ECLI:NL:RBMNE:2016:5069

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
21 september 2016
Zaaknummer
16/659015-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid MDMA en andere druggerelateerde feiten

Op 21 september 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid MDMA, hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1963 en thans gedetineerd in de PI Flevoland, werd bijgestaan door advocaten mr. V.J.C. de Bruijn en mr. B.Th. Nooitgedagt. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 6 april, 22 juni en 7 september 2016. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 138 kg MDMA-brokken en 5,6 kg MDMA-pillen, het telen van 274 hennepplanten en het stelen van elektriciteit in de periode van 1 februari 2015 tot en met 6 januari 2016. De rechtbank oordeelde dat de staandehouding van de verdachte rechtmatig was en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich had ingelaten met criminele activiteiten die schadelijk zijn voor de gezondheid van gebruikers en de maatschappij. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V. tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 2.063,23, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659015-16
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1963] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de PI Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2016, 22 juni 2016 en
7 september 2016. Verdachte is op laatstgenoemde zitting in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. V.J.C. de Bruijn en mr. B.Th. Nooitgedagt, advocaten te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadslieden naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 1 primair: al dan niet samen met een ander of anderen in de periode van
1 februari 2015 tot en met 6 januari 2016 opzettelijk een (grote) hoeveelheid MDMA en/of MDEA en/of MDA heeft vervaardigd, bereid, bewerkt, en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad;
onder 1 subsidiair: al dan niet samen met een ander of anderen in de periode van
1 februari 2015 tot en met 6 januari 2016 voorbereidingshandelingen heeft verricht voor het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van amfetamine en/of 3,4- methyleendioxyamfetamine;
onder 2: al dan niet samen met een ander of anderen op 6 januari 2016 opzettelijk ongeveer 138 kg MDMA-brokken en 5,6 kg
MDMA-pillen voorhanden heeft gehad;
onder 3: al dan niet samen met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad ongeveer 274 hennepplanten;
onder 4: in de periode van 1 februari 2015 tot en met 6 januari 2016 elektriciteit heeft gestolen door middel van braak, verbreking dan wel inklimming.

3.Voorvragen

Nietige dagvaarding ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Wat onder 2 ten laste is gelegd wordt integraal gedekt door wat onder 1 primair, impliciet subsidiair ten laste is gelegd (op 6 januari 2016 aanwezig hebben: waarbij dan 138 kg MDMA-brokken en 5,6 kg MDMA-pillen (feit 2) als een grote hoeveelheid materiaal, bevattende MDMA (feit 1, primair, impliciet subsidiair) wordt aangemerkt). In zoverre wordt dit feit dan ook in dezelfde dagvaarding zowel cumulatief (feit 2) als impliciet subsidiair (feit 1, primair) ten laste gelegd. Deze innerlijke tegenstrijdigheid levert nietigheid van de dagvaarding op, voor zover het feit 2 betreft.
De dagvaarding is voor het overige geldig, de officier van justitie is ontvankelijk en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Bruikbaarheid van het bewijs

4.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de staandehouding van verdachte onrechtmatig was, nu de staandehouding in strijd was met artikel 52 van het Wetboek van Strafvordering. Immers kon verdachte op moment van staandehouding niet als verdachte ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht worden aangemerkt. Dit onherstelbare vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering zou, aldus de verdediging, moeten leiden tot bewijsuitsluiting van de resultaten van het na de staandehouding in het bedrijfspand en in de woning aan de [adres] te [woonplaats] verrichte onderzoek. Dientengevolge dient verdachte te worden vrijgesproken van al het tenlastegelegde. Indien de rechtbank geen bewijsuitsluiting zal toepassen, dient het verzuim in ieder geval te leiden tot het verlagen van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat de verbalisanten verdachte niet staande hebben gehouden. Immers was er niet specifiek naar zijn naam gevraagd.
Subsidiair stelt de officier van justitie dat, mocht de rechtbank menen dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, het om een minimaal geschonden belang gaat en dat de rechtbank daarom kan volstaan met een constatering van het vormverzuim.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte staande is gehouden, gelet op het feit dat hij door verbalisant [verbalisant 1] is klemgereden en dat verbalisant [verbalisant 1] toen ook de identiteit van verdachte heeft vastgesteld. Er was een M-melding geweest dat er in het pand aan de [adres] of [adres] in [woonplaats] een hennepkwekerij was. Verbalisanten gingen ter plaatse en zagen dat er op de benedenverdieping van [adres] licht aan was. Zij hoorden ook dat er een radio aanstond in het pand. Eén van de verbalisanten belde vervolgens meerdere malen aan en hoorde dat de bel in het pand geluid gaf. Op het aanbellen werd echter niet gereageerd. Vervolgens kwam een persoon, die later verdachte bleek te zijn, het pand uit, en sloot dit af. Deze persoon was dus in het pand aanwezig geweest, en wilde kennelijk niet opendoen. De rechtbank is van oordeel dat dit in combinatie met de M-melding voldoende was voor een redelijk vermoeden van schuld ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Derhalve was de staandehouding van verdachte toen hij het pand uit kwam lopen en in de personenauto stapte rechtmatig en is er geen sprake van een vormverzuim.

5.Waardering van het bewijs

5.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft gepleegd en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het bewerken van MDMA in de periode van 1 maart 2015 tot en met 6 januari 2016 (feit 1 primair) en het aanwezig hebben van de genoemde hoeveelheid MDMA (feit 2). De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat hij de [adres] in [woonplaats] zou hebben verhuurd onbetrouwbaar. De diefstal stroom (feit 3) vond volgens de officier van justitie plaats vanaf 15 juni 2015.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van feit 1 primair dient te worden vrijgesproken omdat hij niet kan worden gekwalificeerd als pleger en ook niet als medepleger.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het oprichten van de eenmanszaak ‘ [eenmanszaak] ’ en huren van de [adres] geen drugsgerelateerde handelingen waren en dat er geen bewijs is dat verdachte deze dingen heeft gedaan om het verwerken van MDMA voor te bereiden of te bevorderen, waardoor verdachte van deze gedachtestreepjes dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4 stelt de verdediging zich op het standpunt dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, gelet op de brief van de woningbouwstichting van
15 juni 2015 en de productiedatum van één van de aangetroffen sonoconnect-dozen van
3 september 2015, de periode van de diefstal stroom pas kan beginnen op of na
3 september 2015. Verdachte dient voor de periode daarvoor te worden vrijgesproken.
5.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde:
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte MDMA en/of MDEA en/of MDA heeft vervaardigd, bereid, bewerkt, en/of verwerkt. Verdachte zal van dit onderdeel worden vrijgesproken.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Verdachte huurde sinds 1 maart 2015 met zijn eenmanszaak [eenmanszaak] het bedrijfspand [adres] in [woonplaats] . [2] Hij verhuurde de eerste verdieping van het bedrijfspand aan een persoon. Hij dacht wel dat het mogelijk geen zuivere koffie was wat daar gebeurde. Hij maakte gebruik van de keuken die op de eerste verdieping was. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] was met collega [verbalisant 2] op 6 januari 2016 bij de [adres] te [woonplaats] . [4] Hij zag dat er een man het pand uit kwam lopen, die later verdachte bleek te zijn. Na diens staandehouding opende [verdachte] desverzocht middels een sleutel weer de toegangsdeur tot dat pand, en liep samen met hen naar binnen. Op de benedenverdieping stond een aantal big shoppers met daarin meerdere plastic zakken met hierin crème kleurige ‘stenen’. Hierop zijn zij samen met [verdachte] naar de bovenverdieping gegaan. Hier was een afgetimmerde ruimte. Op deze verdieping stonden verschillende vaten met hieromheen allerlei opvallende kleuren poeder. Hij trok aan een houten plaat van de afgetimmerde ruimte waardoor deze houten plaat ‘open’ ging. Achter die houten plaat zat een soort werkruimte. Er stonden allerlei soorten mengmachines en een tabletteermachine. Er stonden ook enkele bakken met hierin pillen in verschillende kleuren. Hij deelde [verdachte] mede dat deze niet tot antwoorden verplicht was en vroeg hem: “Wat is dit?”. Hij hoorde dat [verdachte] antwoordde: “XTC”. [5]
LFO-expert [A] verklaart dat in de werkplaats op de begane grond van de [adres] in [woonplaats] 6 boodschappentassen werden aangetroffen welke allen waren gevuld met vacuümsealzakken. In iedere tas waren 9 of 10 van deze zakken aanwezig. Per zak werden circa 2 kg MDMA brokken aangetroffen. Allen testten positief op MDMA (de rechtbank begrijpt met een indicatieve drugstest). [6]
De volgende sporen werden veiliggesteld van de op de werkplaats op de begane grond aangetroffen sealzakken, die geheel gevuld waren met crèmekleurige brokken kristallen/poeder:
- SIN AAEI5900NL. Een monster uit één van de zeven sealzakken met een bruto gewicht van 14,6 kg en afkomstig uit een AH draagtas; [7]
- SIN AAEI5912NL. Een monster uit één van de tien sealzakken met een bruto gewicht van 20,680 kg en afkomstig uit een PLUS draagtas; [8]
LFO-expert [A] verklaart dat op de eerste verdieping naast het keukenblok een grote vacuümsealzak lag met daarin een grote hoeveelheid paarse tabletten. [9] Het volgende monster is genomen van de in mengruimte op de eerste verdieping aangetroffen goederen:
- SIN AAEI5921. Een monster van 20 tabletten uit een dubbele sealzak geheel gevuld met netto 2000 g paarse rechthoekige tabletten. [10]
Uit het Spoedrapport Identificatie van drugs en precursoren d.d. 19 januari 2016 van het NFI volgt dat de sporen met SIN nummers AAEI5900NL en AAEI5912NL MDMA bevatten. [11]
Uit het Rapport Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de [adres] te [woonplaats] d.d. 14 juli 2016 volgt dat het spoor met SIN nummer AAEI5921NL MDMA bevat.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij wel dacht dat wat zijn huurder deed mogelijk geen zuivere koffie was, dat hij ook op de eerste verdieping kwam en dat hij tegen verbalisanten zei dat wat zich achter het houten schot en/of overigens op de eerste verdieping bevond XTC was, het niet anders kan dan dat verdachte heeft geweten van de aanwezigheid van de verdovende middelen in het bedrijfspand. De MDMA die werd aangetroffen op de begane grond en in de mengruimte lag buiten de afgetimmerde ruimte en derhalve in de machtssfeer van verdachte. De nauwe en bewuste samenwerking van verdachte (die ervan wist) en zijn mededader(s) (die de pillendraaierij runde(n)) moet dan ook gericht zijn geweest op het in het bedrijfspand hebben van MDMA. Op grond van het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, heeft de verdachte samen met een ander of anderen een grote hoeveelheid MDMA voorhanden gehad. Dat voorhanden hebben zal niet eerder dan vanaf
1 maart 2015 hebben plaatsgevonden, gegeven dat de huur aan verdachte per die datum inging.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 tenlastegelegde:
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 7 september 2016 verklaard dat hij een hennepplantage heeft gehad op de [adres] te [woonplaats] en dat hij elektriciteit heeft gestolen.
Verbalisant [verbalisant 3] was op 6 januari 2016 in de woning op de [adres] te [woonplaats] . Op dit adres was een hennepkwekerij met planten aanwezig. [12] In totaal stonden er 274 hennepplanten. [13]
[aangever] deed aangifte namens Stedin Netbeheer B.V. van diefstal van energie al dan niet door middel van braak of verbreking. [14] Hij zag op 6 januari 2016 op de [adres] te [woonplaats] bij controle van de netcomponenten van Stedin Netbeheer B.V. en de elektrische installatie in de meterkast van dat pand dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was. Aan de onderzijde van de hoofdzekering(en) was een illegale aansluiting bijgeplaatst en aangesloten. Deze illegale aansluiting zorgde ervoor dat alle elektriciteit die via de illegale aansluiting werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. [15] De diefstal is volgens de aangifte gepleegd in de periode van 25 maart 2015 tot en met 6 januari 2016. [16]
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
De rechtbank overweegt dat uit de brief van de verhuurder aan verdachte van 17 juni 2015 volgt dat de verhuurder op 15 juni 2016 heeft geconstateerd dat de woning van verdachte aan de [adres] zo goed als leeg was. Voor 15 juni 2016 was er in ieder geval geen hennepplantage in de woning. De rechtbank volgt niet het standpunt van de verdediging dat de hennepplantage, en daarmee de diefstal van de stroom, niet eerder dan vanaf oktober 2015 (volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting), althans 3 september 2015, de productiedatum van één van de sonoconnectdozen, kan hebben plaatsgevonden. Het is immers denkbaar dat vóór 3 september 2015 al een andere sonoconnectdoos (of applicatie met gelijke functionaliteit) in gebruik was, die later is vervangen. Derhalve zal de rechtbank de periode bewezen verklaren vanaf 15 juni 2016. De rechtbank merkt hierbij op dat dit niet betekent dat er gedurende de gehele bewezenverklaarde periode een hennepplantage was en elektriciteit werd gestolen.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het hiervoor overwogene tot de conclusie dat verdachte het onder 1 primair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft gepleegd.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 5.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Primair
op één of meer tijdstippen in de periode van 1 maart 2015 tot en met 6 januari 2016 in De Meern, gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
op 6 januari 2016 te [woonplaats] , gemeente Woerden, opzettelijk heeft geteeld in een woning gelegen aan [adres] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 274 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
in de periode van 15 juni 2015 tot en met 6 januari 2016 te Kamerik,
gemeente Woerden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de hoeveelheid aangetroffen drugs in het bedrijfspand, dat sprake was van gevaarzetting door de provisorische aanlegging van de stroomvoorziening in de woning van verdachte, dat drugshandel in harddrugs een aanzuigende werking heeft op harde criminaliteit, de risico’s voor de gezondheid en met de justitiële documentatie van verdachte waaruit volgt dat hij eerder in beeld is gekomen voor drugsgerelateerde feiten en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om naast de familiaire en medische omstandigheden van verdachte ermee rekening te houden dat de rol van verdachte beperkt is gebleven tot het beschikbaar stellen van de eerste verdieping van de bedrijfsruimte, dat verdachte slechts een katvanger was en dat de hennepplantage er veel kortere tijd heeft gestaan dan ten laste is gelegd. Ook heeft de verdediging verzocht om ermee rekening te houden dat verdachte geen relevante recidive heeft en dat hij op onrechtmatige wijze is staande gehouden. De verdediging heeft verzocht om een groot gedeelte van een mogelijke straf voorwaardelijk op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander of anderen aanwezig hebben van een grote hoeveelheid MDMA. MDMA wordt gebruikt voor de vervaardiging van XTC. Verdachte heeft zich kennelijk ingelaten met deze criminele activiteiten om extra inkomsten te verwerven, waarmee hij voorbij ging aan de mogelijk negatieve gevolgen voor anderen. Het is algemeen bekend dat die verdovende middelen schade kunnen toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. De productie van XTC brengt schade aan het milieu toe, veroorzaakt door dumpingen van de bij de productie vrijkomende chemische afvalstoffen in het riool of elders. Ook is er sprake van gevaar voor brand, ontploffing en het vrijkomen van giftige stoffen. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep en diefstal van stroom. Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die leiden tot schade voor de gezondheid. Ook levert een hennepkwekerij waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net en waarvoor de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd, schade op voor het elektriciteitsbedrijf en (brand)gevaar voor de omgeving. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag. De rechtbank acht de bewezen verklaarde feiten dermate ernstig, dat niet kan worden volstaan met iets anders dan een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Door de heer P. Leek van de Reclassering Nederland is op 5 april 2016 een advies voor de terechtzitting uitgebracht. De reclassering adviseert om verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juli 2016, waaruit blijkt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf moet worden opgelegd van
30 maanden, met aftrek van voorarrest.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V. vordert een schadevergoeding van € 4.695,32 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente voor het onder 4 tenlastegelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 3.000,00 en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair heeft verdediging verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 1.000,00 en het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van
Stedin Netbeheer B.V. levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op, voor zover deze vordering op grond van het navolgende wordt toegewezen.
De benadeelde partij heeft als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit rechtstreeks schade geleden. De rechtbank is van oordeel, gelet op de bewezen geachte periode, dat sprake is geweest van één volledige oogst. De aangetroffen planten waren circa 7 dagen oud. Derhalve zal de rechtbank de variabele kosten voor 77 dagen en de vaste kosten geheel toewijzen. Voor de variabele kosten gaat Stedin uit van een pleegperiode van 25 maart 2015 tot en met 6 januari 2016, dat wil zeggen 281 dagen. Deze kosten zijn op grond van het voorgaande toewijsbaar voor een 77/281ste deel:
De rechtbank waardeert de schade aldus op € 2.063,23, (tweeduizenddrieënzestig euro en drieëntwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De benadeelde partij is in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk, nu niet is komen vast te staan dat haar deze schade daadwerkelijk rechtstreeks is toegebracht door het onder 4 bewezen geachte feit. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Dagvaarding partieel nietig-Verklaart de dagvaarding nietig ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring- Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
- Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het feit- Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte- Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf- Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 maanden.
- Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
De benadeelde partij (Stedin Netbeheer B.V.)-Wijst de vordering van Stedin Netbeheer B.V. toe tot een bedrag van € 2.063,23, (tweeduizenddrieënzestig euro en drieëntwintig cent) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Stedin Netbeheer B.V. voornoemd.
- Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
- Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
- Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Stedin Netbeheer B.V., € 2.063,23, (tweeduizenddrieënzestig euro en drieëntwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 30 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
- Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Frieling, voorzitter, mrs. N.H.J.M. Veldman-Gielen en G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. van der Vegte, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 september 2016.
mr. J.W. Frieling is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en
met 6 januari 2016 in De Meern, gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk heeft vervaardigd, althans (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in
elk geval (telkens) aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDEA en/of MDA, zijnde MDMA en/of MDEA en/of MDA, (telkens) een middels als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
art. 2ahf/ond B en C Opiumwet
Subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en
met 06 januari 2016 in De Meern en/of in Woerden en/of in Kamerik, in elk geval in arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van
de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het vervaardigen van amfetamine
en/of 3,4-methyleendioxyamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine en/of 3,4-methyleendioxyamfetamine, (telkens) zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen,
te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen
van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- de eenmanszaak [eenmanszaak] heeft/hebben opgericht en/of
- een loods, althans een locatie, ten behoeve van de productie van amfetamine
en/of 3,4-methyleendioxyamfetamine, gelegen aan de [adres] te [woonplaats]
heeft/hebben gehuurd op naam van eenmanszaak [eenmanszaak] en/of
- 138 kilogram, althans een hoeveelheid MDMA-brokken en/of tableteerstoffen (onder
andere Prosolv, microcrystalline cellulose) en/of twee granuleermachines en/of stempels
en/of kleurstoffen en/of (een) tabletteermachine(s),
voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)
wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat dat/die bstemd was/waren tot
het plegen van dat/die feit(en);
art 10a Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 6 januari 2016, in de Meern, gemeente Utrecht, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijke aanwezig heeft gehad
(ongeveer) 138 kilogram MDMA-brokken en/of 5.6 kilogram MDMA-pillen
en/of MDMA-poeder, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA, zijne MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
artikel 2 onder C juncto artikel 10 van de Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 6 januari 2016 te [woonplaats] , gemeente Woerden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) opzettelijke heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een woning gelegen aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 274 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
art. 3 ahf/ond B en C Opiumwet
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en met 6 januari 2016 te Kamerik,
gemeente Woerden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900-2016006315, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 1065). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 september 2016 en een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een huurovereenkomst inzake [eenmanszaak] [adres] te [woonplaats] , doorgenummerde pagina 591 – 596.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 september 2016.
4.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 506.
5.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 507.
6.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 705.
7.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 708.
8.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 710.
9.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 706.
10.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 711.
11.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4 Wetboek van Strafvordering, te weten een Spoedrapport Identificatie van drugs en precursoren van het NFI d.d. 19 januari 2016, doorgenummerde pagina’s 783 – 784.
12.Proces-verbaal Aantreffen hennepkwekerij, doorgenummerde pagina 973.
13.Proces-verbaal Aantreffen hennepkwekerij, doorgenummerde pagina 974.
14.Proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde pagina 932.
15.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde pagina 936.
16.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde pagina 935.