Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 september 2016 in de zaak tussen
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij] , te [woonplaats] , gemachtigde: mr. J.H. Hartman.
Procesverloop
Overwegingen
Bij brief van 14 augustus 2015 heeft verweerder eiseres een kopie van het voornemen om tegen door derde-partij verrichte bedrijfsactiviteiten op het perceel handhavend op te treden toegezonden. Bij brief van 25 augustus 2015 heeft eiseres gereageerd op dit voornemen en verweerder verzocht om in aanvulling op de in het voornemen genoemde bedrijfsactiviteiten ook handhavend op te treden tegen de activiteiten die derde-partij ten behoeve van organisatiebureau [organisatiebureau] op het perceel en meer in het bijzonder in de bedrijfswoning uitoefent. Eiseres stelt zich in haar brief van 25 augustus 2015 op het standpunt dat het uitoefenen van een vrij beroep aan huis in de vorm van een organisatiebureau, naast de galerie, op grond van het geldende bestemmingsplan niet is toegestaan. Naar aanleiding van deze brief is verweerder gekomen tot de onder ‘Procesverloop’ vermelde besluitvorming.
Artikel 30.1 van de planregels bepaalt dat het verboden is om de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, kort gezegd, op een wijze of tot een doel strijdig met de aan deze gronden gegeven bestemming.
Ingevolge artikel 30.3, aanhef en onder a, sub 9, van de planregels, is een verboden gebruik als bedoeld in artikel 30.1 in ieder geval niet het gebruiken van een woning en bijbehorende bijgebouwen voor een aantal nader genoemde beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis, waaronder een kleinschalig kantoor, mits de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning en samen met de daarbij behorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 100 m2 bedraagt.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt het bestreden besluit,
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van deze uitspraak,
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ad € 168,- aan haar vergoedt.