ECLI:NL:RBMNE:2016:5029

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
16/659147-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders

Op 17 juni 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee winkeldiefstallen in Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 februari 2016 bij de Lidl en op 26 februari 2016 bij de Jumbo goederen heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank achtte de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 117 dagen en gelast de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar. Deze maatregel kan worden uitgevoerd indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de bijzondere voorwaarden houdt. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de noodzaak van behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/659147-16; 16/661479-15 (vordering na voorwaardelijke veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 juni 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1958] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] , [adres]
thans gedetineerd in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg te Scheveningen
raadsman mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 juni 2016, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 op 12 februari 2016 in Utrecht bij de Lidl een winkeldiefstal heeft gepleegd;
feit 2 op 26 februari 2016 in Utrecht bij de Jumbo een winkeldiefstal heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de verklaringen van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
ten aanzien van feit 1
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op 12 februari 2016 bij de politie, pagina 14 van proces-verbaal nummer PL0900-2016047174;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina 7 van proces-verbaal nummer PL0900-2016047174;
ten aanzien van feit 2
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2016;
  • het aangifte formulier voor winkeliers met bijlagen, pagina 4 tot en met 9 van proces-verbaal nummer PL0900-2016062027.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 12 februari 2016 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee potten mayonaise toebehorende aan Lidl, gelegen aan de Zamenhofdreef 12;
feit 2
op 26 februari 2016 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een supermarkt gevestigd aan de Merelstraat heeft weggenomen vijf flesjes bier (Grolsch Kanon) toebehorende aan "supermarkt Jumbo".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1 en feit 2:
Telkens: diefstal.

7.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.De strafoplegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
  • primair: voorwaardelijke plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden: verplicht reclasseringscontact, meewerken aan een klinische opname voor maximaal 12 maanden, ter overbrugging van de periode tot aan een klinische opname meewerken aan begeleiding door de Stichting Reinaerde, en aansluitend op de klinische opname meewerken aan plaatsing in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • subsidiair: plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, op te leggen.
Een ISD is, aldus de raadsman, gelet op het rapport van de reclassering niet mogelijk nu er geen geschikte plek is voor iemand met de problematiek van verdachte. Dat betekent dat bij een (vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke) ISD men tot de conclusie zal komen dat deze feitelijk niet uitgevoerd kan worden, hetgeen inhoudt dat dit zal leiden tot een kale detentie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het
bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de
persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is
gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstallen. Dergelijke feiten zorgen voor overlast en financiële schade bij de benadeelden. Uit het 14 pagina’s tellende strafblad van verdachte is de rechtbank gebleken dat verdachte veelvuldig is veroordeeld wegens vermogensdelicten. Voorts heeft verdachte zich, terwijl hij in een schorsing liep, opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, indien hij niet de juiste zorg en begeleiding krijgt, winkeldiefstallen zal blijven plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Palier van 13 mei 2016. Mw. R. Liekens-Willems heeft ter terechtzitting voornoemd advies nader toegelicht.
Verdachte is een veelpleger. Hij heeft niet aangeboren hersenletsel ten gevolge van een herseninfarct. Daarnaast is er sprake van alcohol- en cannabismisbruik. Verdachte heeft niet alleen hulp nodig bij het dagelijks functioneren, maar heeft ook hulp nodig bij het cognitieve en psychische functioneren. Ambulante begeleiding is onvoldoende gebleken. Het huidige reclasseringscontact van verdachte met GGZ Victas heeft niet geleid tot een afname van de recidive, verdachte blijft delicten plegen. Hij verblijft thans bij de stichting Reinaerde. Daar kan men verdachte, gelet op zijn beperkingen en problematiek, echter niet bieden wat hij nodig heeft. Daarnaast wijst verdachte veel hulp en begeleiding af en gaat zijn eigen gang.
Om de kans op recidive te beperken en daarmee de maatschappelijke overlast tot een minimum proberen te beperken is het noodzakelijk dat betrokkene geplaatst wordt in een zorgsetting die hem zorg kan bieden op sociaal, maatschappelijk, lichamelijk en psychisch vlak. Na onderzoek door de reclassering is De Blinkert in Baarn een geschikte kliniek bevonden die verdachte kan bieden wat hij nodig heeft. In De Blinkert kan men verdachte de begeleiding, structuur en ondersteuning bieden die hij de rest van zijn leven nodig zal hebben. Een klinische opname voor de maximale duur van twaalf maanden is wenselijk en noodzakelijk. Na afloop van de klinische periode kan hij op basis van zijn CIZ indicatie bij De Blinkert blijven. Verdachte kan, aansluitend op zijn detentie, ter overbrugging en in afwachting van zijn plaatsing in De Blinkert nog terecht bij de Stichting Reinaerde. Daartoe zijn met de Stichting Reinaerde en verdachte aanvullende afspraken gemaakt. Indien plaatsing bij De Blinkert onverhoopt geen doorgang mocht vinden. dan wordt een vervolgtraject van begeleid wonen en maatschappelijke opvang geadviseerd.
De reclassering adviseert verdachte een voorwaardelijke ISD maatregel op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, een klinische opname in een zorginstelling voor de duur van maximaal één jaar en andere voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan de door de reclassering opgestelde voorwaarden te houden en mee te werken aan de geadviseerde klinische behandeling.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en is in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Verder dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wel kan worden uitgevoerd, immers is het Ministerie verplicht een passende plaats/instelling voor verdachte te realiseren.
Hoewel verdachte wel aan de voorwaarden voldoet voor oplegging van de ISD-maatregel, acht de rechtbank het onvoorwaardelijk opleggen hiervan op dit moment niet passend. Reden daarvoor is dat de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel een reëel alternatief is dat waarborgen biedt. De ISD maatregel zal daarom voorwaardelijk worden opgelegd. Daarbij acht de rechtbank een klinische behandeling/opname noodzakelijk, nu eerder opgelegde ambulante begeleiding/behandeling telkens niet tot resultaat heeft geleid.
Enkel een voorwaardelijk strafdeel - anders dan een voorwaardelijke ISD maatregel – is, gelet op de persoon van verdachte onvoldoende om te zorgen dat verdachte zich voor langere tijd aan de op te leggen bijzondere voorwaarden zal houden en zich niet opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten.
Het is geheel aan verdachte zelf om deze laatste kans te benutten en zijn behandeling en
verblijf bij De Blinkert naar tevredenheid te laten verlopen en zich aan de regels en afspraken van de instelling en de reclassering te houden.
Naast oplegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel, acht de rechtbank het passend aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de hoogte gelijk is aan de tijd die verdachte tot op heden in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 117 dagen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd de proeftijd van de door de politierechter van 16 oktober 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf te verlengen met één jaar.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering afgewezen dient te worden. Verdachte zit inmiddels ruim 100 dagen in voorlopige hechtenis Het uitgangspunt is dat zaken als de onderhavige strafzaak binnen 60 dagen op zitting worden aangebracht. De destijds opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt thans als het ware gecompenseerd door de tijd die verdachte langer in voorlopige hechteis heeft doorgebracht.
De raadsman heeft verzocht de betreffende proeftijd met een jaar te verlengen en de opgelegde bijzondere voorwaarden aan te vullen met de voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd in het advies betreffende de hoofdzaak.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank acht het evenwel niet passend de vordering toe te wijzen dan wel de proeftijd te verlengen, gelet op de voorwaardelijke ISD-maatregel en de intensiteit van de in dat kader opgelegde klinische behandeling en overige voorwaarden. De rechtbank zal daarom de vordering afwijzen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 38m, 38p, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 en feit 2:
telkens: diefstal.
Strafbaarheid
Verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
Verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvan
117 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van twee jaar;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde voor het einde van de proeftijd van twee jaar navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
* zich gedurende de proeftijd moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich binnen drie dagen volgend op zijn invrijheidstelling voor 17.00 uur melden bij de afdeling reclassering van GGZ Victas op het volgende adres: ABC-straat 5 te (3512 PX) Utrecht, telefoonnummer 088 - 1616200 of de stichting verslavingsreclassering GGZ (SVG) of een soortgelijke (onder de verantwoordelijkheid van de SVG opererende) instelling. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht. Wanneer veroordeelde is opgenomen in een kliniek zal de meldplicht worden uitgevoerd door middel van bezoeken aan veroordeelde in de kliniek;
* verplicht is om te verblijven in en mee te werken aan een klinische behandeling in verpleeghuis De Binkert te Baarn van het Leger des Heils of een soortgelijke en voor de veroordeelde meest geschikte behandelsetting. Het klinische deel van de behandeling van veroordeelde zal maximaal één jaar duren, of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering noodzakelijk acht;
* verplicht is om mee te werken aan een plaatsing in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en in deze instelling zal verblijven en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
* verplicht is mee te werken aan de begeleiding van Stichting Reinaerde voor de periode dat hij daar nog woont. Veroordeelde zal de door Reinaerde aangeboden hulp en zorg niet weigeren;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Wijst af de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 16/661479-15.
Voorlopige hechtenis
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ferschtman, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 juni 2016.
Mr. M. Ferschtman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee potten mayonaise, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Lidl (gelegen aan de Zamenhofdreef 12), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 26 februari 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een supermarkt gevestigd aan de Merelstraat) heeft weggenomen vijf flesjes bier (Grolsch Kanon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan "supermarkt Jumbo", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht