ECLI:NL:RBMNE:2016:5099

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
5229755 AE VERZ 16-80
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst; verzoek tot ontbinding afgewezen wegens onvoldoende zorg werkgever voor scholing en herplaatsingsmogelijkheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Stichting Vrije School Amersfoort en een lerares, hierna aangeduid als [verweerster]. De Vrije School verzocht om ontbinding op basis van de ongeschiktheid van [verweerster] tot het verrichten van de bedongen arbeid, alsook op basis van een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de Vrije School niet tijdig aan [verweerster] heeft meegedeeld dat zij onbevoegd was als groepsleerkracht te werken, en dat de Vrije School onvoldoende zorg heeft gedragen voor de scholing van [verweerster]. Bovendien zijn er herplaatsingsmogelijkheden voor [verweerster] binnen een redelijke termijn, mits zij een zij-instroomtraject aan de PABO volgt. De kantonrechter concludeert dat er geen redelijke grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wijst het verzoek af. Tevens wordt de Vrije School veroordeeld in de proceskosten van [verweerster].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 5229755 AE VERZ 16-80 GLK/1126
Beschikking van 22 september 2016
inzake
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
Stichting Vrije School Amersfoort,
gevestigd te Amersfoort,
verder ook te noemen de Vrije School,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. H.J. Brouwer,
tegen:
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verweerster] ,
verwerende partij,
gemachtigden: mr. G.G.A.J.M. van Poppel en mr. A.H. Arts.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 14 juli 2016;
  • de akte producties van de Vrije School van 21 juli 2016;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
  • de akte producties van [verweerster] van 30 augustus 2016, met daarbij de
(ondertekende) laatste pagina van het verweerschrift;
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 1 september 2016.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] 1954, is – na een aantal keren gedurende een korte periode te zijn ingevallen – op 2 september 2002 in dienst getreden van de Vrije School in de functie van leraar. Het dienstverband is aanvankelijk aangegaan voor bepaalde tijd en is met ingang van 1 augustus 2010 omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd.
De werktijdfactor is 0,3753 en het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 1.259,47 per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering van 6,3%. Op deze arbeidsovereenkomst is de CAO Primair Onderwijs van toepassing.
2.2.
[verweerster] is in het bezit van een akte van bekwaamheid van de tweede graad tot het geven van voortgezet onderwijs in de vakken Duits en Nederlands.

3.Het geschil

3.1.
De Vrije School verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst (primair) op grond van de ongeschiktheid van [verweerster] tot het verrichten van de bedongen arbeid als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder d van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), althans (subsidiair) op grond van een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW, althans – na de ter zitting uitgebrachte vermeerdering van
verzoek – (meer subsidiair) op grond van artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder h BW, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:671b lid 8 onder a BW inzake de opzegtermijn, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerster] .
3.2.
De Vrije School legt aan haar primaire verzoek ten grondslag dat [verweerster] niet de bevoegdheid heeft als groepsleerkracht in het basisonderwijs te werken. Weliswaar is zij bevoegd als vakleerkracht Duits in het basisonderwijs te werken, maar deze lessen worden sinds een tijdje door de groepsleerkrachten gegeven, die hiervoor eveneens bevoegd zijn. De Vrije School stelt dat zij op financieel gebied onder verscherpt toezicht staat van de Onderwijsinspectie en dat zij het zich financieel niet kan permitteren dat [verweerster] Duits geeft en dat de groepsleerkracht op dat moment niets te doen heeft. Daarnaast stelt de Vrije School dat er niet een apart vak Nederlands wordt gegeven. De verschillende taalonderdelen worden door de groepsleerkrachten gegeven. Ook op dit punt zijn er dus geen mogelijkheden voor [verweerster] .
De Vrije School legt aan haar subsidiaire verzoek ten grondslag dat [verweerster] niet bereid is een zij-instroomtraject te gaan volgen aan de PABO teneinde alsnog haar bevoegdheid te krijgen als groepsleerkracht in het basisonderwijs werkzaam te mogen zijn. Hierdoor heeft de Vrije School het vertrouwen in [verweerster] verloren en is sprake van een verstoorde arbeidsverhouding. Daarnaast stelt de Vrije School dat, als [verweerster] alsnog bereid zou zijn het zij-instroomtraject te gaan volgen, zij er geen vertrouwen in heeft dat zij voldoende gemotiveerd is om die opleiding succesvol af te ronden.
De Vrije School wijst in het kader van haar meer subsidiaire verzoek op een uitspraak van de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland van 28 juni 2016 (ECLI:NL:RBNHO:2016:5443).
3.3.
Verder stelt de Vrije School dat er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn voor [verweerster] . De Vrije School Amersfoort is een zelfstandige school en valt niet onder een bredere organisatie. Wel is navraag gedaan bij andere vrije scholen in de omgeving, maar geen enkele school heeft ruimte in de formatie voor een vakleerkracht Duits. Evenmin zijn onderwijsondersteunende functies beschikbaar, aldus de Vrije School.
3.4.
[verweerster] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. Subsidiair – voor het geval het ontbindingsverzoek wordt toegewezen – verzoekt zij de kantonrechter rekening te houden met de geldende opzegtermijn zonder aftrek van de periode die ligt tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van de ontbindingsverschikking, onder toekenning van een transitievergoeding, alsmede een billijke vergoeding ter hoogte van € 51.950,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Zowel primair als subsidiair verzoekt [verweerster] om veroordeling van de Vrije School in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[verweerster] betwist dat zij ongeschikt is voor haar functie. Weliswaar erkent zij dat zij de bevoegdheid mist als groepsleerkracht te mogen werken – als gevolg waarvan zij (in de zin van de wet) ongeschikt is om als groepsleerkracht te werken – , maar zij is wel bevoegd als vakleerkracht Duits en Nederlands werkzaam te zijn in het basisonderwijs. Zij kan op deze onderdelen lessen overnemen van de groepsleerkrachten. Volgens haar zijn er hiervoor ook mogelijkheden.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 7:671b lid 1 BW bepaalt dat de kantonrechter op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst kan ontbinden indien daar – kort gezegd – een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 BW voor is. De kantonrechter dient die redelijke grond te onderzoeken aan de hand van artikel 7:671b lid 2 BW. Artikel 7:669 lid 1 BW bepaalt verder, voor zover hier van belang, dat de werkgever de arbeidsovereenkomst kan opzeggen als daar een redelijke grond voor is én herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
4.2.
Van opzegverboden zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 2 BW is ten aanzien van het onderhavige verzoek niet gebleken.
Ongeschiktheid voor de functie
4.3.
Artikel 7:669 lid 3 sub d BW bepaalt dat onder een redelijke grond als bedoeld in lid 1 mede wordt verstaan de ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van de werknemer, mits de werkgever de werknemer hiervan tijdig in kennis heeft gesteld en hem in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren en de ongeschiktheid niet het gevolg is van onvoldoende zorg van de werkgever voor de scholing van de werknemer of voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer.
Vakleerkracht Duits en Nederlands
4.4.
Vast staat dat [verweerster] de bevoegdheid heeft als vakleerkracht Duits en Nederlands in het basisonderwijs te werken. Gelet hierop, en ook overigens, is niet gebleken van de ongeschiktheid van [verweerster] tot het verrichten van de bedongen arbeid wat betreft het werk als vakleerkracht Duits. Op dit punt is dan ook geen sprake van een redelijke grond in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub d BW. Het betoog van de Vrije School dat er geen (financiële) ruimte is [verweerster] vaklessen Duits te laten geven, is geen aspect dat in het kader van de beoordeling van de d-grond een rol speelt, zodat er geen ruimte is voor de kantonrechter om dit in die beoordeling te betrekken.
4.5.
Vast staat ook dat het vak Nederlands niet als apart vak gegeven wordt in het basisonderwijs. Wel staat vast dat er lessen zijn waarin verschillende onderdelen van de Nederlandse taal worden behandeld. De Vrije School heeft haar stelling dat [verweerster] niet bevoegd is les te geven in deze taalonderdelen, in het licht van de betwisting door [verweerster] , onvoldoende onderbouwd. Gelet hierop is ook op dit punt geen sprake van een redelijke grond in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub d BW.
Voor zover de Vrije School betoogt dat er geen (financiële) ruimte is [verweerster] les te laten geven in onderdelen van de Nederlandse taal, overweegt de kantonrechter, in het licht van hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen, dat dit geen aspect is dat in het kader van de beoordeling van de d-grond een rol speelt, zodat er geen ruimte is voor de kantonrechter om dit in die beoordeling te betrekken.
Groepsleerkracht
4.6.
Medio 2015 heeft de Vrije School [verweerster] laten weten dat zij niet bevoegd is als groepsleerkracht te werken. Nadat [verweerster] dit aanvankelijk heeft betwist, stelt zij zich nu op het standpunt dat zij hiervoor inderdaad niet bevoegd is. Vast staat dus dat [verweerster] ongeschikt is de bedongen arbeid wat betreft het werk als groepsleerkracht te verrichten.
De kantonrechter is evenwel van oordeel dat de Vrije School haar hiervan niet tijdig in kennis heeft gesteld in de zin van artikel 7:669 lid 3 BW. Vast staat dat [verweerster] jarenlang onbevoegd als groepsleerkracht heeft gewerkt. Van de Vrije School had verwacht mogen worden dat zij hiervan op de hoogte was en dat zij dit in een veel eerder stadium had meegedeeld aan [verweerster] . Indien de Vrije School dit had gedaan, dan had [verweerster] veel eerder kunnen beginnen met een zij-instroomtraject aan de PABO om alsnog haar lesbevoegdheid voor het werk van groepsleerkracht te behalen. De Vrije School heeft daarmee onvoldoende zorg gehad voor de scholing van [verweerster] als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub d BW.
Verder is ter zitting gebleken dat, indien [verweerster] het zij-instroomtraject aan de PABO gaat volgen, zij direct inzetbaar is als groepsleerkracht. Weliswaar heeft de Vrije School gesteld dat zij [verweerster] onvoldoende gemotiveerd acht om dit traject succesvol te doorlopen, maar [verweerster] heeft ter zitting laten weten dat zij bereid is om dit traject te volgen. Zij heeft naar voren gebracht dat dit traject niet haar voorkeur heeft en dat zij er tegenop ziet, maar dat zij erg graag in het basisonderwijs wil blijven werken en dat zij om die reden hiertoe bereid is. Gelet op deze door [verweerster] gegeven toelichting volgt de kantonrechter de Vrije School niet in haar betoog dat zij [verweerster] onvoldoende gemotiveerd acht om het zij-instroomtraject succesvol af te ronden.
De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat er met behulp van scholing binnen een redelijke termijn een mogelijkheid is tot herplaatsing, zodat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 7:669 lid 1 BW. Samenvattend heeft (1) de Vrije School [verweerster] niet tijdig in kennis gesteld van haar onbevoegdheid – en daarmee haar ongeschiktheid – als groepsleerkracht te werken, (2) is deze ongeschiktheid het gevolg van onvoldoende zorg van de Vrije School voor scholing en (3) bestaat er een mogelijkheid tot herplaatsing van [verweerster] binnen een redelijke termijn, middels het volgen van een zij-instroomtraject aan de PABO. Dit leidt er toe dat er geen sprake is van een redelijke grond in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub d BW en dat er een herplaatsingsmogelijkheid is in de zin van artikel 7:669 lid 1 BW.
Verstoorde arbeidsverhouding
4.7.
Artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW bepaalt dat onder een redelijke grond als bedoeld in lid 1 mede wordt verstaan een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.8.
Reeds omdat er herplaatsingsmogelijkheden zijn voor [verweerster] in de zin van artikel 7:669 lid 1 BW, kan het ontbindingsverzoek van de Vrije School evenmin worden toegewezen op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Los daarvan overweegt de kantonrechter dat de Vrije School haar stelling dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, in het licht van de betwisting door [verweerster] , onvoldoende heeft onderbouwd. Dat [verweerster] niet open zou hebben gestaan voor redelijke voorstellen van de Vrije School – waarmee naar de kantonrechter aanneemt wordt gedoeld op het voorstel een zij-instroomtraject te volgen – is niet gebleken. Zij heeft immers laten weten bereid te zijn om dit zij-instroomtraject te gaan volgen. Dat zij naar mogelijkheden heeft gezocht om toch een algemene lesbevoegdheid te krijgen zonder hiervoor het zij-instroomtraject te moeten volgen, is niet iets wat [verweerster] kan worden tegengeworpen en levert als zodanig geen verstoorde arbeidsverhouding op. Ook anderszins is niet gebleken van een verstoorde arbeidsverhouding. Uit de wijze van communiceren tussen partijen zoals die blijkt uit de schriftelijke stukken die zijn overgelegd, blijkt juist een goede verstandhouding en een bereidheid om gezamenlijk naar een oplossing te zoeken. Er is dan ook geen sprake van een redelijke grond in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub g BW.
Vangnetbepaling
4.9.
Artikel 7:669 lid 3 sub h BW bepaalt dat onder een redelijke grond als bedoeld in lid 1 mede wordt verstaan andere dan de onder a tot en met g genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.10.
De Vrije School heeft geen omstandigheden aangevoerd die zodanig zijn dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te laten voortduren in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub h BW. De uitspraak van de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland van 28 juni 2016 waarnaar de Vrije School verwijst maakt dit niet anders, omdat dit geen vergelijkbare situatie betreft. In die uitspraak was sprake van een situatie waarbij het minimaal twee jaar zou duren voordat de betreffende werknemer over het vereiste diploma zou bezitten om de bedongen arbeid te kunnen verrichten, terwijl [verweerster] direct inzetbaar is als groepsleerkracht zodra zij begint met het zij-instroomtraject aan de PABO. Een ander verschil tussen beide zaken is dat in de zaak van de Rechtbank Noord-Holland sprake was van een wijziging in de regelgeving als gevolg waarvan de werknemer niet meer voldeed aan de voorwaarden om haar functie uit te oefenen, terwijl in de onderhavige zaak [verweerster] al jarenlang onbevoegd als groepsleerkracht werkzaam was, zonder dat de Vrije School hier een probleem van maakte.
Conclusie
4.11.
De kantonrechter concludeert dat er geen redelijke grond is voor opzegging, alsmede dat er een herplaatsingsmogelijkheid is voor [verweerster] . Het verzoek tot ontbinding zal dan ook worden afgewezen. Gelet hierop behoeft het subsidiaire verzoek van [verweerster] geen bespreking meer.
Proceskosten
4.12.
De Vrije School zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerster] worden begroot op € 400,- aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 200,-) overeenkomstig het liquidatietarief.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af;
5.2.
veroordeelt de Vrije School tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [verweerster] , tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400,- aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van deze beschikking tot de dag van volledige betaling, en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 september 2016.