Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
hierna te noemen [gedaagde sub 1] ,
hierna te noemen [gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 januari 2016,
- het proces-verbaal van comparitie van 31 maart 2016,
- de conclusie van repliek zijdens [eiseres] van 4 mei 2016,
- de conclusie van dupliek zijdens [gedaagde sub 1] c.s. van 13 juni 2016.
2.De feiten
voorschot zoals besproken’. Voorts heeft [gedaagde sub 2] op 9 december 2009 een bedrag van € 12.850,= overgeboekt naar de bankrekening van [eiseres] .
- Declaratienummer: [declaratienummer 1] 4 december 2009 € 17.850,=
- Declaratienummer: [declaratienummer 2] 1 april 2010 € 230,06
- Declaratienummer: [declaratienummer 3] 18 mei 2010 € 20.825,=
- Declaratienummer: [declaratienummer 4] 26 oktober 2010 € 595,=
‘Tenzij ik anders van je verneem, houd ik [gedaagde sub 2] aan als debiteur.’
nu uit over de kwaliteit van het werk van [voornaam B] korting te verlenen’.
‘ [gedaagde sub 2] is geen partij in deze zaak!’
3.Het geschil
primairveroordeling van [gedaagde sub 1] en
subsidiairveroordeling van [gedaagde sub 2] tot betaling van € 61.905,07, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand, althans de wettelijke handelsrente (op grond van artikel 6:119a BW dan wel artikel 6:119 BW) over een bedrag van € 26.650,06 vanaf 7 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
in primaire zinveroordeling van [gedaagde sub 1] in de kosten van de procedure, alsmede betaling van € 1.552,86 aan kosten voor het leggen van conservatoir beslag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag waarop de exploten zijn uitgebracht tot aan de dag der algehele voldoening.
meer subsidiairveroordeling van [gedaagde sub 2] tot betaling van € 5.000,= te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand, althans de wettelijke handelsrente (op grond van artikel 6:119a BW dan wel artikel 6:119 BW), vanaf 18 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde sub 2] in de kosten van de procedure.
4.De beoordeling
voorschot zoals besproken’. Deze betaling zorgt er voor dat – samen met de betaling van 9 december 2009 – de declaratie met nummer [declaratienummer 1] in zijn geheel is voldaan.
schattingvan het honorarium voor een eerste concept conclusie van antwoord. Dit levert op grond van artikel 157 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dwingend bewijs op dat [gedaagde sub 1] met [eiseres] voor de te verrichten juridische werkzaamheden een uurtarief is overeengekomen en niet – zoals [gedaagde sub 1] c.s. stelt – een vaste prijsafspraak. Voor zover [gedaagde sub 1] heeft beoogd om voor de werkzaamheden van [eiseres] een vaste prijsafspraak overeen te komen, had [gedaagde sub 1] een dergelijke prijsafspraak dienen vast te leggen (al dan niet in de overeenkomst van opdracht). De rechtbank zal dit verweer van [gedaagde sub 1] c.s. derhalve passeren.
bevestigendmoet worden beantwoord ( [eiseres] heeft procedureel en inhoudelijk gehandeld als een redelijk bekwaam en handelend advocaat), acht u dan het aantal uren dat [eiseres] bij [gedaagde sub 1] in rekening heeft gebracht voor verrichtte werkzaamheden in de dagvaardingsprocedure tegen New HBU II N.V. onredelijk, en zo ja, in welke mate?
ontkennendmoet worden beantwoord ( [eiseres] heeft niet gehandeld als een redelijk bekwaam en handelend advocaat), heeft [eiseres] , naast het bedrag dat haar aan declaraties voor de procedure is voldaan nog recht op een redelijk loon, en zo ja tot welk bedrag?