In deze zaak heeft de besloten vennootschap International Card Services B.V. (hierna: ICS) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde, met betrekking tot een creditcardovereenkomst die op 20 april 2005 was gesloten. De overeenkomst gaf de gedaagde de mogelijkheid om een Visa World Card Platinum te gebruiken met een kredietlimiet van € 18.500,00. ICS vorderde betaling van een openstaand saldo van € 20.785,44, dat bestond uit een uitstaand saldo van € 19.685,44 en een boete van € 1.000,00 wegens het niet inleveren van de creditcard. De gedaagde had echter niet gereageerd op de dagvaarding en had zich verweerd tegen de vordering, maar had uiteindelijk geen dupliek ingediend.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van het verschuldigde bedrag, ondanks aanmaningen van ICS. De rechter oordeelde dat ICS gerechtigd was om de overeengekomen rente in rekening te brengen gedurende de looptijd van de overeenkomst en ook tijdens de periode van verzuim. Echter, de rechter wees het deel van de vordering af dat betrekking had op de vergoeding van de contractuele rente na de beëindiging van de overeenkomst, omdat de WCK en de algemene voorwaarden dit niet toestonden.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld om aan ICS te betalen een bedrag van € 18.259,21, alsook de proceskosten van € 1.437,02. Het vonnis is uitgesproken op 31 augustus 2016 door kantonrechter P. Dondorp en is uitvoerbaar bij voorraad.