ECLI:NL:RBMNE:2016:5288

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
C/16/405736 / HA ZA 15-995
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst grond recreatiewoning wegens geestelijke stoornis en misbruik van omstandigheden

In deze zaak vorderde eiseres de vernietiging van een koopovereenkomst voor een perceel grond onder haar chalet, die zij had gekocht van gedaagde. Eiseres stelde dat zij ten tijde van de koop leed aan een geestelijke stoornis, waardoor haar wil om de overeenkomst aan te gaan ontbrak. Daarnaast voerde zij aan dat er sprake was van misbruik van omstandigheden, omdat gedaagde haar onder druk zou hebben gezet om de grond te kopen. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij op het moment van de koop geestelijk gestoord was. De verklaring van een psycholoog, die pas jaren later was afgegeven, was niet voldoende om haar stelling te onderbouwen. Ook het beroep op misbruik van omstandigheden werd afgewezen, omdat eiseres zelf had aangegeven geïnteresseerd te zijn in de koop en er geen bewijs was van een afhankelijke positie ten opzichte van gedaagde. De rechtbank concludeerde dat de koopovereenkomst niet vernietigd kon worden en wees de vorderingen van eiseres af. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling civielrecht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/405736 / HA ZA 15-995
Vonnis in hoofdzaak van 5 oktober 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. C. van Aken te Geertruidenberg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaten mr. A. Anbeek en mr. V. Gal te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 februari 2016;
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 augustus 2016;
  • de brief van mr. V. Gal van 29 augustus 2016 in reactie op het proces-verbaal;
  • de brief van [eiseres] van 22 september 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is eigenaresse van het chaletpark ‘ [A] ’ gelegen aan de [adres] in [gemeente] (hierna: [A] ). [gedaagde] en [eiseres] zijn op 11 juli 2009 een huurovereenkomst aangegaan voor de huur van perceelnummer [nummer] op [A] . In de huurovereenkomst is onder meer opgenomen dat [eiseres] het recht krijgt om op voornoemd perceel een chalet te plaatsen voor recreatieve doeleinden.
2.2.
Op 12 februari 2011 heeft [gedaagde] aan [eiseres] bericht:
‘(..) Tevens heb ik voor u een vraag, zoals het er nu naar uitziet komt de grond onder uw chalet binnen afzienbare tijd te koop, graag vernemen wij van u of u, zoals u had aangegeven bij de aankoop van uw chalet, nog geïntresseerd bent in aankoop hiervan.’
2.3.
Op woensdag 16 februari 2011 heeft [eiseres] aan [gedaagde] bericht:
‘(..) De “appetizer” van project [A] was indertijd o.a. dat de grond gekocht kon worden t.z.t. Ik heb daar zeker belangstelling voor en hoop dat er na lenen geld aan vriend voldoende geld overblijft maar dat ziet er wel naar uit nu mijn moeder toch ietsje over heeft.’
2.4.
De Venen Makelaars heeft op 24 februari 2011 aan de partner van [gedaagde] , de heer [B] , een waardebepaling afgegeven voor de splitsing en verkoop van het perceel van [A] . In de waardebepaling is, voor zover relevant, opgenomen:
‘Waardering: gelet op bovenstaande, de informatie die ik van u kreeg en de omstandigheden ter plaatse schat ik dat de kavels in de vrije verkoop circa € 300,--/m2 kunnen opbrengen. Hetgeen een opbrengst per kavel van circa € 75.000,-- zou betekenen.
Alle informatie betreffende het perceel genoemd in deze waardering zijn door u mondeling aan mij doorgegeven en zijn derhalve niet geverifieerd. Derden kunnen hieraan dan ook geen rechten ontlenen.’
2.5.
Op 14 maart 2011 heeft [eiseres] aan [gedaagde] bericht:
‘(..) In vervolg op het korte telefoongesprek met u over de zo mogelijke contra-taxatie deel ik u mede dat ik dit graag met [C] , mijn buurvrouw had willen bespreken en het weekend komen, ware het niet dat ik van de trap afviel en mijn rug voel.
Vandaag kreeg ik de makelaar die deze expertise wil uitvoeren, niet telefonisch aan de lijn. Dinsdag moet ik voor de zoveelste keer een afgebroken kroon laten repareren bij de tandarts en hoop ik even langs Abcoude te komen. Naar mijn herinnering (die niet altijd even perfekt is) zou u maandag er niet zijn.
Ik wil de grond heel graag kopen maar vind de prijs nogal hoog al zal de waarde dat wel zijn. Het is niet overbodig om 100 euro uit te geven voor een korte taxatie (zonder uitgebreid rapport) naar mijn idee. (..)’
2.6.
Op 22 maart 2011 heeft [gedaagde] aan [eiseres] bericht:
‘(..) Uiteraard worden alle bezitters van de huisjes over één kam geschoren echter met dien verstande dat, bij een stormloop op de kavels, de prijs van de grond navenant zal stijgen. U zult daar echter geen negatieve gevolgen van ondervinden.
Ik zal de notaris opdracht geven de stukken in orde te maken zodat we daarna een afspraak kunnen maken over wanneer het transport kan plaatsvinden.(..)’
2.7.
[gedaagde] en [eiseres] zijn op 6 juni 2011 een koopovereenkomst aangegaan met betrekking tot het perceel grond gelegen onder het chalet van [eiseres] op [A] (hierna: de grond), voor een koopprijs van € 72.000,=.
2.8.
Op 11 juni 2011 heeft [eiseres] aan [gedaagde] bericht:
‘(..) Daarnaast heb ik vergeten te melden dat ik nog een streepje had staan bij een passage in koopakte die ging over afstaan van 5% winst bij verkoop. Naar ik hoop en verwacht is de koopakte van chalet van toepassing. Mogelijk moet er en bepaling achter de passage komen in de zin van: … met dien verstande dat de ontbindende voorwaarde in het koopkontrakt caravan ook van toepassing is op de grondverkoop. (..)’
2.9.
Bij akte van 15 juni 2011 is de grond aan [eiseres] geleverd.
2.10.
[gedaagde] heeft in mei 2012 – elf maanden ná de verkoop en levering van de grond aan [eiseres] – een aan de grond vergelijkbaar kavel van chaletpark [A] verkocht voor € 30.000,=. Vlak na voornoemde verkoop heeft [gedaagde] nog een aan de grond vergelijkbaar kavel van chaletpark [A] verkocht voor € 40.000,=.
2.11.
Op 26 september 2012 heeft [eiseres] aan [gedaagde] onder meer bericht:
‘Zoals jullie weten heb ik juridisch advies ingewonnen inzake de kwestie die tussen u en mij speelt betreffende de veel te duur verkochte grond. (..)
Naar aanleiding van het gesprek met mijn advocaat, blijkt toch wel dat ik redelijk sterk sta in deze kwestie en wel om de volgende redenen:
- De prijs die ik betaald heb voor het stuk grond, is verre van reëel.
- Ik ben onder druk gezet.
- Ik kan aantonen dat ik in die periode handelingsonbekwaam was. (..)’
2.12.
Op 12 september 2014 heeft drs. R.L.T.M. Berndsen (klinisch psycholoog) aan de toenmalige gemachtigde van [eiseres] onder meer bericht:
‘(..) Mw. [eiseres] is op eigen verzoek aangemeld met de vraag of zij ontoerekeningsvatbaar verklaard kan worden ten tijde dat zij een ondoordachte aankoop had gedaan.
Wij hebben mevrouw op 14 augustus 2013 gezien voor een intake, waarin naar voren komt dat zij reeds een langere historie van behandeling en begeleiding heeft. Op jonge leeftijd (puberteit) werd door een psychiater de diagnose manisch depressief gesteld. (..)
Bij mevrouw is een persoonlijkheidsonderzoek gedaan waarbij naar voren komt dat zij in emotionele zin weinig stabiel te noemen is en onder perioden van druk al snel kan komen tot het ontwikkelen van functionele klachten dan wel verergeren van de reeds aanwezige klachten. Mevrouw is in hoge mate geneigd haar ervaren klachten verhoogd aan te geven. (..)
Op basis van de gegevens kan gesteld worden dat er sprake is van een aanpassingsstoornis met gemengd angstige en depressieve stemming (DSM-IV code op as I: 309.28). (..)’

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat – een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst (i) geheel is vernietigd wegens de geestelijke stoornis van [eiseres] , dan wel partieel is vernietigd wegens (ii) misbruik van omstandigheden of (iii) dwaling, ten aanzien van (ii) en (iii) tot aan een bedrag van € 30.000,= (zo de rechtbank begrijpt) als koopsom voor de grond.
3.2.
Voorts vordert [eiseres] dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom van € 72.000,=, dan wel een gedeelte van de koopsom ter grootte van € 42.000,= of het nadeel dat door [eiseres] is geleden, te vermeerderen met wettelijke rente. Tevens vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten en nakosten.
3.3.
Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt [eiseres] ad (i) dat zij al sinds jonge leeftijd kampt met psychische problematiek en dat er sprake is van een blijvende storing van haar geestvermogens. Hierdoor heeft de wil van [eiseres] voor het aangaan van de koopovereenkomst ontbroken en vordert zij vernietiging van de koop van de grond vanwege haar geestelijke stoornis.
3.4.
[eiseres] stelt voorts ad (ii) dat zij afhankelijk was van [gedaagde] , nu haar chalet in het chaletpark van [gedaagde] staat. Ook heeft [gedaagde] volgens [eiseres] misbruik gemaakt van een dwangpositie door aan [eiseres] te verkondigen dat zij verplicht was tot het kopen van de grond. De voorwaarden voor de koop zijn bepaald door [gedaagde] en [eiseres] vertrouwde haar volledig, in het bijzonder wat betreft de koopprijs. Hierdoor is er volgens [eiseres] sprake van misbruik van omstandigheden.
3.5.
[eiseres] stelt ad (iii) dat zij heeft gedwaald bij het aangaan van de koopovereenkomst nu er door [gedaagde] foutieve inlichtingen zijn verstrekt aan [eiseres] . Deze foutieve inlichtingen bestaan enerzijds uit de toezegging dat iedereen hetzelfde bedrag voor eenzelfde kavel zou betalen en anderzijds doordat de door [gedaagde] gepresenteerde waardebepaling c.q. taxatie realistisch zou zijn. Ook had [gedaagde] [eiseres] moeten informeren dat andere kavels voor een lagere prijs verkocht zouden worden.
3.6.
[gedaagde] betwist hetgeen door [eiseres] is gesteld en concludeert tot afwijzing van alle vorderingen. [gedaagde] betwist ad (i) dat [eiseres] aan een geestelijke stoornis lijdt, maar betwist ook dat [eiseres] ten tijde van het tekenen van de koopovereenkomst last had van een geestelijke stoornis die een redelijke waardering van haar belangen belette dan wel dat de koopovereenkomst is aangegaan onder invloed van een geestelijke stoornis. Ook mocht [gedaagde] redelijkerwijs aannemen dat [eiseres] de wil had om de grond te kopen, nu zij vanaf de aankoop van haar chalet eenduidig en consequent is geweest in haar wens tot koop van de grond.
3.7.
Ten aanzien van het door [eiseres] gestelde misbruik van omstandigheden ad (ii), betwist [gedaagde] dat [eiseres] in een afhankelijke positie is geweest van haar. Het enkele feit dat het chalet van [eiseres] in het chaletpark van [gedaagde] staat, maakt volgens [gedaagde] nog niet dat er sprake is van een afhankelijke positie. Ook is [eiseres] nooit gedwongen om de grond te kopen. Voorts was er geen sprake van een economisch of geestelijk overwicht, hetgeen volgt uit de omstandigheid dat er op verzoek van [eiseres] nog aanpassingen zijn aangebracht in de koopovereenkomst. Ook stond het [eiseres] volgens [gedaagde] vrij om een contra-taxatie van de grond te laten verrichten.
3.8.
Ten slotte betwist [gedaagde] dat zij foutieve informatie aan [eiseres] heeft verstrekt, op basis waarvan [eiseres] ad (iii) een geslaagd beroep op dwaling toekomt. Zo is er door [gedaagde] geen garantie verstrekt dat de andere kavels van [A] voor minimaal dezelfde prijs verkocht zouden worden. Daarbij is het taxatierapport objectief en op deugdelijke wijze tot stand gekomen. [gedaagde] had niet verwacht dat in 2012 haar persoonlijke financiële omstandigheden haar zouden dwingen tot een verkoop van kavels tegen een lagere prijs dan de prijs die [eiseres] voor de grond heeft betaald. Zodoende kon [gedaagde] [eiseres] daarover ook niet op voorhand informeren.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ad (i) – geestelijke stoornis

4.1.
Voor een geslaagd beroep op de vernietiging van de koopovereenkomst voor de grond vanwege een geestelijke stoornis, is op grond van artikel 3:34 van het Burgerlijk Wetboek vereist dat komt vast te staan dat de geestelijke vermogens van [eiseres] op het moment van het aangaan van de koopovereenkomst gestoord waren. Indien dat komt vast te staan, dan zal [eiseres] vervolgens moeten aantonen dat als gevolg van die geestelijke stoornis haar wil tot het aangaan van de koopovereenkomst heeft ontbroken.
4.2.
[eiseres] heeft dat echter niet aangetoond. Hiertoe dient dat tussen partijen vast staat dat de koopovereenkomst is aangegaan op 6 juni 2011. [eiseres] heeft echter – ter onderbouwing van haar stelling dat zij ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst een geestelijke stoornis had – slechts verwezen naar een verklaring van een klinisch psycholoog van 12 september 2014. Uit voornoemde verklaring blijkt dat [eiseres] op 14 augustus 2013 (ruim twee jaar na het aangaan van de koopovereenkomst) een intake had bij de klinisch psycholoog. Voorts volgt uit voornoemde verklaring niet dat [eiseres] op 6 juni 2011 leed aan een geestelijke stoornis. Wél is in de verklaring opgemerkt dat bij [eiseres] op jonge leeftijd manische depressiviteit is gediagnosticeerd, maar dit is onvoldoende voor de vaststelling dat [eiseres] op 6 juni 2011 aan een geestelijke stoornis leed en dat als gevolg daarvan haar wil tot het aangaan van de koopovereenkomst heeft ontbroken. Daarom zal de rechtbank de primaire vordering afwijzen.
Ad (ii) – misbruik van omstandigheden
4.3.
In subsidiaire zin vordert [eiseres] partiële vernietiging van de koopovereenkomst vanwege misbruik van omstandigheden. Op grond van artikel 3:44 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek is misbruik van omstandigheden aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals afhankelijkheid, lichtzinnigheid of abnormale geestestoestand wordt bewogen tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, terwijl hetgeen zij weet of moet begrijpen haar daarvan zou behoren te weerhouden.
4.4.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van de door haar gestelde abnormale geestestoestand verwezen naar haar blijvende geestelijke stoornis. Een dergelijke geestelijke stoornis ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst is echter niet komen vast te staan, waarvoor de rechtbank verwijst naar punt 4.2 van dit vonnis.
4.5.
Voorts is het standpunt van [eiseres] dat zij is gedwongen tot de koop van de grond – hetgeen door [gedaagde] wordt betwist – niet met stukken onderbouwd. Daar komt bij dat de in het geding gebrachte stukken eerder wijzen op het tegendeel van het standpunt van [eiseres] . Zo volgt uit de e-mail van [gedaagde] van 12 februari 2011 dat zij [eiseres] heeft geïnformeerd dat de grond onder het chalet van [eiseres] binnenkort te koop zou zijn. Vervolgens vraagt [gedaagde] aan [eiseres] of zij nog geïnteresseerd is in de koop van de grond. Hierop antwoordt [eiseres] bij e-mail van 16 februari 2011 met de opmerking:
‘De “appetizer” van project [A] was indertijd o.a. dat de grond gekocht kon worden t.z.t. Ik heb daar zeker belangstelling voor (..)’.En ook op 14 maart 2011 laat [eiseres] aan [gedaagde] weten: ‘
Ik wil de grond heel graag kopen (..)’. Uit het voorgaande volgt derhalve dat [gedaagde] [eiseres] heeft geïnformeerd over de mogelijkheid tot koop van de grond en dat [eiseres] vervolgens destijds herhaaldelijk (zelf) heeft aangegeven hierin geïnteresseerd te zijn. Van enige dwang tot de koop van de grond is de rechtbank dan ook niet gebleken.
4.6.
Ook is door [eiseres] niet weersproken dat zij bij e-mail van 11 juni 2011 nog opmerkingen heeft geplaatst bij een concept (naar de rechtbank begrijpt: akte van levering en niet de koopovereenkomst, aangezien de koopovereenkomst reeds op 6 juni 2011 door partijen was aangegaan) en dat haar opmerkingen vervolgens – in het voordeel van [eiseres] – zijn doorgevoerd. Het stond [eiseres] daarbij vrij om zich, al dan niet omdat zij naar eigen zeggen weinig verstand van zaken zou hebben, te laten bijstaan door een deskundige en een contra-taxatie uit te laten voeren om te bezien of de vraagprijs voor de grond reëel was. Hiervan was [eiseres] zich ook bewust ten tijde van de koop, hetgeen blijkt uit haar e-mail van 14 maart 2011 waarin zij een dergelijke contra-taxatie bij [gedaagde] heeft aangekondigd. Anders dan hetgeen [eiseres] bij brief van 22 september 2016 aan de rechtbank heeft bericht, heeft [eiseres] over het laten uitvoeren van de contra-taxatie ter comparitie eerst verklaard dat zij in Nederland geen makelaar kon vinden voor het uitvoeren van de contra-taxatie. Later heeft [eiseres] verklaard dat ze niet zo goed meer wist waarom de contra-taxatie niet is uitgevoerd en dat zij dat misschien is vergeten. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat zowel de zittingsrechter als de griffier deze verklaring van [eiseres] duidelijk ter comparitie heeft gehoord. Onder dergelijke omstandigheden kan [eiseres] zich ten opzichte van [gedaagde] er niet op beroepen dat de voorwaarden van de koop van de grond, en dan met name de prijs, in overwegende mate door [gedaagde] zouden zijn bepaald. Voor zover dat het geval zou zijn, is dat dan slechts aan [eiseres] te wijten.
4.7.
Tevens heeft [eiseres] gesteld dat er sprake is van een afhankelijke relatie ten opzichte van [gedaagde] , die er volgens haar uit zou bestaan dat het chalet van [eiseres] op het chaletpark [A] staat dat in eigendom is van [gedaagde] . Hieruit volgt echter niet dat [eiseres] in een afhankelijke relatie c.q. zwakke positie stond ten opzichte van [gedaagde] .
4.8.
Nu er zijdens [eiseres] géén bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 3:44 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst zijn komen vast te staan, komt de rechtbank niet toe aan een verdere beoordeling van het beroep van [eiseres] op misbruik van omstandigheden. Dit betekent dat de rechtbank de subsidiaire vordering eveneens zal afwijzen.
Ad (iii) - Dwaling
4.9.
[eiseres] vordert meer subsidiair vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub a en b van het Burgerlijk Wetboek. Hiervoor is vereist dat (sub a) de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten, dan wel (sub b) dat de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten.
4.10.
Ter comparitie heeft [eiseres] haar standpunt in die zin aangevuld c.q. geëxpliciteerd, dat de dwaling er volgens haar in is gelegen dat de prijs voor een vergelijkbaar kavel op [A] binnen een jaar van € 72.000,= naar € 30.000,= is gedaald. Ondanks dat de rechtbank enig begrip kan opbrengen voor het ongeloof van [eiseres] bij een dergelijke prijsdaling in bovengenoemd tijdsbestek, miskent [eiseres] hiermee echter dat de (markt-)omstandigheden voor [gedaagde] binnen korte tijd kunnen zijn gewijzigd en dat een wijziging van omstandigheden een dergelijke prijsdaling kan rechtvaardigen. Ter comparitie heeft [gedaagde] zich ook op dergelijke omstandigheden beroepen doordat zij heeft gesteld, hetgeen door [eiseres] niet is weersproken, dat zij direct na de verkoop van de grond aan [eiseres] (hetgeen de eerst verkochte kavel van [A] betrof) in een persoonlijke financiële crisis belandde, omdat de betrokken banken de kavels van [A] daarna als riskant vastgoed aanmerkten en dat [gedaagde] vervolgens direct door de betrokken banken onder bijzonder beheer werd geplaatst. Volgens [gedaagde] dwongen de hoge maandelijkse aflossingen op haar leningen haar er daarna toe om voor de verkoop van de volgende kavels (de tweede en derde verkochte kavel van [A] ) genoegen te nemen met een (veel) lagere prijs.
4.11.
Tegen deze achtergrond gaat het beroep van [eiseres] op de e-mail van [gedaagde] van 22 maart 2011, volgens haar onjuiste inlichtingen in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek, niet op. In deze e-mail bericht [gedaagde] aan [eiseres] dat:
‘uiteraard [worden] alle bezitters van de huisjes over één kam geschoren echter met dien verstande dat, bij een stormloop op de kavels, de prijs van de grond navenant zal stijgen’. [eiseres] mocht uit dit bericht afleiden dat [gedaagde] heeft gemeend dat zij ten aanzien van de vraagprijs voor de kavels op
dat momentalle bezitters van de recreatiehuisjes gelijk zou behandelen. Anders dan [eiseres] , oordeelt de rechtbank echter dat dit niet betekent dat [gedaagde] hiermee aan [eiseres] een garantie heeft gegeven dat [gedaagde] – ondanks iedere mogelijke wijziging van omstandigheden – ook in de toekomst altijd met alle bezitters van de recreatiehuisjes akkoord zou gaan met eenzelfde verkoopprijs (of hoger) als de prijs die [eiseres] heeft betaald voor de grond. Zoals [eiseres] ter comparitie zelf heeft verklaard is dat wat marktconform is namelijk betrekkelijk en subjectief, maar ook onderhevig aan veranderingen die zich in de toekomst kunnen voordoen.
4.12.
Daarbij is het de rechtbank niet gebleken dat de taxatie van 24 februari 2011 een onjuiste waardebepaling voor de grond inhoudt. Zoals hiervoor onder punten 4.10 en 4.11 van dit vonnis reeds is overwogen, maakt een daling van de prijs voor vergelijkbare kavels binnen een jaar niet dat een (eerdere) taxatie dan per definitie onjuist of niet realistisch zou zijn.
4.13.
Voorts volgt uit hetgeen onder punt 4.10 van dit vonnis is overwogen, dat niet van [gedaagde] verlangd kan worden dat zij [eiseres] zou inlichten over (mogelijke) toekomstige omstandigheden waar zij dan nog geen weet van had. Derhalve gaat ook het beroep van [eiseres] op artikel 2:228 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek niet op.
4.14.
Gezien het voorgaande, zal de rechtbank derhalve ook de meer subsidiaire vordering van [eiseres] afwijzen.
Proceskosten
4.15.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 876,00
- salaris advocaat
1.788,00(2 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.664,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.664,00,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2016. [1]

Voetnoten

1.type: BA/4761