ECLI:NL:RBMNE:2016:4890

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
7 september 2016
Zaaknummer
C/16/419836 / KG ZA 16-569
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen van oud-werknemer en vennootschap tegen voormalig werkgever met gebruik van vertrouwelijke informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 september 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Afab Geldservice B.V. en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Afab Geldservice, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J. Elkhuizen, vorderde onder andere dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zouden worden verboden om betrokkenheid te hebben bij nieuwe procedures tegen Afab op basis van klantgegevens van O&B en Zorgkrediet Financieringen (ZKF). De rechtbank oordeelde dat [gedaagde sub 1], als voormalig werknemer van ZKF, onrechtmatig handelde door vertrouwelijke informatie te gebruiken en klanten te benaderen om hen te bewegen om tegen Afab te procederen. De voorzieningenrechter stelde vast dat er sprake was van een schending van het geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst van [gedaagde sub 1]. De rechtbank wees de vorderingen van Afab Geldservice grotendeels toe, met uitzondering van de vordering om de gedaagden te verbieden betrokken te zijn bij al lopende procedures. De gedaagden werden veroordeeld tot het betalen van proceskosten en een dwangsom voor elke overtreding van het vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling civielrecht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/419836 / KG ZA 16-569
Vonnis in kort geding van 7 september 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AFAB GELDSERVICE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. M.J. Elkhuizen te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [gedaagde sub 1] .
Partijen zullen hierna Afab Geldservice, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden genoemd. Gedaagden gezamenlijk zullen worden aangeduid als [gedaagden c.s.] . in mannelijk enkelvoud.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 26,
  • de op 21 augustus 2016 door Afab Geldservice verzonden producties 34 t/m 37,
  • de mondelinge behandeling op 23 augustus 2016,
  • de pleitnota van Afab Geldservice,
  • de pleitnota van [gedaagden c.s.] .
De set met producties die [gedaagden c.s.] . ter zitting heeft willen overleggen en waarnaar in zijn pleitnota wordt verwezen, zijn geweigerd in verband met de goede procesorde, omdat het veelal geheel nieuwe stukken betrof en vanwege de omvang ervan.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] was in de periode 2005-2006 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam bij O&B Finance Nederland B.V. (O&B) in de functie van adviseur buitendienst. O&B is een voormalige zustervennootschap van (de rechtsvoorganger van) Afab Geldservice. Beide hebben zich bezig gehouden met de bemiddeling en totstandkoming van krediet- en verzekeringsovereenkomsten. Aansluitend op het dienstverband bij O&B is op 28 augustus 2006 een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden getekend tussen [gedaagde sub 1] als werknemer en Zorgkrediet Financieringen als werkgever ingaande 1 september 2006. Op basis van deze arbeidsovereenkomst heeft [gedaagde sub 1] nog een periode dezelfde werkzaamheden voor O&B verricht.
2.2.
Als adviseur buitendienst bezocht [gedaagde sub 1] klanten aan huis met als doel een krediet en/of verzekering voor hen af te sluiten. Met ingang van 1 januari 2007 is [gedaagde sub 1] uit dienst getreden.
2.3.
Zorgkrediet Financieringen B.V. (ZKF) was een zustermaatschappij van O&B. Per 1 januari 2010 is ZKF gefuseerd met Afab Geldservice met Afab Geldservice als verkrijgende vennootschap en ZKF als verdwijnende vennootschap. O&B is medio 2013 ontbonden en geliquideerd.
2.4.
In de arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde sub 1] en Zorgkrediet Financieringen is een geheimhoudingsbeding opgenomen. Dat luidt, voor zover relevant:
“De werknemer is tegenover werkgever verplicht:
a. (...)
b. geheimhouding te bewaren omtrent al hetgeen hem/haar bij beroepsuitoefening gewaar wordt en waarvan hij/zij redelijkerwijs kan en moet vermoeden, dat bekendmaking daarvan Zorgkrediet en de klanten van Zorgkrediet schade kan toebrengen;
c. voor het verrichten en uitvoeren van de werkzaamheden, de documenten, foto’s, afbeeldingen, vragenlijsten, correspondentie of copieën daarvan, alsmede computer software, die hij/zij in verband met zijn/haar werkzaamheden bij Zorgkrediet onder zicht/toegang toe heeft, nooit of te nimmer te verveelvoudigen of informatie meeneemt naar derden toe.(...)”
2.5.
[gedaagde sub 1] is statutair bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde sub 2] . Via deze vennootschap voert hij als gemachtigde namens voormalige klanten van O&B/ZKF procedures tegen Afab Geldservice. [gedaagde sub 2] hanteert voor het benaderen van deze voormalige klanten mede een standaardbrief met een bijgesloten onherroepelijke volmacht. In de brief is onder meer opgenomen dat de geadresseerde in het verleden via Afab Geldservice een krediet heeeft overgesloten waarbij in vrijwel alle gevallen een koopsomverzekering is meegefinancierd. Bericht wordt dat hierdoor door toedoen van Afab Geldservice het krediet duizenden euro’s hoger is uitgevallen, terwijl Afab Geldservice over de koopsomverzekeringen tot wel 90 procent provisie heeft ontvangen. In de brief met bijgevoegde volmacht wordt het aanbod gedaan een gerechtelijke procedure op te starten tegen Afab Geldservice waarbij de kosten voor [gedaagde sub 2] zijn en bij een gunstige afloop/compensatie, na aftrek van kosten, een verdeling van 50%-50% tussen klant en [gedaagde sub 2] zal plaatsvinden. Ten tijde van de behandeling ter zitting waren negen procedures tegen Afab Geldservice aanhangig bij de rechtbank Midden-Nederland, waarin [gedaagde sub 2] optreedt als gemachtigde voor in totaal 125 eisers, deels bij de rechtbank met een advocatenkantoor als procesadvocaat en deels bij de kantonrechter met [gedaagde sub 2] als gemachtigde.
2.6.
[gedaagde sub 1] dan wel [gedaagde sub 2] heeft tevens een website opgericht, genaamd koopsomclaim.nl (voorheen: afab-claim.nl). Die website richt zich op consumenten die in het verleden een koopsomverzekering hebben gesloten via een van de werkmaatschappijen van Afab Intermediaire Diensten Holding N.V., waaronder ZKF, O&B en Afab Geldservice. Op deze website is een voorbeelddagvaarding te vinden, die inhoudelijk overeenkomt met in de aanhangige procedures uitgebrachte dagvaardingen. Onder randnummers 2.13 t/m 2.17 van deze voorbeelddagvaarding is het volgende opgenomen:
“2.13 Duidelijk was dat alleen Afab Geldservice profiteerde van de koopsom- en beleggingsverzekeringen die werden afgesloten, doordat Afab Geldservice hoge provisies ontving terwijl klanten werden opgezadeld met onnodige financiële producten. Om deze reden stond Afab Geldservice bij haar medewerkers algemeen bekend als een ‘provisiefabriek’. Verschillende voormalig medewerkers van Afab Geldservice hebben deze ‘businessstrategie’ van Afab Geldservice onderschreven en kunnen uit eigen waarneming verklaren dat de huisbezoeken van de verkoopadviseurs er uitsluitend op waren gericht om zoveel mogelijk koopsompolissen en beleggingsverzekeringen te verkopen.
2.14
Dit leidde er tevens toe dat een huisbezoek van een verkoopadviseur enkel lonend was op het moment dat er daadwerkelijk door de klant een koopsom- en/of beleggingsverzekering werd afgesloten. Als bleek dat een (potentiele) klant geen koopsomverzekering en/of beleggingsverzekering wilde afsluiten, dan moest een verkoopadviseur zo snel mogelijk weer vertrekken. Een huisbezoek was in dat geval immers niet rendabel.
2.15
De leiding van Afab Geldservice oefende zelfs (grote) druk uit op haar verkoopadviseurs om enkel producten te verkopen waarop hoge provisies zaten (lees: koopsomverzekeringen). Dit effect werd nog eens versterkt doordat verkoopadviseurs voor een aanvulling op hun (basis) salaris afhankelijk waren van het aantal verkochte koopsompolissen. Hierdoor heeft er een verkoopcultuur kunnen bestaan bij Afab Geldservice, waar het belang en de behoefte van de klant geheel uit het oog is verkoren.
2.16
De hiervoor geschetste handelswijze en de bijbehorende bedrijfscultuur wordt bevestigd en onderschreven door de bezoekrapporten die in de periode 2006 – 2008 door voormalig medewerker(s) van Afab Geldservice zijn opgesteld.(...)”
2.17.
Uit deze (interne) bezoekrapporten (producties B) – die over het algemeen de titel “Bezoekrapport Kredietwijzer” dragen – blijkt hoe (aspirant) klanten van AFAB Geldservice opzettelijk onjuist werden geïnformeerd met het uitsluitende doel om zoveel mogelijk koopsomverzekeringen te verkopen..)
Hierna volgen in de (voorbeeld)dagvaardingen gestelde citaten uit de bezoekrapporten, die tevens deels als productie worden overgelegd.

3.Het geschil

3.1.
Afab Geldservice vordert [gedaagden c.s.] . te gebieden binnen vijf dagen na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,- per overtreding van dit gebod en van € 1.000,- voor elke dag dat die overtreding voortduurt:
a. hun betrokkenheid, direct of indirect, bij de negen door hen reeds aanhangige procedures tegen Afab Geldservice te staken en gestaakt te houden;
b. geen betrokkenheid, direct of indirect, te hebben bij nieuw aanhangig te maken procedures tegen Afab Geldservice op basis van klantgegevens van O&B en ZKF;
c. het benaderen van klanten (zelf of door middel van derden) op basis van klantgegevens van O&B en ZKF te staken en gestaakt te houden;
d. alle citaten uit de bezoekrapporten van de website koopsomclaim.nl betreffende klanten van) O&B en ZKF te verwijderen en verwijderd te houden;
e. geen klantgegevens van O&B en ZKF openbaar te (doen) maken of te (doen) verstrekken aan derden; en
f. niet anderszins (bedrijfs)informatie van O&B en ZKF die [gedaagde sub 1] gewaar is geworden tijdens zijn dienstverband bij ZKF openbaar te (doen) maken of te (doen) verstrekken aan derden;
een en ander onder de voorwaarde dat Afab Geldservice alle individuele eisers waarvoor [gedaagde sub 2] als gemachtigde optreedt de keuzes genoemd onder 9.2 van de dagvaarding aanbiedt.
Tevens vordert Afab Geldservice hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten van dit kort geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde sub 1] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen zijn gericht op het voorkomen van verder onrechtmatig handelen jegens Afab Geldservice en verdere overtredingen van het geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst. Het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang is daarmee gegeven.
4.2.
Afab Geldservice legt aan haar vorderingen – in de kern genomen – ten grondslag dat [gedaagde sub 1] als voormalig werknemer van haar rechtsvoorganger ZKF onrechtmatig jegens haar handelt door tegen haar te procederen namens (voormalige) klanten en relaties van Afab Geldservice met betrekking tot de wijze waarop de werkgever haar diensten heeft verleend en daarbij gebruik te maken van vertrouwelijke bedrijfsinformatie waartoe hij tijdens zijn dienstverband toegang heeft verkregen, daarmee tevens het geheimhoudingsbeding schendend. Het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] als haar bestuurder en directeur is ook aan [gedaagde sub 2] toe te rekenen. Bovendien handelt [gedaagde sub 2] ook zelf onrechtmatig door te profiteren van het onrechtmatig handelen en de wanprestatie van [gedaagde sub 1] , zo betoogt Afab Geldservice.
4.3.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding eerst te beoordelen of [gedaagde sub 1] moet worden beschouwd als voormalig werknemer van ZKF, de rechtsvoorgangster van Afab Geldservice, en in die hoedanigheid gebonden is aan het geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst. [gedaagde sub 1] betwist dat hij in dienst is geweest bij ZKF, althans stelt dat hij dat niet heeft hoeven begrijpen en daar pas onlangs achter is gekomen. Hij betwist daarom tegenover Afab Geldservice aan het geheimhoudingsbeding gebonden te zijn. De arbeidsovereenkomst die hij op 1 september 2006 met Zorgkrediet Financieringen heeft gesloten is volgens hem een arbeidsovereenkomst met O&B. Zorgkrediet Financieringen was een handelsnaam van O&B. De toevoeging B.V. achter Zorgkrediet Financieringen ontbreekt waaruit moet worden afgeleid dat de handelsnaam van O&B is gebruikt. Voor [gedaagde sub 1] is in ieder geval nooit kenbaar geweest dat hij een arbeidsovereenkomst met ZKF heeft gesloten. Omdat zijn werkzaamheden en arbeidsvoorwaarden hetzelfde bleven en hij zijn salaris van hetzelfde rekeningnummer ontving als voorheen, verkeerde hij in de veronderstelling dat hij nog steeds werkzaam was voor O&B.
4.4.
De voorzieningenrechter volgt [gedaagde sub 1] niet in zijn betoog.
Vast staat dat [gedaagde sub 1] de arbeidsovereenkomst van 28 augustus 2006 met Zorgkrediet Financieringen heeft ondertekend.
Vast staat ook dat op de salarisspecificatie van 3 september 2006 deze naam als werkgever vermeld staat en dat daarop de datum van 1 september 2006 vermeld staat als datum waarop [gedaagde sub 1] bij Zorgkrediet Financieringen in dienst is getreden. Blijkens de salarisstrook van de maand daarvoor, van 4 augustus 2006, is [gedaagde sub 1] op 31 augustus 2016 uit dienst getreden bij Kredietwijzer Nederland (partijen zijn het erover eens dat dit een handelsnaam is van O&B, waar [gedaagde sub 1] op dat moment zijn derde contract voor bepaalde tijd had afgerond). Op basis van deze stukken, in samenhang met de verklaring van [gedaagde sub 1] ter zitting dat O&B een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wilde voorkomen door hem geen vierde contract aan te bieden, acht de voorzieningenrechter de stelling van [gedaagde sub 1] dat de arbeidsovereenkomst ingaande 1 september 2006 ook met O&B is gesloten voorshands onvoldoende aannemelijk. Het moet er op grond van zijn verklaring tevens voor worden gehouden dat [gedaagde sub 1] op 28 augustus 2006 willens en wetens heeft ingestemd met een vierde dienstverband voor bepaalde tijd, ditmaal bij ZKF in plaats van bij O&B, hetgeen immers op grond van de ketenregeling van artikel 7:668a BW tot een overeenkomst voor onbepaalde tijd zou hebben geleid. Dat [gedaagde sub 1] feitelijk is blijven werken voor O&B betekent niet dat hij dus bij O&B in dienst is gebleven. Zoals de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland in het vonnis tussen [gedaagde sub 1] en Afab Geldservice van 3 augustus 2016 ook al heeft overwogen is in beginsel degene met wie de arbeidsovereenkomst is gesloten de werkgever. Dat is niet anders als de werkgever deel uitmaakt van een concern en binnen dat concern betalingen vanaf een zelfde rekeningnummer worden gedaan. De stelling van [gedaagde sub 1] dat sprake is geweest van een vorm van verrekening van provisiebedragen over de maanden juli en augustus 2006 met salaris van september 2006, zodat hij ervan uit kon gaan in dienst van O&B te zijn gebleven, wordt gelet op het bovenstaande gepasseerd.
Het enkele feit dat in de arbeidsovereenkomst van 28 augustus 2006 de toevoeging B.V. achter de naam Zorgkrediet Financieringen ontbreekt, vormt al met al onvoldoende grond voor de conclusie dat niet ZKF maar O&B vanaf 1 september 2006 de werkgever van [gedaagde sub 1] was. Overigens heeft [gedaagde sub 1] ter zitting verklaard dat hij er sinds een maand of twee van op de hoogte is dat ZKF zijn werkgever was. Wat er van die stelling verder zij, kennelijk betwist [gedaagde sub 1] dus niet langer dat ZKF de werkgever is met wie hij op 28 augustus 2006 de arbeidsovereenkomst is aangegaan.
4.5.
Op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien acht de voorzieningenrechter, in navolging van de voorzieningenrechter in voornoemd vonnis van 3 augustus 2016, vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [gedaagde sub 1] zijn werkzaamheden vanaf 1 september 2006 niet in dienst van ZKF heeft verricht en daarom niet tegenover Afab Geldservice als rechtsopvolgster van ZKF aan het geheimhoudingsbeding gebonden is. In het hiernavolgende wordt er dus van uitgegaan dat [gedaagde sub 1] voormalig werknemer is van ZKF, rechtsvoorgangster van Afab Geldservice, en jegens haar aan het geheimhoudingsbeding is gebonden.
4.6.
Daarmee staat de voorzieningenrechter voor de vraag of het verwijt van Afab Geldservice aan het adres van [gedaagden c.s.] doel treft. Daartoe geldt het volgende.
4.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat een voormalig werknemer na het einde van zijn dienstverband in beginsel vrij is in zijn beroepskeuze en in de wijze waarop hij in zijn inkomen wil voorzien, behoudens eventuele (post)contractuele beperkingen en – uiteraard – de grenzen van het maatschappelijk betamelijke. Het voeren van procedures voor derden tegen de voormalig werkgever, ook voor eigen gewin, – rechtstreeks of via een vennootschap – is daarom niet zonder meer en op zichzelf al onrechtmatig. Zoals volgens vaste rechtspraak ook het geval is bij voormalig werknemers die niet aan een concurrentiebeding gebonden zijn en die hun voormalig werkgever concurrentie aandoen, kan op grond van bijkomende omstandigheden niettemin toch sprake zijn van handelen dat strijdig is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer, en in het bijzonder in de relatie tussen oud-werkgever en oud-werknemer, betamelijk is.
4.8.
Met het louter voor eigen financieel gewin gericht benaderen van klanten van de oud-werkgever teneinde hen te bewegen te procederen tegen die oud-werkgever, vanwege de wijze van uitoefening van de core-business van die oud-werkgever en met gebruikmaking van kennis en wetenschap waarover wordt beschikt vanwege het dienstverband, wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter de grens van het maatschappelijk betamelijke overschreden. Dit kan onder omstandigheden anders zijn, bijvoorbeeld indien dit handelen erop gericht zou zijn een maatschappelijke misstand aan de kaak te stellen.
4.9.
Voorshands staat voldoende vast dat [gedaagde sub 1] en zijn vennootschap [gedaagde sub 2] op stelselmatige wijze voormalige klanten van – kort gezegd – Afab Geldservice benaderd hebben met het aanbod voor hen op laagdrempelige wijze een gerechtelijke procedure tegen Afab Geldservice te beginnen. Dit gebeurde in elk geval door middel van toezending van de hiervoor genoemde standaardbrief van [gedaagde sub 2] aan voormalige klanten en middels de website koopsomclaim.nl, die exclusief gericht is op consumenten die in het verleden een koopsomverzekering hebben gesloten via een van de werkmaatschappijen van Afab Intermediaire Diensten Holding N.V. De website noemt expliciet Afab Geldservice, ZKF en O&B. [gedaagde sub 1] heeft ter zitting voorts gesteld dat hij in de jaren na 2006 veelvuldig in het kader van adviseurswerkzaamheden bij mensen over de vloer kwam en als hij dan ontdekte dat hij met (voormalige) klanten van Afab Geldservice te maken had, zijn diensten zoals omschreven in de standaardbrief en op de website aanbood.
[gedaagden c.s.] . richten zich uitsluitend op (voormalige) klanten van Afab Geldservices/ZKF en O&B en niet ook op klanten van andere kredietbemiddelaars. De voorzieningenrechter acht daarbij aannemelijk dat deze keuze is ingegeven door de (vertrouwelijke) bedrijfsinformatie en de kennis die [gedaagde sub 1] als werknemer bij O&B en later ZKF heeft opgedaan en waarop in de procedures tegen Afab Geldservice zwaar wordt geleund.
4.10.
In de eerste plaats is dat het gebruik van de klantgegevens voor – in elk geval – het aanschrijven van consumenten met een via Afab Geldservice/O&B/ZKF overgesloten kredietovereenkomst en daarbij afgesloten koopsompolis. Afab Geldservice heeft onderbouwd gesteld dat en hoe medewerkers, ook de adviseurs buitendienst en dus [gedaagde sub 1] , rechtstreekse toegang hadden tot de klantgegevens en dat en hoe zij deze konden importeren en exporteren. Dat [gedaagden c.s.] . gebruik hebben gemaakt van op deze wijze verkregen gegevens volgt volgens Afab Geldservice ook uit het feit dat ook de broer van de voormalig directeur van O&B/ZKF door middel van een standaardbrief benaderd is door [gedaagden c.s.] . terwijl hij nooit klant is geweest maar uitsluitend als “testpersoon” in het systeem is ingevoerd.
[gedaagden c.s.] . heeft ter zitting gesteld dat hij over tienduizenden klantgegevens beschikt omdat hij in het verleden met vele kredietbemiddelaars heeft samengewerkt. Thans daargelaten de vraag of het hem vrijstond deze gegevens te gebruiken, een concrete verklaring waarom hij dan uitsluitend de klantgegevens van (voormalig) klanten van Afab Geldservice weet te gebruiken voor de aanschrijving met de standaardbrief kon [gedaagden c.s.] . ter zitting niet geven. Deze procedure leent zich, naar [gedaagden c.s.] . terecht stelt, niet voor feitenvaststelling door middel van bewijslevering. Maar de voorzieningenrechter acht voorshands voldoende aannemelijk dat in de bodemprocedure, al dan niet na bewijslevering, zal komen vast te staan dat [gedaagden c.s.] . (ook) klantgegevens heeft gebruikt waartoe hij tijdens zijn dienstverband toegang had, en dat hij daarmee het geheimhoudingsbeding heeft overschreden.
4.11.
In de tweede plaats maakt [gedaagden c.s.] . in de voorbeelddagvaarding op de website koopsompolis.nl én in de tegen Afab Geldservice uitgebrachte dagvaardingen ter onderbouwing van de door hem gestelde werkwijze van de kredietbemiddelaars gebruik van citaten uit zogenoemde bezoekrapporten. Naar niet in geschil is zijn dit stukken die alleen bestemd waren voor intern gebruik binnen O&B en ZKF, waarmee de adviseurs verslag uitbrachten van c.q. verantwoording aan de leidinggevende aflegden over de klantbezoeken. [gedaagde sub 1] moet worden geacht met de bedrijfsvertrouwelijke aard van deze bezoekrapporten bekend te zijn. Of hij deze nu rechtstreeks tijdens zijn dienstverband heeft verkregen en heeft meegenomen of, zoals hij tijdens de zitting weinig concreet en niet onderbouwd stelde, bij andere kredietbemiddelaars nadien heeft aangetroffen, hem moet zonder meer duidelijk zijn geweest dat openbaarmaking ervan en het gebruik in procedures jegens Afab Geldservice in strijd is met deze vertrouwelijkheid. In elk geval is aannemelijk dat in de bodemprocedure wordt vastgesteld dat [gedaagde sub 1] hiermee het geheimhoudingsbeding overtreedt.
4.12.
Tot slot wijst Afab Geldservice er naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op dat de vorderingen in de tegen haar uitgebrachte dagvaardingen, overeenkomstig de hiervoor in 2.6 geciteerde passages uit de voorbeelddagvaarding op de website, mede gegrond zijn op de kennelijke wetenschap van [gedaagde sub 1] als oud-werknemer over bedrijfsprocessen en bedrijfscultuur binnen O&B en ZKF. Daargelaten of dergelijke informatie allemaal onder de reikwijdte van het geheimhoudingsbeding valt, de informatie wordt ten nadele van Afab Geldservice gebruikt, om een zaak tegen haar mee op te bouwen, voor eigen financieel gewin, namelijk ten minste de helft van de vergoeding waarop de (voormalige) klanten eventueel recht zouden hebben, als zou komen vast te staan dat Afab Geldservice hen onnodige en onvoordelige financiële producten zou hebben verkocht.
4.13.
De bovenstaande omstandigheden in onderlinge samenhang bezien leiden de voorzieningenrechter voorshands tot het oordeel dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig handelt jegens Afab Geldservice als rechtsopvolgster van zijn oud-werkgever als omschreven in 4.8. Dat [gedaagde sub 1] (mede) heeft gehandeld met de intentie een maatschappelijke misstand aan de kaak te stellen is gesteld noch gebleken. Voorts is aannemelijk dat sprake is van overtreding van het geheimhoudingsbeding, in elk geval voor wat betreft de klantgegevens en de bezoekrapporten.
4.14.
Ook het handelen van [gedaagde sub 2] acht de voorzieningenrechter onrechtmatig. Vast staat dat [gedaagde sub 1] bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde sub 2] is. De handelingen van [gedaagde sub 1] kunnen aan [gedaagde sub 2] worden toegerekend. De kennis en bedrijfsinformatie die [gedaagde sub 1] als voormalig werknemer van de rechtsvoorgangster van Afab Geldservice heeft verkregen, heeft hij ingebracht in de vennootschap [gedaagde sub 2] , die gebruikmakend van die kennis en informatie optreedt als gemachtigde van de klanten van Afab Geldservice. Met andere woorden, het optreden van [gedaagde sub 2] , waaronder dat als gemachtigde in de procedures tegen Afab Geldservice, is direct verbonden met en afhankelijk van het handelen van [gedaagde sub 1] en ook de verdiensten van [gedaagde sub 2] zijn daarvan (in elk geval mede) afhankelijk. Gegevens waaruit anders blijkt, heeft [gedaagden c.s.] . niet overgelegd. Stellingen die zijn summiere betwisting zouden kunnen onderbouwen heeft hij niet aangevoerd.
4.15.
De vorderingen, weergegeven onder 3.1 sub c tot en met f, en die mede gegrond zijn op de schending van het geheimhoudingsbeding en het voorkomen van verdere overtredingen daarvan zijn toewijsbaar. Nu [gedaagden c.s.] . tegen de reikwijdte of formulering ervan geen gericht verweer heeft gevoerd, zullen ze worden toegewezen als gevorderd.
4.16.
Afab Geldservice heeft er echter terecht op gewezen dat daarmee haar belangen om verder verschoond te blijven van het onrechtmatig handelen van [gedaagden c.s.] . nog onvoldoende is gewaarborgd, mede vanwege het feit dat het conservatoir beslag dat zij heeft doen leggen onder [gedaagden c.s.] . vanwege het aan het geheimhoudingsbeding verbonden boetebeding slechts beperkt doel heeft getroffen.
Daarom zal ook de vordering onder 3.1. sub b worden toegewezen, in die zin dat [gedaagden c.s.] . geen betrokkenheid mag hebben, direct of indirect, bij nieuw aanhangig te maken procedures tegen Afab Geldservice op basis van klantgegevens van O&B en ZKF, totdat in een bodemprocedure tussen partijen anders wordt beslist.
4.17.
De vordering die ertoe strekt dat [gedaagden c.s.] . zijn betrokkenheid bij de reeds lopende procedures staakt en gestaakt houdt, wordt afgewezen. Bij toewijzing van dit onderdeel van de vordering bij wege van voorlopige voorziening is niet alleen het belang van partijen in geding, maar ook dat van de eisers in de al lopende procedures. Niet alleen zal toewijzing leiden tot vertraging in die procedures, ook moet rekening worden gehouden met het scenario dat de eisende partijen in die zaken bij het wegvallen van [gedaagden c.s.] . als gemachtigden niet in vervanging zullen kunnen of willen voorzien, mede vanwege de daarmee mogelijk voor hen alsnog verschijnende kosten. Aldus zou met toewijzing van dit onderdeel van de vordering de facto worden bereikt dat deze zaken tot een voortijdig einde komen, hetgeen met de door Afab Geldservice voorgestelde voorwaarde onvoldoende wordt ondervangen. Aan Afab Geldservice kan worden toegegeven dat deze eisers aldus in feite mede (blijven) profiteren van het onrechtmatig handelen van [gedaagden c.s.] . Deze procedures zijn inmiddels echter al aanhangig en in zoverre is het leed reeds deels geschied. De voorzieningenrechter acht het belang van Afab Geldservice bij toewijzing van deze voorlopige voorziening op dit moment in het licht van de mogelijke gevolgen niet voldoende urgent, mede gelet op de ook al lopende bodemprocedures van Afab Geldservice tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Afab Geldservice heeft nog betoogd dat [gedaagden c.s.] . als gemachtigde in de al aanhangige procedures op verschillende wijzen onrechtmatig handelt, bijvoorbeeld door te procederen met een ontoereikende volmacht, het overleggen van vervalste bezoekrapporten, het innemen van stellingen in strijd met de waarheids- en informatieplicht. Zij wijst ook hierop ter onderstreping van haar belang bij toewijzing van dit onderdeel van de vordering. Of deze verwijten van Afab Geldservice al dan niet doel treffen, wordt hier nadrukkelijk in het midden gelaten. Het is in de eerste plaats aan de rechter in deze aanhangige procedures om daarover te oordelen, iets waarvan het mogelijk nu juist niet komt in geval van toewijzing van het hier gevorderde.
4.18.
De voorzieningenrechter zal daarom het door Afab Geldservice onder a. in de dagvaarding gevorderde afwijzen. De overige vorderingen worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom wordt gematigd tot een bedrag van € 50.000,- per overtreding en wordt gemaximeerd op een bedrag van € 1.000.000,-.
4.19.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Afab Geldservice worden begroot op:
- dagvaarding € 77,75
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.512,75
De nakosten, waarvan Afab Geldservice betaling vordert, en de wettelijke rente daarover zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot
.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,- per overtreding van dit gebod en van € 1.000,- voor elke dag dat die overtreding voortduurt, in totaal tot een maximum van € 1.000.000,-:
geen betrokkenheid, direct of indirect, te hebben bij nieuw aanhangig te maken procedures tegen Afab Geldservice op basis van klantgegevens van O&B en ZKF;
het benaderen van klanten (zelf of door middel van derden) op basis van klantgegevens van O&B en ZKF te staken en gestaakt te houden;
alle citaten uit de bezoekrapporten van de website koopsomclaim.nl betreffende klanten van O&B en ZKF te verwijderen en verwijderd te houden;
geen klantgegevens van O&B en ZKF openbaar te (doen) maken of te (doen) verstrekken aan derden; en
niet anderszins (bedrijfs)informatie van O&B en ZKF die [gedaagde sub 1] gewaar is geworden tijdens zijn dienstverband bij ZKF openbaar te (doen) maken of te (doen) verstrekken aan derden;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de kosten van dit kort geding, tot op heden begroot op € 1.512,75, waarin begrepen € 816,- aan salaris advocaat;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Afab Geldservice volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,- aan explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Willems en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2016. [1]

Voetnoten

1.type: GD (4243)