Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
verzoekster, hierna ook te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde mr. E.J. Kortleve,
in persoon procederend.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 september 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een stichting en een werknemer. De werknemer, geboren op 9 november 1987, was sinds 1 februari 2013 in dienst als woonbegeleider. Na een ziekmelding in november 2015 heeft de bedrijfsarts geadviseerd om te starten met re-integratie, maar de werknemer heeft hieraan geen gehoor gegeven. Ondanks herhaalde verzoeken van de werkgever om deel te nemen aan een koffiemoment en een gesprek, is de werknemer niet verschenen. De werkgever heeft daarop een loonsanctie toegepast en een deskundigenoordeel aangevraagd, waaruit bleek dat de werknemer in staat was om te re-integreren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer haar re-integratieverplichtingen niet is nagekomen, wat heeft geleid tot het verzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van verwijtbaar handelen van de werknemer, waardoor de arbeidsovereenkomst kon worden ontbonden, ondanks het opzegverbod wegens ziekte. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 november 2016, en de werkgever is veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 1.181,00 bruto aan de werknemer. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.