ECLI:NL:RBMNE:2016:5043

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
16 september 2016
Zaaknummer
C/16/387281 / HA ZA 15-201
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiële vordering tot schorsing van hoofdzaak in verband met reorganisatie in India afgewezen

Op 21 september 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een incident in de zaak van Willem Jan Maurits van Andel, curator in het faillissement van Svizera Holdings B.V., tegen Maneesh Pharmaceuticals Limited, gevestigd in Mumbai, India. De zaak betreft een incidentele vordering tot schorsing van de hoofdzaak, die verband houdt met een reorganisatieprocedure in India. Maneesh had verzocht om de procedure in Nederland aan te houden totdat er duidelijkheid zou zijn over de voortgang van de BIFR-procedure in India. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Maneesh onvoldoende inzicht heeft gegeven in de verwachte duur van de schorsing en de redenen daarvoor. De rechtbank benadrukte het belang van een tijdige behandeling van de vordering in de hoofdzaak en wees erop dat de rechten van de curator niet in het gedrang mogen komen door onredelijke vertragingen. De rechtbank heeft de incidentele vordering van Maneesh afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 5 oktober 2016 weer op de rol komen voor beraad over een comparitie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling civielrecht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/387281 / HA ZA 15-201
Vonnis in incident van 21 september 2016
in de zaak van
WILLEM JAN MAURITS VAN ANDEL, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Svizera Holdings B.V.,
wonende te Utrecht,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. C.M. Tjoa te Utrecht,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
MANEESH PHARMACEUTICALS LIMITED,
gevestigd te Mumbai (India),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.F.H. van Delft te Leusden.
Partijen zullen hierna Curator en Maneesh worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis in het incident van 30 maart 2016,
  • de akte van Maneesh van 1 juni 2016,
  • de antwoordakte van de Curator van 27 juli 2016,
  • de akte uitlating producties van Maneesh van 10 augustus 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
1.3.
De rechtbank zal de akte van 10 augustus 2016 uitsluitend bij de beoordeling betrekken, voor zover deze een reactie vormt op de producties die de Curator heeft overgelegd bij antwoordakte van 27 juli 2016.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
De rechtbank verwijst naar en volhardt bij hetgeen in het tussenvonnis van 30 maart 2016 werd overwogen en beslist. Maneesh heeft een deel van haar standpunt met betrekking tot de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, in het licht van de BIFR-procedure, herhaald. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om terug te komen op de beslissingen die in het tussenvonnis zijn gegeven aangaande de bevoegdheid van de Nederlandse rechter (punten 4.1. tot en met 4.6.).
2.2.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
4.15.1.
Voor beantwoording van de vraag of een schorsing van de procedure in de hoofdzaak redelijkerwijs geboden is, is van belang dat Maneesh meer inzicht geeft in het belang van een dergelijke schorsing in het kader van de toepassing van het BIFR-regime. Het BIFR-regime is er kennelijk op gericht om de financiële gezondheid van ‘sick companies’ te verbeteren. De wijze waarop Maneesh, althans de BIFR, dit wil doen en de rol die de Aandelen en het BIFR-bevel daarbij spelen, blijkt niet uit de stellingen van Maneesh. Maneesh heeft de gronden die aan het BIFR-bevel ten grondslag liggen, niet voldoende toegelicht.
4.15.2.
De Curator heeft belang bij een behandeling van de vordering in de hoofdzaak binnen een redelijke termijn (artikel 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 20 Rv). Uit de stellingen van Maneesh blijkt niet wat de verwachte looptijd van het BIFR-regime is en waarom een procedure om vast te stellen tot welk vermogen de Aandelen behoren niet gedurende de looptijd van het BIFR-regime zou kunnen starten. Uit de beslissing van de BIFR zelf blijkt dat de duur van de schorsing op 12 maart 2015 zou worden herzien. Hoewel deze datum inmiddels is verstreken, blijkt niet uit de stellingen van Maneesh of de BIFR een langere schorsing noodzakelijk acht en op welke gronden. Om onredelijke vertraging van de procedure in de hoofdzaak te voorkomen, zal Maneesh inzicht moeten geven in de verwachte duur van de schorsing in het kader van het door het BIFR-regime beoogde doel.
2.3.
Maneesh heeft over de vraag of de gevraagde schorsing niet een onredelijke vertraging van de procedure tot gevolg heeft -verkort weergegeven- het volgende aangevoerd:
In respect to para 4.15.1 of Order dt. 30.03.2016 of District Court of Midden Netherland, it is clarified the order dated 15.10.2014 was passed by the BIFR whereby Mr. W.J.M. Van Andel, the Receiver, in the matter of liquidation proceedings of SHBV[lees: Svizera Holdings B.V.]
, was refrained from taking action against the investment of the company i.e. ‘claw back’ of shareholding of MPL[lees: Maneesh]
in Svizera Europe (SE) and the matter was fixed for 12.03.2015 for further hearing. However, the matter is not heard in BIFR because of many adjournments. It is to be noted here that BIFR being a quasi court, its conduct of affairs takes through Bench members as assigned by the Board. Generally bench is comprised of two or three members, however due to administrative reasons etc, the matter yet not heard in BIFR court, which is not in control of MPL. It is clarified that the main proceedings have not been suspended but are only being adjourned for the reasons of administrative exigencies. The proceedings cannot be suspended without any speaking order of BIFR. As such the order dated 15.10.2014 continues till the next date of hearing.
The restraint order dt. 15.10.2014 of Hon’ble BIFR is subsisting as on date. The Hon’ble BIFR vide its order dated 15.10.2014 had fixed the matter for hearing on 12.03.2015, but the hearing did not take place on that day. Since then, the matter has not taken up by the Hon’ble BIFR.
[…]
The Article 6 of the European Convention on Human Rights as mentioned in para 4.15.2 of Order dt. 30.03.2016, speaks that everyone is entitled to a fair and public hearing within a reasonable time by an independent and impartial tribunal established by law. The Indian Courts and judiciary also acts in consonance of the above stated principle of law. It is to inform that the Indian Courts are very much conscious of undue delays caused in delivery of the judicial judgements/pronouncements and therefore, they ensure that the cases are decided as expeditiously as possible within the time frame provided in the statute. The preamble to SICA also states that the SICA was introduced in the public interest to make special provisions for detection of sick units and expeditious enforcement of the measures determined by an expert Board (i.e. BIFR) to revive such sick unit. The remedial steps shall be undertaken as soon as the matter comes before Bench, BIFR for next hearing.
2.4.
De Curator heeft over de vraag of de gevraagde schorsing niet een onredelijke vertraging van de procedure tot gevolg heeft na het tussenvonnis -verkort weergegeven- het volgende aangevoerd:
Dhir & Dhir[lees: de advocaat van Maneesh in India]
geeft immers aan dat hoewel de nadere behandeling van het BIFR-bevel van 15 oktober 2014 zou plaatsvinden op 12 maart 2015, de zaak tot op heden stilligt en vooralsnog geen nieuwe datum is gepland voor de nadere behandeling.[…]
Aan deze ruim 16 maanden durende vertraging ligt geen deugdelijke reden ten grondslag. De reden voor deze langdurige vertraging zou enkel zijn gelegen in “administrative reaons etc.” Daar komt nog bij dat Maneesh geen enkele invloed kan uitoefenen op de vorotgang van de procedure (“which is not in control of MPL”). Er kan kortom slechts passief worden afgewacht totdat de BIFR uit zichzelf besluit om de zaak weer op te pakken (“We need to wait the directions / order of BIFR”). Het is echter volstrekt onduidelijk op welk moment de BIFR hiertoe zal overgaan. Op geen enkele wijze verschaft Maneesh hier duidelijkheid over. Zelfs enige voorzichtige indicatie geeft zij niet, terwijl uw Rechtbank hier wel uitdrukkelijk om heeft verzocht. Er kan kortom niet worden uitgesloten dat de zaak nog maanden of jaren op de plank zal blijven liggen. Mocht de zaak bovendien al op enig moment worden opgepakt, dan is volstrekt onduidelijk hoe lang het BIFR-regime zal duren. Het feit dat de procedure al bijna anderhalf jaar stilligt, betekent overigens dat aan de opmerking van Dhir & Dhir dat de BIFR “acts in consonance of article 6 of the European Convention on Human Rights” geen waarde kan worden gehecht. Dat BIFR deze zaak niet binnen een redelijke termijn oppakt c.q. afrondt, staat immers wel buiten kijf.
2.5.
De stelling van Maneesh dat de BIFR streeft naar een behandeling van de in India geopende procedure binnen een redelijke termijn, staat in het onderhavige geschil niet ter discussie. De duur van de BIFR-procedure in India behoort tot de verantwoordelijkheid van de autoriteiten in India. Bij beoordeling van de door Maneesh in Nederland gevraagde schorsing gaat het om de duur van de in Nederland lopende procedure. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de Nederlandse rechter om te waken tegen een onredelijke vertraging daarvan.
2.6.
Maneesh heeft gevraagd de procedure in de hoofdzaak aan te houden om de beslissing(en) in het kader van de procedure voor de BIFR af te wachten. Uit hetgeen Maneesh heeft aangevoerd, blijkt dat het voor Maneesh, noch voor de Curator mogelijk is een uitspraak van de BIFR te krijgen over de looptijd en gronden van het BIFR-bevel. Het komt er dus op neer dat Maneesh een schorsing van de procedure in Nederland vraagt van onbekende duur. Vanaf de afgifte van het BIFR-bevel op 15 oktober 2014 is bijna twee jaar verstreken. De Curator heeft gesteld, welke stelling Maneesh niet heeft betwist, dat hieruit volgt dat een uitspraak van de BIFR over haar bevel mogelijk nog jaren op zich kan laten wachten.
2.7.
In het tussenvonnis (punt 4.12.) is overwogen dat de BIFR-procedure niet het gevolg mag hebben dat de rechten van de Curator teniet gaan. Dit beginsel van ‘adequate protection of local creditor’ volgt niet alleen uit de in het tussenvonnis geciteerde rechtspraak, maar wordt internationaal aanvaard. Een situatie waarin de Curator voor een onbekende tijd het recht wordt ontnomen om zijn standpunt met betrekking tot de aandelen aan de rechter in Nederland voor te leggen, terwijl in India voor de Curator geen processuele mogelijkheden bestaan invloed uit te oefenen op de looptijd van het BIFR-bevel, kan gelet hierop niet worden aanvaard.
2.8.
Een schorsing van de procedure in de hoofdzaak is mogelijk wanneer het belang van de reorganisatie van Maneesh zoals voorgestaan door het BIFR moet prevaleren boven de rechten van individuele schuldeisers, zoals de Curator. De belangen die naar het oordeel van het BIFR in deze zaak spelen, zijn niet kenbaar geworden. Het BIFR heeft zich daarover niet uitgelaten in de beslissingen die zij tot op heden heeft genomen en het BIFR heeft niet gereageerd op de vragen in het tussenvonnis. Maneesh zelf heeft haar belangen wel gesteld, maar onvoldoende onderbouwd. Zij heeft gesteld dat zij doormiddel van de aandelen in het kapitaal van Svizera Europe een verkoopkanaal in Europa kan behouden. Waarom dit essentieel is voor het herstel van haar onderneming, blijkt uit de stellingen van Maneesh niet, laat staan dat dit belang cijfermatig of in het kader van een reorganisatieplan uiteen is gezet. Daar komt bij dat een schorsing van de hoofdzaak, niet tot gevolg zal hebben dat de aandelen definitief tot het vermogen van Maneesh blijven behoren. De schorsing zal immers tijdelijk zijn. Maneesh heeft niet gesteld wat de effecten zijn op de reorganisatie van haar onderneming van de onzekerheid over de eigendom van de aandelen. Evenmin blijkt uit haar stellingen of in de reorganisatieplannen rekening is gehouden met of voorzieningen zijn getroffen voor het geval de aanspraken van de Curator terecht zouden zijn. Onder deze omstandigheden kan het belang van Maneesh bij het (in ieder geval voorlopig) behouden van de aandelen onvoldoende op waarde worden geschat en geldt dat het belang van de Curator bij een tijdige beslissing in de hoofdzaak, moet prevaleren.
2.9.
Gelet op het voorgaande, geldt dat de incidentele vorderingen van Maneesh worden afgewezen.
2.10.
Maneesh zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt Maneesh in de kosten van het incident, aan de zijde van Curator tot op heden begroot op € 678,00,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
5 oktober 2016voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Neijt en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2016. [1]

Voetnoten

1.type: