8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een toentertijd negenjarige jongen met autisme - dus extra kwetsbaar -, die aan zijn zorg was toevertrouwd. Hij heeft hiermee in ernstige mate inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze minderjarige. Verdachte heeft voorts het vertrouwen dat niet alleen een hulpbehoevend kind maar ook diens ouders juist in verdachte als hulpverlener hebben gesteld, ernstig beschaamd. Zoals uit de slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer] ter zitting volgt heeft verdachte veel leed berokkend aan zowel [slachtoffer] als zijn ouders, en ondervinden zij nog altijd de gevolgen daarvan. Daarnaast kost het [slachtoffer] en zijn ouders veel moeite om opnieuw de voor hem nodige zorg en veiligheid te vinden bij een persoon met wie zij een vertrouwensband kunnen opbouwen. Verdachte heeft zich bij zijn handelen niet bekommerd om het welzijn en de (seksuele) ontwikkeling van het jonge slachtoffer en heeft zich enkel door zijn eigen lustgevoelens laten leiden. De rechtbank neemt het verdachte ook kwalijk dat, hoewel hij zich naar eigen zeggen bewust is geweest van zijn seksuele voorkeur voor jonge kinderen, hij zich toch heeft begeven in het milieu van kinderhulpverlening en op deze manier de situatie in het leven heeft geroepen waarin deze feiten gepleegd konden worden.
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie van de verdachte d.d. 1 juli 2016 waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake strafbare feiten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met een Pro Justitia-rapport van 18 maart 2016 over de persoon van verdachte, opgemaakt door gz-psycholoog A. van der Donk. Deze rapporteert dat bij verdachte sprake is van pedofilie en een seksuele stoornis, die de gedragingen van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten deels verklaren. Verdachte heeft het slachtoffer weloverwogen in een situatie gebracht waarin hij zijn eigen fantasieën kon uitleven. Daarbij was verdachte volgens Van der Donk wel minder dan een normaal mens in staat om zijn wil in vrijheid te bepalen. Daarom adviseert de deskundige om verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De kans op herhaling wordt als licht verhoogd ingeschat, bij een laag/matig basisrisico, waarbij sprake is van beschermende factoren waaronder als belangrijkste de motivatie voor behandeling en hulpverlening. De deskundige adviseert aan verdachte een ambulante behandeling voor seksueel grensoverschrijdend gedrag op te leggen om de kans op herhaling van een soortelijk delict te minimaliseren. Daarbij acht hij aangewezen dat verdachte de groepstherapie (bij De Waag) waaraan hij nu deelneemt, blijft volgen. Zo nodig kan, ter beoordeling aan zijn behandelaar, na de groepstherapie een individueel traject voor verdachte worden opstart, op te leggen als bijzondere voorwaarde bij verplicht reclasseringstoezicht.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog op de door hem genoemde gronden over. De rechtbank zal bij de straftoemeting rekening houden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een adviesrapport over de persoon van verdachte van 20 november 2015, opgemaakt door S. Dijkslag, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. De reclassering schat het recidive-risico in als laag-gemiddeld en adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf met een aantal bijzondere voorwaarden, waaronder een ambulante behandeling bij de Waag en een meldplicht. In een aanvullende verklaring van gz-psycholoog R.W.J. Schriek van 11 juli 2016 over de behandeling van verdachte bij de Waag, staat dat verdachte gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op alle afspraken aanwezig is geweest en vanaf het begin een open, coöperatieve en verantwoording nemende houding heeft laten zien. Hij heeft inzicht gekregen in het delict scenario en de nog bestaande risico factoren. De psycholoog schat het recidiverisico thans in als laag tot matig.
Door verdachte zelf is, tot slot, een therapieverslag ingebracht van 14 juli 2016 van psycholoog/seksuoloog G. van Zessen bij wie verdachte sinds 20 oktober 2015 vrijwillig onder behandeling staat. Hierin staat - kort samengevat - dat verdachte niet is weggelopen voor de consequenties van zijn grensoverschrijdend seksueel gedrag en dat hij daar openheid over heeft betracht. Van Zessen schrijft dat, na aanvankelijk vermijdend te zijn geweest, verdachte beter in zijn vermogen tot introspectie is geworden, dat hij eerder grenzen ziet en beter om kan gaan met negatieve sensaties.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten die op zichzelf genomen een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf – zoals door de officier van justitie geëist – rechtvaardigen.
De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank betrekt daarbij mede het feit dat het dossier geen aanknopingspunten bevat dat de bewezenverklaarde handelingen meer dan drie keer hebben plaatsgevonden en dat deze een aanzienlijk kortere periode bestrijken dan ten laste gelegd. Voorts pleit het voor verdachte dat hij opening van zaken heeft gegeven zodat met name voor het gezin van [slachtoffer] meer duidelijkheid bestaat over wat er is gebeurd. Verdachte heeft inzicht gekregen in zijn problematiek en heeft serieuze stappen gezet om het risico op herhaling te verkleinen onder meer door zijn therapie bij de Waag en de behandeling die hij uit eigen beweging bij psycholoog/seksuoloog Van Zessen is gestart. Ook is verdachte zich ervan bewust welke impact zijn handelen heeft gehad op [slachtoffer] en diens gezin. Hij heeft hiervoor oprecht spijt betuigd. Tenslotte heeft verdachte openheid betracht naar zijn echtgenote, zijn naasten en zijn werkomgeving.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande niet wenselijk dat aan verdachte een langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt opgelegd dan hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Hiermee zou onder meer het behandeltraject, dat ertoe dient om te voorkomen dat verdachte in de toekomst gelijksoortige strafbare feiten pleegt, worden doorkruist. De rechtbank acht een gevangenisstraf van zes maanden waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, aangevuld met een verbod aan minderjarigen zorg te verlenen, in combinatie met de maximale taakstraf, passend en geboden.