ECLI:NL:RBMNE:2016:4863

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
C/16/421444 / KL ZA 16-283
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de verhouding tussen civiele en bestuursrechtelijke procesgang met betrekking tot een Drank en Horecawet-vergunning

In deze zaak heeft eiseres, een besloten vennootschap, een kort geding aangespannen tegen de gemeente Almere. Eiseres wenst in de positie te worden gebracht alsof haar een Drank en Horecawet-vergunning is verleend, omdat de gemeente pas na advies van Bureau Bibob op haar vergunningaanvraag beslist. Eiseres stelt dat de beslistermijn van de gemeente onredelijk is en dat het uitblijven van een beslissing onrechtmatig is. De rechtbank heeft op 6 september 2016 vonnis gewezen en eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er een administratiefrechtelijke rechtsgang openstaat die dezelfde rechtsbescherming biedt als de civiele procedure, waardoor de civiele rechter terug moet treden. Daarnaast is de beslistermijn van de gemeente nog niet verstreken, en is er geen sprake van een onrechtmatige situatie. Eiseres heeft bovendien te laat een aanvraag voor de DHw-vergunning ingediend, wat in haar risicosfeer ligt. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die zijn begroot op € 619,-.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/421444 / KL ZA 16-283
Vonnis in kort geding van 6 september 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. H. Doornhof te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ALMERE,
zetelend te Almere,
gedaagde,
vertegenwoordigd door mr. J.C. de Haan.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met daarbij negen producties
  • de brief van 18 augustus 2016 van de zijde van [eiseres] met daarbij één productie (onderbouwing van schade)
  • de brief van 22 augustus 2016 van de zijde van [eiseres] met daarbij één productie (de beleidsregels)
  • de van de zijde van de gemeente ingediende producties 1 tot en met 27
  • de mondelinge behandeling op 23 augustus 2016
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is voornemens om in [vestigingsplaats] een wereldrestaurant te openen op de locatie [adres] .
2.2.
Op 27 juli 2015 heeft de gemeente van [eiseres] een aanvraag ontvangen voor een omgevingsvergunning voor de realisatie van een restaurant met 700 zitplaatsen. Bij besluit van 22 december 2015 is de omgevingsvergunning door de gemeente verleend.
2.3.
Op 30 juni 2016 heeft de Officier van Justitie de gemeente gewezen op de wenselijkheid advies te vragen aan het Bureau Bibob.
2.4.
Op diezelfde datum is door de gemeente geconstateerd dat [eiseres] nog geen aanvraag had ingediend voor een Drank- en Horecavergunning (hierna DHw-vergunning).
2.5.
Op 1 juli 2016 heeft een gemeenteambtenaar (de heer [A] ) in zijn functie als toezichthouder in de zin van art. 5:11 Awb een bezoek gebracht aan de locatie [adres] . Hij heeft daar gesproken met meneer [B] , één van de bij [eiseres] betrokken ondernemers. Desgevraagd heeft meneer [B] te kennen gegeven dat [eiseres] eind juli 2016 zijn deuren wilde openen. De gemeenteambtenaar heeft gewaarschuwd dat [eiseres] nog geen DHw-vergunning had aangevraagd en dat de behandeling van de aanvraag minimaal acht weken in beslag zou nemen. Deze termijn wordt ook genoemd in de toelichting bij het aanvraagformulier voor de vergunning.
2.6.
Op 14 juli 2016 heeft de burgemeester van Almere van [eiseres] een aanvraag voor een DHw-vergunning ontvangen.
2.7.
Bij brief van 25 juli 2016 is [eiseres] uitgenodigd voor een op 28 juli 2016 te houden intakegesprek.
2.8.
Bij brief van 27 juli 2016 is aan [eiseres] medegedeeld dat de aanvraag niet volledig was en is verzocht om aanvullende stukken.
2.9.
Op 28 juli 2016 heeft het intakegesprek plaatsgevonden. Tijdens dat gesprek is aan [eiseres] medegedeeld dat naar aanleiding van de tip van de Officier van Justitie van 30 juni 2016 advies zal worden gevraagd aan het Bureau Bibob.
2.10.
Op 29 juli 2016 zijn aanvullende stukken ontvangen van [eiseres] .
2.11.
Bij e-mail van 30 juli 2016 heeft [eiseres] verzocht zo spoedig mogelijk te beslissen op de aanvraag van de DHw-vergunning omdat vertraging van de opening van [eiseres] verstrekkende gevolgen zou hebben. In deze mail is medegedeeld dat alle betrokkenen bij [eiseres] van onbesproken gedrag zijn en dat er slechts sprake is van een enkele melding bij de Officier van Justitie.
2.12.
Op 1 augustus 2016 heeft de heer [C] , werkzaam bij Kabinet en Veiligheid van de gemeente, naar aanleiding van de e-mail van 30 juli 2016 telefonisch contact opgenomen met [eiseres] en aangegeven dat er een maximale adviestermijn geldt van acht weken die eenmaal met vier weken verlengd kan worden.
2.13.
Bij brief van 3 augustus 2016 heeft de burgemeester aan [eiseres] in navolging van de eerdere mondelinge mededeling, medegedeeld dat aanleiding bestaat om het Bureau Bibob om advies te vragen. Dit advies is per gelijke datum ook gevraagd aan het Bureau Bibob.
2.14.
Bij brief van 4 augustus 2016 van (de raadsman van) [eiseres] , door de gemeente ontvangen op 8 augustus 2016, heeft [eiseres] de gemeente verzocht en gesommeerd om uiterlijk dinsdag 9 augustus 2016 te bevestigen dat een beslissing op de aanvraag DHw-vergunning conform de reguliere procedure vóór maandag 15 augustus 2016 bekend wordt gemaakt, zonder (per se) een Bibob-advies af te wachten.
2.15.
Bij brief van 8 augustus 2016 heeft de gemeente aan [eiseres] medegedeeld dat het advies van Bureau Bibob zal worden afgewacht alvorens te beslissen op de aanvraag DHw-vergunning.
2.16.
Op 15 augustus 2016 heeft [eiseres] bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de burgemeester om advies te vragen aan Bureau Bibob. Tegelijk is om een termijn van vier weken verzocht voor het aanvullen van de gronden van het bezwaar.
2.17.
Per gelijke datum heeft [eiseres] beroep ingesteld bij deze rechtbank, afdeling bestuursrecht, tegen het door de burgemeester niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag DHw-vergunning. Ook in dit verzoekschrift wordt verzocht om een termijn van vier weken te verlenen voor het aanvullen van de gronden van het beroep.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter, rechtdoend in kort geding, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
De gemeente zal gebieden om [eiseres] te behandelen als ware zij houder van een DHw-vergunning tot op haar aanvraag is beslist, althans tot het moment waarop in een op deze aanvraag betrekking hebbende bestuursrechtelijke procedure wordt geoordeeld dat op de aanvraag al dan niet positief beslist diende te worden.
Subsidiair
De gemeente zal gebieden binnen drie dagen na dit vonnis een beslissing op de aanvraag van [eiseres] te nemen, althans te bewerkstelligen dat deze beslissing zal worden genomen.
Meer subsidiair
De gemeente zal gebieden zich ervoor in te spannen bij het Bureau Bibob uitsluitsel te verkrijgen over een zo vroeg mogelijke datum waarbinnen het advies tegemoet kan worden gezien.
Uiterst subsidiair
Maatregelen zal treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie redelijk acht en die recht doen aan de belangen van [eiseres]
Primair en subsidiair
De gemeente zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, ter vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De gemeente voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] heeft aangevoerd dat met het inleidende processtuk tevens beoogd is om een voorlopige voorziening op grond van art. 8:81 Awb te verkrijgen. Als dat het geval is, had die procedure moeten worden ingeleid met een verzoekschrift en op grond van het geldende en in de Staatscourant gepubliceerde zaaksverdelingsreglement van deze rechtbank moeten worden aangebracht bij de bestuursrechter in Utrecht. Op grond van de formulering van het petitum ‘
het de voorzieningenrechter behage, rechtdoende in kort geding, bij vonnis’ in samenhang met het lichaam van de dagvaarding beschouwt de voorzieningenrechter het processtuk enkel als een civiel kort geding inleidend processtuk.
4.2.
[eiseres] heeft bezwaar gemaakt bij de burgemeester tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag om de DHw-gunning. Zij heeft ook per dezelfde datum beroep ingesteld bij deze rechtbank, afdeling bestuursrecht te Utrecht. Tegelijkertijd had zij bij diezelfde bestuursrechter een voorlopige voorziening kunnen vragen. Beide bestuursrechtelijke procedures lopen nog. Als een administratief rechtelijke rechtsgang openstaat die dezelfde rechtsbescherming biedt als een civiele voorziening, dan dient de civiele rechter terug te treden omdat deze restrechter is. De voorzieningenrechter zal [eiseres] dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vorderingen.
4.3.
Los van het voorgaande zouden de vorderingen van [eiseres] op dit moment niet kunnen slagen. [eiseres] heeft gesteld dat het uitblijven van een beslissing op haar aanvraag voor een DHw-vergunning onrechtmatig is. Van een onrechtmatige situatie is op dit moment echter nog geenszins sprake. De beslistermijn van de gemeente is nog niet verstreken, zelfs als de adviestermijn voor het bureau Bibob buiten beschouwing zou worden gelaten. Dat [eiseres] pas één maand voor de door haar geplande opening van [eiseres] een aanvraag voor een DHw-vergunning heeft ingediend, is een omstandigheid die in de risicosfeer van [eiseres] ligt. [eiseres] heeft aangegeven op de hoogte te zijn van de reguliere behandeltermijnen. Bovendien is door de gemeente al eind juli 2016, binnen twee weken na indiening van de vergunningaanvraag door [eiseres] , te kennen gegeven dat advies zal worden gevraagd aan het bureau Bibob en welke consequenties dat heeft voor de beslistermijn. De omstandigheid dat de gemeente naar aanleiding van een tip van de Officier van Justitie advies van het bureau Bibob wenst af te wachten alvorens te beslissen op de vergunningaanvraag kan op zichzelf niet als onrechtmatig jegens [eiseres] worden gekwalificeerd. Het advies van bureau Bibob levert een zelfstandige toetsingsgrond op voor de beslissing op de aanvraag DHw-vergunning. De gemeente heeft verder onbetwist gesteld dat zij, de bezwaren van [eiseres] tegen het afwachten van Bibob-advies gehoord hebbende, bij de Officier van Justitie heeft geïnformeerd naar de wenselijkheid tot het vragen van advies aan Bureau Bibob. Door de Officier van Justitie is daarop richting de gemeente te kennen gegeven dat hij achter zijn melding (de tip) staat en blijft staan op grond waarvan de gemeente aan [eiseres] heeft meegedeeld geen aanleiding te zien om van het vragen van advies aan Bureau Bibob af te zien.
4.4.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op € 619,- voor griffierecht
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 619,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2016.