ECLI:NL:RBMNE:2016:4939

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
9 september 2016
Zaaknummer
5200163 LE VERZ 16-83
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en concurrentiebedingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 september 2016 uitspraak gedaan over het verzoek van een werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer. De werkgever, een besloten vennootschap, verzocht om ontbinding op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, die volgens hen was ontstaan door de concurrerende activiteiten van de echtgenoot van de werknemer. De werknemer, die sinds 2011 in dienst was, had een eigen bedrijf en was betrokken bij projecten die ook de belangen van de werkgever konden schaden. De werkgever stelde dat de werknemer op de hoogte was van de activiteiten van haar echtgenoot en dat dit het vertrouwen in haar had geschaad. De werknemer verweerde zich tegen het verzoek en stelde dat er geen sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding en dat de werkgever onterecht haar arbeidsovereenkomst wilde beëindigen.

De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De rechter oordeelde dat de werknemer niet voldoende had aangetoond dat er geen verstoorde arbeidsverhouding was en dat haar betrokkenheid bij de activiteiten van haar echtgenoot niet in het belang van de werkgever was. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam verstoord was geraakt, waardoor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. De rechter bepaalde dat de arbeidsovereenkomst per 1 november 2016 zou eindigen en dat de werkgever een transitievergoeding van € 3.330,64 aan de werknemer moest betalen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Zaak- en rekestnummer: 5200163 / LE VERZ 16-83
Datum beslissing: 8 september 2016
Beschikking in de zaak
met zaaknummer / rekestnummer 5200163 / LE VERZ 16-83 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster, hierna ook te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde mr. M.B.M.C. van den Berg,
en
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster, hierna ook te noemen: [verweerster] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- een verzoekschrift van [verzoekster] (binnengekomen op 1 juli 2016);
- een verweerschrift van [verweerster] tevens houdende een aantal (voorwaardelijke) tegenverzoeken;
- een verweerschrift van [verzoekster] met betrekking tot de (voorwaardelijke) tegenverzoeken van [verweerster] ;
- een aanvullend verweerschrift van [verweerster] .
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 25 augustus 2016 te Lelystad. Verschenen zijn namens [verzoekster] de heer [A] (directeur) en mevrouw [B] (assisteert de heer [A] ), bijgestaan door mr. Van den Berg. [verweerster] is verschenen met haar echtgenoot de heer [C] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Verder heeft [verweerster] haar standpunt nader toegelicht aan de hand van een pleitnota die in het geding gebracht is
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] , geboren op [1970] , is op 15 juli 2011 in dienst getreden bij
[verzoekster] . Zij is daar twee dagen per week werkzaam. Het salaris van [verweerster] bedraagt
€ 1.717,81 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en een dertiende maand. Op de arbeidsovereenkomst is de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Kunststof- en Rubberindustrie van toepassing.
2.2.
[verzoekster] ontwikkelt en produceert in opdracht van haar relaties halffabrikaten, bestaande uit thermoplastische materialen.
2.3.
In haar functie van Assistant Regulatory Affairs onderzoekt [verweerster] of de door [verzoekster] ontwikkelde producten volgens de geldende wetgeving veilig gebruikt kunnen worden door de relaties van [verzoekster] en geeft, op verzoek van relaties, hiervoor verklaringen af. [verweerster] heeft hiervoor toegang tot onder andere de door de afdeling R&D ontwikkelde geheime recepturen.
2.4.
Omdat [verweerster] doof is, verricht zij haar werkzaamheden vanuit huis. Vanuit huis heeft zij toegang tot het netwerk van [verzoekster] .
2.5.
[verweerster] heeft sinds 2008 een eigen bedrijf, genaamd Smartpolymers, waarin zij opdrachtgevers adviseert over de producttoepassingen van kunstmaterialen en hiervoor ook onderzoek verricht. [verzoekster] was hiermee bekend voordat [verweerster] bij haar in dienst trad.
2.6.
De echtgenoot van [verweerster] , de heer [C] (hierna: [C] ), is van 1 maart 2006 tot 1 augustus 2016 in dienst geweest bij [verzoekster] , laatstelijk in de functie van New Business Development Manager.
2.7.
[C] was een van de aandeelhouders van de besloten vennootschap Azioni della Societa (hierna: Azioni) en tevens betrokken bij de bedrijfsvoering van deze onderneming. De broer [C] was middellijk bestuurder van Azioni en, in ieder geval in 2012, interim manager van Bellagio.
2.8.
Bij e-mail van 23 januari 2012 heeft [C] [verweerster] geïnstrueerd om namens Smartpolymers (en uitdrukkelijk niet namens [verzoekster] ) tekeningen aan te passen en offertes op te vragen voor het Wicker-project dat [C] met onder andere Bellagio was opgestart. Het Wicker-project zag op het innoveren van wickerdraad voor de productie van tuinmeubelen door Bellagio.
2.9.
Bij e-mail van 15 februari 2012 heeft [C] [verweerster] gevraagd om namens Smartpolymers een offerte te sturen aan Bellagio voor het ondersteunen van onder andere het Wicker-project. Zij moest hierbij vermelden dat sommige werkzaamheden niet binnen de geplande 4 uur per week zouden vallen, zoals het schrijven van een patentvoorstel en het maken van een technology roadmap voor Bellagio. [C] schreef hierover aan [verweerster] : "
Deze uren gaan wij gezamenlijk invullen, echter jij stuurt namens Smartpolymers de rekening (…)."
2.10.
Smartpolymers heeft voor het Wicker-project een Projecttoets Polymeren ingediend bij het Dutch Polymer Institute (DPI) om de kans op een DPI-bijdrage te toetsen.
2.11.
Op 23 april 2012 heeft [verweerster] namens Smartpolymers een beschrijving gegeven van de verwachte werkzaamheden van het Polumer Science Park Zwolle voor het Wicker-project gegeven, welke zich als volgt laten samenvatten:
- het bestellen en opstellen van de coextrusielijn;
- het bepalen van algemene procesparameters;
- het begeleiden van verschillende proeven;
- het produceren van draad.
2.12.
Op 23 mei 2012 heeft Azioni patent aangevraagd op het wickerdraad.
2.13.
Bij e-mail van 17 juli 2012 heeft [C] aan [verweerster] geschreven:
(…) Ik zie op mijn telefoon dat ik regelmatig gebeld wordt door die man van Labtech. Ik heb zijn nummer op mijn telefoon geblokkeerd maar ik vrees dat hij straks naar [verzoekster] gaat bellen. Kun jij hem per e-mail verzoeken dit niet meer te doen omdat dit project niets met [verzoekster] te maken heeft. Daarnaast moet je hem op de hoogte stellen van de huidige stand van zaken bij Bellagio. (…)
2.14.
Uit een e-mailwisseling van 16 augustus 2012 tussen [C] en zijn broer blijkt dat [verweerster] door [C] naar voren werd geschoven ten behoeve van de Wicker patentaanvraag van Azioni.
2.15.
[C] heeft [verzoekster] op 20 november 2012 een e-mail gestuurd waarin hij, samengevat, mededeelt dat Bellagio voor het maken van tuinmeubelen gebruik wil maken van een coextrusiedraad (Wicker) en dat hiervoor een projectgroep is samengesteld, bestaande uit [verzoekster] (materiaal toplaag), Bellagio (maken meubelen), Enitor (produceren draad) en Hazacom (materiaal kernlaag). Azioni was penvoerder van het project. In een vergadering op 29 november 2012 heeft [verzoekster] aan [C] de vraag gesteld hoe zij haar intellectuele eigendomsrechten binnen de samenwerking kon beschermen. [C] heeft deze vraag nimmer beantwoord en heeft niet aan [verzoekster] gemeld dat Azioni reeds een patent op het wickerdraad had aangevraagd, waarbij hij als mede uitvinder was genoemd. Ook vermeldde hij niets over zijn betrokkenheid of dat van zijn broer bij Azioni en Bellagio.
2.16.
[verzoekster] ontdekte de relatie tussen [C] en Azioni in november 2015, waarna zij een intern onderzoek is gestart.
2.17.
Op 26 april 2016 heeft [verzoekster] [C] geïnformeerd over de uitkomsten van haar onderzoek en gevraagd naar zijn relaties met bedrijven en projecten waar hij buiten [verzoekster] om bij betrokken was.
2.18.
Diezelfde dag is ook [verweerster] om een toelichting gevraagd. Desgevraagd heeft zij verklaard namens Smartpolymers een algenonderzoek te hebben verricht in het kader van het Wicker-project voor Azioni en Bellagio. Verder verklaarde zij niet met [C] te spreken over hun werkzaamheden, en dus ook niet precies te weten wat [C] doet tijdens het werk en wat voor klanten hij bezoekt. Hierna heeft [verzoekster] [verweerster] op non-actief gesteld. [verweerster] heeft hiertegen geprotesteerd. [verweerster] heeft destijds een usb-stick aan [verzoekster] overhandigd met haar werkbestanden.
2.19.
Op 4 mei 2016 hebben [verzoekster] en [verweerster] met elkaar gesproken over voortzetting van het dienstverband. [verzoekster] wilde bij voortzetting enkele voorwaarden uit de arbeidsovereenkomst aanpassen. Zo wenste [verzoekster] dat [verweerster] haar werkzaamheden in het vervolg op kantoor zou verrichten en wenste zij strengere afspraken met betrekking tot geheimhouding en nevenwerkzaamheden te maken en een concurrentie- en relatiebeding overeen te komen.
2.20.
[verweerster] heeft op 10 mei 2016 laten weten de door [verzoekster] voorgestelde aanpassingen niet te accepteren en open te staan voor een nieuw voorstel.

3.Het verzoek van [verzoekster]

3.1.
verzoekt (samengevat) de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden. Primair op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, jo. artikel 7:669 lid 3 sub g BW en subsidiair op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, jo. artikel 7:669 lid 3 sub h BW.
3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoekster] ten grondslag dat primair sprake is van – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig is dat van haar redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ter onderbouwing daarvan heeft [verzoekster] het volgende naar voren gebracht. [C] heeft, buiten [verzoekster] om, concurrerend gehandeld. Hij heeft zonder [verzoekster] hierover in te lichten twee ondernemingen opgericht (waaronder Azioni), waarin hij deelnam en waarvoor hij werkzaamheden verrichtte. Hoewel [verweerster] op de hoogte bleek van zijn activiteiten en daar ook aan had meegewerkt, leek haar wetenschap en rol aanvankelijk beperkt, reden waarom [verzoekster] de insteek had om haar arbeidsovereenkomst voort te zetten. [verzoekster] wilde daarbij wel de voorwaarden aanpassen om te voorkomen dat [C] nog de beschikking had over en toegang had tot de bedrijfsinformatie van [verzoekster] . Over een gewijzigde voortzetting van de arbeidsovereenkomst hebben partijen geen overeenstemming kunnen bereiken. Inmiddels heeft [verzoekster] er geen vertrouwen meer in dat de arbeidsrelatie met [verweerster] op een vruchtbare wijze kan worden voortgezet. Enerzijds omdat de betrokkenheid van [verweerster] bij, althans de wetenschap, omtrent de activiteiten van [C] groter is dan [verzoekster] eerder dacht. Gebleken is dat [verweerster] actief betrokken is geweest. Anderzijds omdat bij [verweerster] geen besef aanwezig lijkt van de verwijtbaarheid van de gedragingen van haar echtgenoot en het belang van [verzoekster] hierbij. Daarbij is de communicatie over aanpassing van de arbeidsovereenkomst moeizaam verlopen en [verweerster] werkt niet mee aan het verstrekken van bedrijfsinformatie.
Indien geen verstoorde arbeidsverhouding wordt aangenomen, meent [verzoekster] subsidiair dat de arbeidsovereenkomst dient te worden beëindigd op de h-grond. Het verwijtbare gedrag van [C] heeft hoe dan ook zijn weerslag op de arbeidsrelatie met [verweerster] , aldus [verzoekster] . Bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst bestaat voor [verzoekster] een onaanvaardbaar risico dat [C] toch weer toegang krijgt tot de bedrijfsinformatie van [verzoekster] .

4.Het verweer en de (voorwaardelijke) tegenverzoeken van [verweerster]

4.1.
[verweerster] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Zij voert daartoe – samengevat – het volgende aan. [verweerster] zag zich niet genoodzaakt om [verzoekster] in te lichten dat zij onderzoekswerkzaamheden verrichtte namens Smartpolymers voor Bellagio en Azioni. Bellagio en Azioni zijn geen concurrenten van [verzoekster] . Zij produceren geen materialen, maar staan in de volgende stap van de polymeerketen als afnemer van materialen van materiaaltoeleveranciers zoals [verzoekster] .
[verweerster] voert aan dat zij zich altijd loyaal heeft opgesteld jegens [verzoekster] en dat zij geen vertrouwelijke of bedrijfsgeheime informatie met derden heeft gedeeld. De door [verzoekster] gewenste wijzigingen van de arbeidsovereenkomst houden voor [verweerster] buitenproportionele verbodsbepalingen in. [verweerster] voert aan dat zij alle bij haar aanwezige bedrijfsinformatie van [verzoekster] via de usb-stick aan [verzoekster] heeft overhandigd. [verweerster] betwist dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. [verweerster] begrijpt niet dat nu wordt gesteld dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst voor [verzoekster] een onaanvaardbaar risico met zich zou brengen, terwijl [verzoekster] aanvankelijk juist de arbeidsovereenkomst met haar wilde voortzetten.
4.2.
[verweerster] verzoekt voor het geval het verzoek van [verzoekster] wordt afgewezen, [verzoekster] te veroordelen tot wedertewerkstelling in haar functie op straffe van een dwangsom en haar te compenseren voor de extra reiskosten en reistijd wanneer zij haar functie op het kantoor van [verzoekster] in Zeewolde gaat voortzetten.
4.3.
[verweerster] verzoekt (samengevat) voor het geval het verzoek van [verzoekster] wordt toegewezen, [verzoekster] te veroordelen tot:
betaling van een transitievergoeding van € 3.281,42 bruto of € 3.330,64 bruto;
betaling van een billijke vergoeding van € 65.000,00 bruto dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
uitbetaling van haar verlofdagen en naar rato berekende vakantietoeslag en dertiende maand;
het verstrekken van deugdelijke specificaties van de onder a) tot en met c) genoemde bedragen;
het opstellen en ondertekenen van een verklaring waarin [verzoekster] aangeeft dat per de beëindigingsdatum van de arbeidsovereenkomst geen verklaringen meer op naam van [verweerster] bij klanten van [verzoekster] liggen;
betaling van een vergoeding voor juridische bijstand van € 1.007,33.
4.4.
[verweerster] stelt dat zij in het geval van beëindiging van haar arbeidsovereenkomst recht heeft op een transitievergoeding. Voorts verzoekt zij om een billijke vergoeding. Volgens [verweerster] heeft [verzoekster] verwijtbaar gehandeld door haar zonder deugdelijke toelichting op non-actief te zetten. Het heeft er alle schijn van dat zij na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van haar echtgenoot niet meer integer wordt bevonden. Door de non-actiefstelling en de duur ervan heeft [verweerster] reputatieschade opgelopen.
[verweerster] legt aan het onder e) genoemde verzoek ten grondslag dat sommige van de door haar voor [verzoekster] afgegeven verklaringen op persoonlijke titel zijn verstrekt. De regelgeving of klanttoepassing kan veranderen waardoor de verklaringen niet meer geldig zijn en [verweerster] is voor die verklaringen aansprakelijk.

5.De reactie op de (voorwaardelijke) tegenverzoeken

5.1.
[verzoekster] meent dat de verzochte wedertewerkstelling en vergoeding voor reiskosten en reistijd moeten worden afgewezen. [verzoekster] is bereid een transitievergoeding van € 3.330,64 bruto te betalen. Voor toekenning van een billijke vergoeding bestaat volgens [verzoekster] geen grond. Ook het verzoek omtrent de door [verweerster] gevraagde verklaring moet volgens [verzoekster] worden afgewezen. De door [verweerster] afgegeven verklaringen zijn afgegeven namens [verzoekster] en er bestaat geen regelgeving die kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van [verweerster] tenzij sprake zou zijn bewust roekeloos handelen door [verweerster] .
Bovendien zou toewijzing betekenen dat [verzoekster] al het werk van [verweerster] zou moeten overdoen voor haar relaties. [verzoekster] ziet geen reden haar te veroordelen tot het vergoeden van proceskosten van [verweerster] . [verzoekster] betwist voorts dat [verweerster] kosten voor juridische bijstand heeft gemaakt.

6.De beoordeling

van het verzoek van [verzoekster]
6.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
6.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 2 BW is voorts onderzocht of een opzegverbod ingevolge artikel 7:670 BW of enig ander opzegverbod geldt, hetgeen naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval is.
6.3.
Artikel 7:669 lid 1 BW bepaalt dat een arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is, en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. [verzoekster] heeft haar verzoek allereerst gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub g BW, te weten 'een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren'.
6.4.
Vooropgesteld wordt [verzoekster] het verloren vertrouwen in [verweerster] niet baseert op het feit dat [verweerster] met Smartpolymers werkzaamheden heeft verricht voor bedrijven die net als [verzoekster] ook actief waren in de polymeren industrie, maar op de omstandigheid dat haar echtgenoot met die bedrijven voor [verzoekster] beschadigende activiteiten uitvoerde en dat [verweerster] [verzoekster] daarover niet heeft ingelicht en dat zij actief aan die activiteiten heeft bijgedragen.
6.5.
De kantonrechter overweegt dat [verweerster] niet heeft weersproken dat [C] met zijn activiteiten voor en namens Azioni en Bellagio zijn geheimhoudingsbeding heeft overtreden en dat zijn werkzaamheden niet anders beschouwd konden worden dan concurrerend voor [verzoekster] .
6.6.
In het gesprek van 26 april 2016 heeft [verweerster] verklaard dat zij enkel een algenonderzoek voor Bellagio heeft verricht, dat zij met [C] niet sprak over hun werkzaamheden en derhalve niets afwist van zijn werk en klanten. Ter zitting heeft zij verklaard dat zij slechts deelonderzoeken voor Azioni en Bellagio heeft verricht. Uit hetgeen onder 2.8. tot en met 2.11. en 2.13. en 2.14. is genoemd, kan echter een grotere betrokkenheid van [verweerster] bij de activiteiten van [C] worden afgeleid dan [verweerster] doet voorkomen. [verweerster] schrijft weliswaar in haar verweerschrift dat het een bekend gegeven is dat de inhoud van doorgestuurde e-mails gewijzigd kan worden, maar zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ziet de kantonrechter niet in wat [verweerster] hiermee wil zeggen. De kantonrechter maakt uit de stukken op dat [verweerster] , met Smartpolymers op een andere manier dan via haar gebruikelijke onderzoekswerk, ondersteuning heeft geboden aan het project. Zo is haar gevraagd tekeningen aan te passen, offertes op te vragen en heeft zij de DPI-aanvraag verzorgd. [verweerster] had moeten begrijpen dat sprake was van verstrengeling van belangen met die van [verzoekster] .
6.7.
De kantonrechter acht het begrijpelijk dat [verzoekster] , nadat zij had ontdekt dat [verweerster] wetenschap had van de relaties met de bedrijven en de projecten waar haar echtgenoot buiten [verzoekster] om bij betrokken was, maatregelen wilde treffen door de arbeidsovereenkomst met [verweerster] aan te passen teneinde haar bedrijfsbelangen te borgen.
[verweerster] heeft zonder een nadere toelichting te geven of een tegenvoorstel te doen de door [verzoekster] voorgestelde aanpassingen in de arbeidsovereenkomst niet willen aanvaarden. Pas in haar verweerschrift heeft [verweerster] betoogd dat zij niet akkoord is gegaan met een aanpassing van de arbeidsovereenkomst, omdat deze aanpassingen haar zouden beperken.
Nu Smartpolymers in dezelfde polymeermarkt opereert als [verzoekster] en derhalve vergelijkbare klanten kan bedienen, begrijpt de kantonrechter haar bezwaren tegen het relatiebeding. Dat zij vanwege Smartpolymers niet onverkort akkoord kon gaan met een nevenwerkzaamhedenbeding is ook voorstelbaar. Dit geldt echter niet ten aanzien van het geheimhoudingsbeding en het concurrentiebeding, temeer nu [verweerster] aangevoerd heeft dat Smartpolymers geen concurrent is van [verzoekster] en zij nimmer het geheimhoudingsbeding heeft overtreden. Gelet op de belangen van [verzoekster] , waar [verweerster] als goed werknemer rekening mee diende te houden, had van [verweerster] verwacht mogen worden dat zij zich coöperatiever en constructiever zou opstellen.
6.8.
De kantonrechter is van oordeel dat door de rol van [verweerster] bij de activiteiten van haar echtgenoot als hiervoor omschreven en het gebrek aan bereidheid (ook nog ter zitting) om, gelet op de kwestie die zich had voorgedaan, aan de borging van de bedrijfsbelangen van [verzoekster] in enige vorm tegemoet te komen en daar begrip voor te tonen, de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig en duurzaam verstoord is geraakt, zodanig dat van [verzoekster] niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Hetgeen partijen over en weer hebben gesteld omtrent de door [verweerster] al dan niet ingeleverde bedrijfsinformatie alsmede de aangedragen subsidiaire grondslag voor het verzoek behoeven geen bespreking meer. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst zal worden beëindigd.
6.9.
De kantonrechter zal met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW de datum bepalen waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. Het artikel schrijft voor dat het einde van de overeenkomst dient te worden bepaald op de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd (uitgaande van een opzegtermijn van twee maanden en opzegging tegen het einde van de maand), verminderd met de duur van deze procedure, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand gerespecteerd dient te worden. De opzegtermijn bedraagt op grond van artikel 7:672 lid 2 BW twee maanden. In de CAO is deze niet verkort en in de arbeidsovereenkomst is voor de werkgever geen verlengde opzegtermijn overeengekomen. De door [verweerster] aangehaalde opzegtermijn van drie maanden betreft de opzegtermijn voor de werknemer. Gelet evenwel op de voorgeschreven minimum termijn van een maand, zal de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst worden ontbonden per 1 november 2016.
6.10.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerster] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
6.11.
Nu aan de ontbinding geen (billijke) vergoeding wordt verbonden, hoeft [verzoekster] geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.
6.12.
Gelet op de aard van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
in de tegenverzoeken van [verweerster]
6.13.
De verzoeken tot wedertewerkstelling en de vergoeding voor extra reiskosten en reistijd worden afgewezen nu het verzoek van [verzoekster] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen.
6.14.
[verzoekster] heeft zich bereid verklaard om de door [verweerster] verzochte transitievergoeding van € 3.330,64 bruto te betalen. [verzoekster] zal worden veroordeeld tot betaling daarvan.
6.15.
Ten aanzien van de verzochte billijke vergoeding heeft de kantonrechter reeds overwogen dat deze niet voor toewijzing in aanmerking komt.
6.16.
Voor wat betreft het verzoek van [verweerster] omtrent uitbetaling van haar verlofdagen en naar rato berekende vakantietoeslag en dertiende maand, overweegt de kantonrechter dat dergelijke vorderingen pas opeisbaar worden op het moment van beëindiging van het dienstverband. [verweerster] heeft niet aannemelijk gemaakt dat [verzoekster] niet aan deze verplichtingen zal voldoen zodat de kantonrechter voor toewijzing op voorhand geen aanleiding ziet.
6.17.
De door [verweerster] verzochte specificatie van de door haar te ontvangen transitievergoeding zal bij gebrek aan belang worden afgewezen.
6.18.
Tevens zal de door [verweerster] verzochte veroordeling van [verzoekster] om een verklaring op te stellen dat per de beëindigingsdatum van de arbeidsovereenkomst geen verklaringen meer op naam van [verweerster] liggen, worden afgewezen. [verzoekster] heeft betwist dat [verweerster] op persoonlijke titel verklaringen heeft afgegeven en dat regelgeving zou bestaan die zou kunnen leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van [verweerster] . Nu [verweerster] zulks niet gemotiveerd heeft weersproken, ziet de kantonrechter voor toewijzing van een dergelijk verzoek geen grond.
6.19.
Ook voor wat betreft de tegenverzoeken ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen geheel te compenseren. Voor de door [verweerster] verzochte veroordeling van [verzoekster] tot betaling van een vergoeding voor juridische bijstand is dan ook geen plaats.

7.De beslissing

De kantonrechter:
in het verzoek van [verzoekster]
7.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 november 2016;
7.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
in de tegenverzoeken van [verweerster]
7.3.
veroordeelt [verzoekster] om aan [verweerster] een transitievergoeding te betalen van
€ 3.330,64 bruto;
7.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
7.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2016.