Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
‘laatste waarschuwing’gegeven, omdat
‘wat ons betreft de grens bereikt is, aangezien je drugsgebruik een grote en negatieve invloed heeft op je werkzaamheden bij FonQ.’Onder verwijzing naar artikel 5.3.1. van haar Personeelsgids heeft Fonq aangekondigd
‘bij een volgende overtreding van dit artikel (te) zullen (-) overgaan tot het ontbinden van je arbeidsovereenkomst.’Dit artikel 5.3.1. luidt:
‘Tijdens werktijd is het niet toegestaan om drank of drugs in bezit te hebben, te verhandelen en/of te gebruiken. Overtreding van deze regeling door de werknemer wordt met de leidinggevende besproken. Bij overtreding van deze regeling zal er een officiële waarschuwing volgen. Wanneer er na een eerste waarschuwing nogmaals een overtreding plaatsvindt, kan dit resulteren in ontbinding van de arbeidsovereenkomst.’[verweerder] heeft tegen de waarschuwing geprotesteerd.
‘Door de terugval en de opname is hij weer volledig uitgevallen, kort nadat de re-integratie was afgerond. Op dit moment is de medische situatie nog instabiel en is het belangrijk dat eerst de behandeling weer op gang komt.’Na een spreekuurcontact op 8 maart 2016 heeft de bedrijfsarts aan Fonq geadviseerd:
‘Bied zo mogelijk op vaste tijden, overdag, passende werktaken voor ongeveer 4 uur/dag. Dat biedt betrokkene ritme, structuur en contacten. Hiervan mag een bijdrage aan het herstel worden verwacht. Houd regelmatig een kort reïntegratie-gesprek: evalueer hoe het gaat en stel zo nodig de afspraken bij.’Op 14 en 21 maart 2016 heeft mevrouw [A] , personeelsfunctionaris van Fonq, een gesprek gehad met [verweerder] , die daarbij een depressieve en afwezige indruk maakte. Op 18 en 21 maart 2016 is [verweerder] niet respectievelijk te laat voor zijn reïntegratie-activiteiten op het werk verschenen.
‘klinische detox en behandeling.’Deze derde opname heeft geduurd tot 12 juni 2016.
‘De verslaving is het gevolg van psychische problemen, veroorzaakt door persoonlijkheidsproblematiek. Wat betreft het eerste, patiënt was verslaafd aan cocaïne en later aan crack. Met name van dit laatste middel is bekend dat het een zeer hardnekkige verslaving is en dus ook moeilijk te behandelen. Dat een patiënt hier meerdere behandelingen voor nodig heeft, is niet ongebruikelijk en kan dus niet volledig toegeschreven worden aan een gebrek aan motivatie van uw cliënt. In de behandeling van verslaving is motivatie een voorwaarde, maar op hersenniveau is er sprake van een autonoom proces, waar de patiënt geen invloed op heeft en dus ook niet verantwoordelijk voor gesteld kan worden. In de periode dat patiënt werkte, waarin de verslaving voortdurend een rol speelde (op korte periodes van abstinentie na) was er in feite sprake van contact met een ‘zieke’ man, zodat men niet kan stellen dat zijn uitstelgedrag en het zich niet houden aan zijn afspraken bewust en opzettelijk is (-).’Omdat de verslaving van [verweerder] het gevolg is van zijn psychische problematiek (en niet andersom) is hem geadviseerd om in psychotherapie te gaan.
‘dat het absoluut gecontra-indiceerd is dat patiënt terug gaat naar zijn werkgever. Dit heeft te maken met het feit dat het niet verantwoord is dat hij terug gaat naar een situatie waarin hij gebruikte, wat op zich al een trigger vormt, naast het feit dat het te veel spanning op zal roepen, en beide(-) moet(-) zo veel mogelijk vermeden worden, met het oog op een terugval. Daarbij is de arbeidsverhouding duurzaam ontwricht.’[verweerder] is verwezen voor behandeling van zijn persoonlijkheidsproblematiek.
‘een duidelijke verbetering’in zijn gezondheidstoestand geconstateerd, en het oordeel van de behandelend psycholoog
‘dat vanwege medische redenen terugkeer bij Fonq voor betrokkene niet meer tot de mogelijkheden behoort’onderschreven. De beperkingen van [verweerder] werden als volgt omschreven:
‘Betrokkene is aangewezen op werkzaamheden met regelmatige werktijden, overdag, zonder blootstelling aan stress/productiepieken/ deadlines en zonder blootstelling aan conflicten.’De bedrijfsarts adviseerde Fonq om een tweede spoor reïntegratietraject voor [verweerder] in gang te zetten.
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling van het geschil
‘chronische ziekte (-) met exacerbaties (verergering) en remissies (vermindering)’en
‘een destructieve ziekte met een grote ziektelast en (-) een hoog overlijdensrisico’wordt genoemd. Blijkens hun brief van 30 mei 2016 zijn de behandelaars van [verweerder] van mening dat hij lijdt aan een cocaïne- en crackverslaving, die wortelt in vroege ontwikkelingsproblematiek. Vast staat dat de bedrijfsarts [verweerder] , laatstelijk op 18 augustus 2016, wegens zijn verslavingsziekte arbeidsongeschikt heeft geacht.
‘een proces van vallen en opstaan’is, dat is
‘aangetoond dat er verschillen bestaan in de hersenen van verslaafde mensen ten opzichte van gezonde mensen’, dat
‘(d)e visie dat het mogelijk moet zijn om puur op wilskracht te kunnen stoppen met een middel of gedrag waaraan men verslaafd is geraakt (-) hiermee definitief van de baan’is, dat het
‘een illusie (is) dat men er al na één behandeling van af is.’Dit strookt met hetgeen blijkens de brief van 30 mei 2016 van de behandelaars Harteveld en Coppens bij [verweerder] aan de hand is. De kantonrechter verstaat hun bevindingen aldus dat de problematiek van [verweerder] nog in die zin gecompliceerd wordt dat zijn verslavingsziekte voortkomt uit onderliggende persoonlijkheidsproblematiek, waardoor niet met een afkickprogramma kan worden volstaan, maar ook de persoonlijkheidsproblemen die het verslavingsgedrag luxeren moeten worden behandeld. Anders dan Fonq meent, doet het hierbij niet ter zake hoe de onderliggende persoonlijkheidsproblematiek psychiatrisch is te duiden en of er een relatie is met een aandachtstekortstoornis. Geconcludeerd wordt dat er een nauw verband bestaat tussen de aard en ernst van de ziekte van [verweerder] en zijn herhaalde terugval in drugsgebruik.
‘zijn uitstelgedrag en het zich niet houden aan zijn afspraken’als symptomen van zijn ziekte beschrijven. Alleszins voorstelbaar is dat zijn gebrekkige communicatie en tekortschietende trouw bij de nakoming van afspraken, zich hebben gemanifesteerd in een periode waarin hij weer in drugsgebruik was teruggevallen. Hierop wijst ook het feit dat mevrouw [A] hem op 21 maart 2016 rillend en zwetend zag en hij toen op haar een depressieve en afwezige indruk maakte.
‘(h)et hebben van werk en een sociaal netwerk (-) van groot belang (is) in het proces om het verslavingsgedrag te stoppen’en dat
‘(h)et wegvallen hiervan (-) tot gevolg (heeft) dat de betrokkene sneller aan lager wal raakt.’Uit hetgeen de behandelend psycholoog in haar brief van 11 augustus 2016 schreef, blijkt dat dit ook bij [verweerder] het geval is. Mevrouw Harteveld acht
‘de arbeidsverhouding duurzaam ontwricht’, maar bedoelt kennelijk dat de kans op een hernieuwde terugval van [verweerder] wordt vergroot als hij terugkeert naar zijn arbeidsplaats in het magazijn van Fonq, welke werkplek hem zal herinneren aan de periode waarin hij nog gebruikte. Een dergelijke
‘trigger’kan volgens haar het huidige
‘kwetsbaar evenwicht’verstoren. Reïntegratie in het tweede spoor ligt daarom voor de hand. Daarop zullen dan ook in de daarvoor resterende tijd de inspanningen van partijen moeten zijn gericht. Het verzoek van Fonq wordt afgewezen.