eiser is geschikt voor de functie en zijn leidinggevende was zeer over hem te spreken. Hij kan zijn opleiding direct weer hervatten als hij de VOG krijgt.
De rechtbank overweegt hierover allereerst dat het belang van eiser bij het verkrijgen van de VOG evident is, maar dat de consequenties van de weigering een VOG af te geven inherent zijn aan de besluitvorming en als zodanig verdisconteerd in de Beleidsregels. Verweerder heeft in zijn beoordeling betrokken dat uit de strafoplegging, te weten gevangenisstraf, blijkt dat geen sprake is geweest van een licht vergrijp en dat eiser ook buiten de terugkijktermijn in aanraking is gekomen met justitie. Verder heeft verweerder in zijn afweging betrokken dat voor een buitengewoon opsporingsambtenaar hoge integriteitseisen gelden en dat een wapendelict bij uitstek relevant is voor de functie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze omstandigheden terecht in zijn afweging betrokken en heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het tijdsverloop op dit moment nog onvoldoende is om de belangenafweging in eisers voordeel te doen uitvallen, met name gelet op de specifieke bevoegdheden van een buitengewoon opsporingsambtenaar. Dat voor wapendelicten als het onderhavige de richtlijnen een hogere straf voorstaan dan de opgelegde straf en wellicht de opsporingsbevoegdheden een gering deel van eisers werkzaamheden als hoofdconducteur zouden zijn, heeft verweerder niet tot een andere conclusie hoeven brengen. Verweerder heeft daarbij gewicht mogen toekennen aan het gegeven dat eiser gevangenisstraf is opgelegd en van belang mogen achten dat de integriteitseisen onverkort gelden, ook als de opsporingstaken een beperkt deel van de werkzaamheden betreft. Verweerder heeft het belang van de samenleving in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van eiser.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.