ECLI:NL:RBMNE:2016:4865

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 augustus 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
16/661624-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met een aan zorg toevertrouwde minderjarige

Op 29 augustus 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een man die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een aan hem toevertrouwde minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De bijzondere voorwaarden zijn vastgesteld op advies van de reclassering, inclusief een verbod om zorg te verlenen aan minderjarigen en de oplegging van een maximale taakstraf. De rechtbank heeft een lagere gevangenisstraf opgelegd dan door de officier van justitie was geëist, omdat de bewezenverklaarde handelingen een kortere periode besloegen dan ten laste gelegd. De verdachte heeft tijdens de zitting openheid van zaken gegeven, inzicht getoond in zijn problematiek en serieuze stappen gezet om het risico op herhaling te verkleinen door therapie te volgen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de kwetsbaarheid van het slachtoffer, de impact van de daden op het slachtoffer en diens gezin, en de noodzaak van behandeling om herhaling te voorkomen. De rechtbank heeft ook de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte in aanmerking genomen, zoals vastgesteld door deskundigen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661624-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 29 augustus 2016.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, de ontucht bewezen kan worden verklaard, met de kanttekening dat deze een kortere periode beslaat dan ten laste gelegd en dat er onvoldoende bewijs is voor het ten laste gelegde likken, zuigen of pijpen van verdachte door het slachtoffer.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Partiele vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde handelingen onder het tweede gedachtestreepje inhoudende dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] ertoe zou hebben gebracht om aan de penis van verdachte te likken en/of te zuigen of pijpen. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] bij twee gelegenheden heeft gevraagd of hij zijn penis wilde likken maar dat toen [slachtoffer] zei dat hij dit niet wilde, dit vervolgens ook niet is gebeurd. Van belang daarbij acht de rechtbank dat [slachtoffer] in het studioverhoor de vraag of hij bij [verdachte] nog wat anders heeft gedaan dan de piemelmassage ontkennend heeft beantwoord. [1] Daar komt bij dat de getuigen [getuige 1] [2] en [getuige 2] [3] verklaren dat [slachtoffer] tegen hen gezegd heeft dat hij ‘moest’ likken, waarbij uit hun verklaring niet duidelijk wordt of hij zegt dat uiteindelijk ook te hebben gedaan. Het kan dan ook niet worden uitgesloten dat het kennelijk door [slachtoffer] gebruikte woord ‘moest’ ziet op enkel het verzoek daartoe zoals verdachte heeft verklaard. De rechtbank heeft dan ook niet de overtuiging dat de genoemde handelingen hebben plaatsgevonden.
4.3.2.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [4]
Aangezien verdachte het ten laste gelegde heeft bekend en de raadsman, afgezien van de handelingen waarvan verdachte ook wordt vrijgesproken, geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
1. Aangifte van [aangeefster] namens haar zoon [slachtoffer] , d.d. 27 juli 2015; [5]
2. Proces-verbaal van het studioverhoor van [slachtoffer] , d.d. 30 juli 2015; [6]
3. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 augustus 2016.
Op grond van het in het dossier aanwezige bewijs en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, wordt ervan uitgegaan dat de ontuchtige handelingen drie maal gedurende een periode van ongeveer een jaar hebben plaatsgevonden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2014 tot en met 1 juni 2015 te Bunschoten-Spakenburg en te Leusden, in elk geval in Nederland,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren [2005] , immers heeft hij, verdachte, meermalen
die [slachtoffer] ertoe gebracht zijn, verdachtes, penis (al dan niet in stijve toestand) te voelen en te masseren en zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijns volgens de wet strafbaar als
Ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, onder het stellen van bijzondere voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte de feiten heeft bekend en daarbij spijt, inzicht en berouw heeft getoond voor zijn handelen. Verdachte staat sinds zijn schorsing van de voorlopige hechtenis onder behandeling bij de Waag en heeft op eigen initiatief een behandeling opgestart bij een klinisch psycholoog/seksuoloog, waarmee hij beoogt te bewerkstelligen dat hij niet meer in herhaling valt. Deze behandeltrajecten moeten niet door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden doorkruist, aldus de raadsman.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een toentertijd negenjarige jongen met autisme - dus extra kwetsbaar -, die aan zijn zorg was toevertrouwd. Hij heeft hiermee in ernstige mate inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze minderjarige. Verdachte heeft voorts het vertrouwen dat niet alleen een hulpbehoevend kind maar ook diens ouders juist in verdachte als hulpverlener hebben gesteld, ernstig beschaamd. Zoals uit de slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer] ter zitting volgt heeft verdachte veel leed berokkend aan zowel [slachtoffer] als zijn ouders, en ondervinden zij nog altijd de gevolgen daarvan. Daarnaast kost het [slachtoffer] en zijn ouders veel moeite om opnieuw de voor hem nodige zorg en veiligheid te vinden bij een persoon met wie zij een vertrouwensband kunnen opbouwen. Verdachte heeft zich bij zijn handelen niet bekommerd om het welzijn en de (seksuele) ontwikkeling van het jonge slachtoffer en heeft zich enkel door zijn eigen lustgevoelens laten leiden. De rechtbank neemt het verdachte ook kwalijk dat, hoewel hij zich naar eigen zeggen bewust is geweest van zijn seksuele voorkeur voor jonge kinderen, hij zich toch heeft begeven in het milieu van kinderhulpverlening en op deze manier de situatie in het leven heeft geroepen waarin deze feiten gepleegd konden worden.
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie van de verdachte d.d. 1 juli 2016 waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake strafbare feiten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met een Pro Justitia-rapport van 18 maart 2016 over de persoon van verdachte, opgemaakt door gz-psycholoog A. van der Donk. Deze rapporteert dat bij verdachte sprake is van pedofilie en een seksuele stoornis, die de gedragingen van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten deels verklaren. Verdachte heeft het slachtoffer weloverwogen in een situatie gebracht waarin hij zijn eigen fantasieën kon uitleven. Daarbij was verdachte volgens Van der Donk wel minder dan een normaal mens in staat om zijn wil in vrijheid te bepalen. Daarom adviseert de deskundige om verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De kans op herhaling wordt als licht verhoogd ingeschat, bij een laag/matig basisrisico, waarbij sprake is van beschermende factoren waaronder als belangrijkste de motivatie voor behandeling en hulpverlening. De deskundige adviseert aan verdachte een ambulante behandeling voor seksueel grensoverschrijdend gedrag op te leggen om de kans op herhaling van een soortelijk delict te minimaliseren. Daarbij acht hij aangewezen dat verdachte de groepstherapie (bij De Waag) waaraan hij nu deelneemt, blijft volgen. Zo nodig kan, ter beoordeling aan zijn behandelaar, na de groepstherapie een individueel traject voor verdachte worden opstart, op te leggen als bijzondere voorwaarde bij verplicht reclasseringstoezicht.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog op de door hem genoemde gronden over. De rechtbank zal bij de straftoemeting rekening houden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een adviesrapport over de persoon van verdachte van 20 november 2015, opgemaakt door S. Dijkslag, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. De reclassering schat het recidive-risico in als laag-gemiddeld en adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf met een aantal bijzondere voorwaarden, waaronder een ambulante behandeling bij de Waag en een meldplicht. In een aanvullende verklaring van gz-psycholoog R.W.J. Schriek van 11 juli 2016 over de behandeling van verdachte bij de Waag, staat dat verdachte gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op alle afspraken aanwezig is geweest en vanaf het begin een open, coöperatieve en verantwoording nemende houding heeft laten zien. Hij heeft inzicht gekregen in het delict scenario en de nog bestaande risico factoren. De psycholoog schat het recidiverisico thans in als laag tot matig.
Door verdachte zelf is, tot slot, een therapieverslag ingebracht van 14 juli 2016 van psycholoog/seksuoloog G. van Zessen bij wie verdachte sinds 20 oktober 2015 vrijwillig onder behandeling staat. Hierin staat - kort samengevat - dat verdachte niet is weggelopen voor de consequenties van zijn grensoverschrijdend seksueel gedrag en dat hij daar openheid over heeft betracht. Van Zessen schrijft dat, na aanvankelijk vermijdend te zijn geweest, verdachte beter in zijn vermogen tot introspectie is geworden, dat hij eerder grenzen ziet en beter om kan gaan met negatieve sensaties.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten die op zichzelf genomen een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf – zoals door de officier van justitie geëist – rechtvaardigen.
De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank betrekt daarbij mede het feit dat het dossier geen aanknopingspunten bevat dat de bewezenverklaarde handelingen meer dan drie keer hebben plaatsgevonden en dat deze een aanzienlijk kortere periode bestrijken dan ten laste gelegd. Voorts pleit het voor verdachte dat hij opening van zaken heeft gegeven zodat met name voor het gezin van [slachtoffer] meer duidelijkheid bestaat over wat er is gebeurd. Verdachte heeft inzicht gekregen in zijn problematiek en heeft serieuze stappen gezet om het risico op herhaling te verkleinen onder meer door zijn therapie bij de Waag en de behandeling die hij uit eigen beweging bij psycholoog/seksuoloog Van Zessen is gestart. Ook is verdachte zich ervan bewust welke impact zijn handelen heeft gehad op [slachtoffer] en diens gezin. Hij heeft hiervoor oprecht spijt betuigd. Tenslotte heeft verdachte openheid betracht naar zijn echtgenote, zijn naasten en zijn werkomgeving.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande niet wenselijk dat aan verdachte een langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt opgelegd dan hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Hiermee zou onder meer het behandeltraject, dat ertoe dient om te voorkomen dat verdachte in de toekomst gelijksoortige strafbare feiten pleegt, worden doorkruist. De rechtbank acht een gevangenisstraf van zes maanden waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, aangevuld met een verbod aan minderjarigen zorg te verlenen, in combinatie met de maximale taakstraf, passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
- Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
- Verklaart het bewezene strafbaar.
- Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
- Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
zes maanden.
- Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
- Bepaalt dat een gedeelte, te weten 177 dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich (uiterlijk) vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Vivaldiplantsoen 200, 3353 JE Utrecht, en zich hierna moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
zich gedurende de proeftijd onder ambulante behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke zorginstelling, en zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens die instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
gedurende de proeftijd van drie jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – in het kader van zijn beroepsuitoefening zorg mag verlenen aan minderjarigen.
- Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
  • Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
  • Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mrs. A.C. van den Boogaard en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van J.D. Koteris, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 augustus 2016.
Mr. drs. S.M. van Lieshout is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 25 augustus 2015 te Woudenberg en/of te Bunschoten-Spakenburg en/of te Amersfoort en/of te Leusden, althans in het arrondissement Midden-Nederland en/of te Ede, in elk geval in Nederland,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren [2005] , immers heeft hij, verdachte, (meermalen)
-die [slachtoffer] ertoe gebracht zijn, verdachtes, penis (al dan niet in stijve toestand) te voelen en/of te masseren en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
-die [slachtoffer] ertoe gebracht aan zijn, verdachtes, penis te likken en/of te zuigen of pijpen
Art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van het studioverhoor van [slachtoffer] , d.d. 30 juli 2015, p.44;
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 28 oktober 2015, onder meer inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1] , p.31.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 28 oktober 2015, p. 82.
4.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, proces-verbaalnummer PL0900-2015223057, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever, pp 15-24.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 augustus 2015, inhoudende proces verbaal Studioverhoor [slachtoffer] , p.p. 41-46.