ECLI:NL:RBMNE:2016:4808

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 augustus 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
4928788 AC EXPL 16-1373
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaand saldo uit creditcardovereenkomst en afwijzing van rente na beëindiging overeenkomst

In deze zaak heeft de besloten vennootschap International Card Services B.V. (hierna: ICS) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde, met betrekking tot een creditcardovereenkomst die op 20 april 2005 was gesloten. De overeenkomst gaf de gedaagde de mogelijkheid om een Visa World Card Platinum te gebruiken met een kredietlimiet van € 18.500,00. ICS vorderde betaling van een openstaand saldo van € 20.785,44, dat bestond uit een uitstaand saldo van € 19.685,44 en een boete van € 1.000,00 wegens het niet inleveren van de creditcard. De gedaagde had echter niet gereageerd op de dagvaarding en had zich verweerd tegen de vordering, maar had uiteindelijk geen dupliek ingediend.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van het verschuldigde bedrag, ondanks aanmaningen van ICS. De rechter oordeelde dat ICS gerechtigd was om de overeengekomen rente in rekening te brengen gedurende de looptijd van de overeenkomst en ook tijdens de periode van verzuim. Echter, de rechter wees het deel van de vordering af dat betrekking had op de vergoeding van de contractuele rente na de beëindiging van de overeenkomst, omdat de WCK en de algemene voorwaarden dit niet toestonden.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld om aan ICS te betalen een bedrag van € 18.259,21, alsook de proceskosten van € 1.437,02. Het vonnis is uitgesproken op 31 augustus 2016 door kantonrechter P. Dondorp en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 4928788 AC EXPL 16-1373 CD/942
Vonnis van 31 augustus 2016
inzake
de besloten vennootschap
International Card Services B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen ICS,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.A. van Weelderen,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 4 producties van 16 maart 2016,
- de conclusie van antwoord met 1 productie,
- de conclusie van repliek.
1.2.
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, daarna niet voor dupliek geconcludeerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ICS en [gedaagde] hebben op 20 april 2005 een creditcardovereenkomst gesloten, op grond waarvan ICS aan [gedaagde] een Visa World Card Platinum (hierna: creditcard) in bruikleen heeft gegeven, met een kredietlimiet van € 18.500,00. Aan [gedaagde] is ook de mogelijkheid toegekend om het openstaande bedrag gespreid terug te betalen.
2.2.
Ingevolge artikel 4.2. onder b van de algemene voorwaarden die op de overeenkomst van toepassing zijn, is de hiervoor in rekening gebrachte rente gelijk aan de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding krachtens de Wet op het consumentenkrediet (hierna: WCK). Ingevolge artikel 4.1. van de algemene voorwaarden dient maandelijks ten minste 2,5% van het verschuldigde saldo te worden betaald, met een minimum van € 20,00. In artikel 4.8 van de algemene voorwaarden is opgenomen dat indien het minimaal te betalen bedrag ook na aanmaning niet of niet tijdig wordt betaald over het openstaande bedrag een vertragingsrente in rekening wordt gebracht, die gelijk is aan de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding krachtens de WCK. Blijkens artikel 6.1. onder a van de algemene voorwaarden wordt het gehele openstaande saldo ineens opgeëist, indien ondanks aanmaning ten minste twee maanden het minimaal te betalen bedrag niet wordt betaald.
2.3.
Op enig moment is een betalingsachterstand van twee maanden ontstaan. Bij brief van 26 juni 2015 heeft ICS [gedaagde] aangemaand om het achterstallige bedrag binnen tien dagen te voldoen, omdat anders het volledige openstaande saldo opeisbaar werd.
2.4.
Bij brief van 27 juli 2015 schreef ICS het volgende aan [gedaagde] :

U heeft niet gereageerd op onze verzoeken om uw betalingsverplichting na te komen. Uw betalingsachterstand is nu zo hoog opgelopen dat wij de relatie met u beëindigen.
Uw World Card Platinum hebben wij definitief geblokkeerd (…).
Wij stellen u hierbij officieel in gebreke en sommeren u de vordering van € 18.259,21 binnen zeven dagen na de datum bovenaan deze brief over te maken op ons bankrekeningnummer (…).

3.Het geschil

3.1.
ICS heeft bij dagvaarding gevorderd dat de kantonrechter [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen om
- aan ICS te voldoen € 20.785,44 (bestaande uit € 19.685,44 aan uitstaand saldo op 15 februari 2016 en € 1.000,00 aan boete wegens het niet inleveren van de creditcard), te vermeerderen met de contractuele rente over € 19.685,44 vanaf 15 februari 2016 tot de voldoening,
- de creditcard aan ICS af te geven, en
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelde ICS dat [gedaagde] jegens haar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst door het verschuldigde bedrag ondanks sommatie onbetaald te laten.
3.3.
[gedaagde] heeft zich bij conclusie van antwoord verweerd tegen de vordering, voor zover die betrekking had op de boete van € 1.000,00 en op het afgeven van de creditcard. Naar aanleiding daarvan heeft ICS haar vordering bij conclusie van repliek verminderd, in die zin dat de boete en de afgifte nu niet meer worden gevorderd. ICS vordert nu dus alleen nog de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 19.685,44, te weten het uitstaand saldo op 15 februari 2016, te vermeerderen met de contractuele rente daarover vanaf 15 februari 2016 tot de voldoening, en een veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [gedaagde] heeft niet meer gereageerd op de verminderde vordering.

4.De beoordeling

4.1.
De tussen ICS en [gedaagde] op 20 april 2005 gesloten creditcardovereenkomst is een consumentenkredietovereenkomst, waarop de WCK van toepassing is, zoals deze tot 25 mei 2011 gold. De regels omtrent consumentenkredietovereenkomsten moeten, voor zover deze zien op de bescherming van de consument, ambtshalve worden toegepast, dat wil zeggen ook als de consument, in dit geval [gedaagde] , daar geen beroep op doet.
4.2.
ICS heeft onweersproken gesteld dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de op hem als kredietnemer rustende betalingsverplichting. Gelet op hetgeen partijen overeen zijn gekomen (wat op dit punt niet afwijkt van hetgeen in de WCK is bepaald), was ICS daarom gerechtigd om daarover gedurende de looptijd van de overeenkomst de overeengekomen rente in rekening te brengen. Datzelfde geldt voor de periode van verzuim, dat wil zeggen de periode, waarin ondanks aanmaning toch niet werd nagekomen (in dit geval de periode vanaf tien dagen na 26 juni 2015). De vordering van ICS kan dan ook in zoverre worden toegewezen. In de vordering zit echter ook een vergoeding besloten van de contractuele rente over de periode na opeising van het gehele openstaande saldo, dus over de periode na 27 juli 2015 (toen het saldo blijkens de brief van die dag kennelijk € 18.259,21 bedroeg). ICS heeft de overeenkomst met [gedaagde] op die dag echter beëindigd, zo blijkt uit de brief, en de algemene voorwaarden bij de overeenkomst, noch de WCK, voorzien in een vergoeding van contractuele rente over de periode na beëindiging van de overeenkomst, zodat dit deel van de vordering dient te worden afgewezen. Uit het voorgaande volgt dat zal worden toegewezen het uitstaande saldo op 27 juli 2015 (€ 18.259,21), en dat het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
4.3.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ICS worden begroot op:
- dagvaarding € 96,02
- griffierecht € 941,00
- salaris gemachtigde €
400,00(1 punten x tarief € 400,00)
Totaal € 1.437,02

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ICS tegen bewijs van kwijting te betalen € 18.259,21;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van ICS, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.437,02, waarin begrepen € 400,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2016.