ECLI:NL:RBMNE:2016:48

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
5 januari 2016
Zaaknummer
C/16/394252 / HA ZA 15-515
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van een contractuele boete in een geschil tussen een bv en een gedaagde over de uitvoering van een raamovereenkomst en deelovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, stond de matiging van een contractuele boete centraal. SQL Integrator B.V. had een raamovereenkomst gesloten met [gedaagde], waarbij [gedaagde] verplicht was om geen werkzaamheden te verrichten voor eindopdrachtgevers van SQL gedurende een bepaalde periode. SQL vorderde een boete van € 80.000 van [gedaagde] omdat deze op 17 november 2014 werkzaamheden had verricht voor de onderwijsinspectie, die volgens SQL als eindopdrachtgever moest worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de onderwijsinspectie inderdaad als eindopdrachtgever kon worden aangemerkt, en dat [gedaagde] het relatiebeding had geschonden. Echter, de rechtbank matigde de boete tot € 35.000, omdat het bedrag van de boete in verhouding tot de schade die SQL had geleden buitensporig was. SQL had ook nog openstaande facturen van [gedaagde] ter hoogte van € 7.356,80, die SQL had opgeschort ter verrekening met de boete. De rechtbank oordeelde dat na verrekening [gedaagde] nog € 27.643,20 aan SQL verschuldigd was, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/394252 / HA ZA 15-515
Vonnis van 20 januari 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SQL INTEGRATOR B.V.,
gevestigd te Leerdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.S. Douma te Rijswijk,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J. de Wrede te Nieuwegein.
Partijen zullen hierna SQL en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 augustus 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 december 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In 2012 zijn de groepen van bedrijven waartoe SQL en CC-Group BV (hierna: CC-Group) behoren gefuseerd.
2.2.
Begin februari 2013 heeft CC-Group BV een raamovereenkomst gesloten met Ordina. In deze raamovereenkomst is overeengekomen dat CC-Group medewerkers aan Ordina ter beschikking zal stellen teneinde werkzaamheden te verrichten op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie ten behoeve van klanten van Ordina dan wel ten behoeve van Ordina zelf.
2.3.
Op 4 september 2014 hebben SQL en [gedaagde] een raamovereenkomst gesloten (hierna: de raamovereenkomst). Daarin is overeengekomen dat SQL als opdrachtgever en [gedaagde] als opdrachtnemer met elkaar deelovereenkomsten zullen sluiten waarbij [gedaagde] , tegen betaling van een vergoeding door SQL, personen/automatiseringsdeskundigen aan SQL ter beschikking zal stellen.
2.4.
De raamovereenkomst luidt, voorzover relevant, als volgt:

1 Definities
1.1.d
Eindopdrachtgever: de partij die aan Opdrachtgever een opdracht heeft gegeven voor het uitvoeren van de werkzaamheden dan wel een partij aan wie door een derde een opdracht is gegeven voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Eindopdrachtgever is derhalve de partij waar de werkzaamheden worden uitgevoerd.
[…]
9 non-concurrentie- en relatiebeding
[…]
9.2
Tijdens de uitvoering van een Deelovereenkomst alsmede gedurende twee (2) jaar na het einde daarvan zullen Opdrachtnemer, haar Werknemers en haar groepsvennootschappen geen contact onderhouden met, werkzaamheden verrichten voor, advies geven aan of op enigerlei andere wijze - al dan niet financieel - betrokken zijn bij Eindopdrachtgever(s) die aan Opdrachtgever een opdracht heeft (hebben) verstrekt waarbij voor de uitvoering daarvan Opdrachtgever Opdrachtnemer heeft ingeschakeld. Onder de Eindopdrachtgever worden in dit verband mede begrepen groepsvennootschappen van Eindopdrachtgever.
[…]
11 Boete
11.1
Bij overtreding van artikel 6.3. en 6.2. alsmede één of meer bepalingen van de artikelen 9 en 10 verbeurt Opdrachtnemer jegens Opdrachtgever een onmiddellijk opeisbare niet voor rechterlijke matiging vatbare boete van € 75.000 (zegge: […]) per overtreding, alsmede € 5000 (zegge: […]) voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd de rechten van Opdrachtgever krachtens de wet tot het vorderen van schadevergoeding en/of nakoming van deze overeenkomst, alles met kosten en rente.[…]”
2.5.
Op 5 september 2014 hebben [gedaagde] en SQL onder verwijzing naar de tussen hen gesloten raamovereenkomst een deelovereenkomst gesloten (hierna: de deelovereenkomst). In de deelovereenkomst is overeengekomen dat [gedaagde] zijn medewerker [A] (hierna: [A] ) voor de periode van 3 september 2014 tot en met (verwachte einddatum) 31 oktober 2014 aan SQL ter beschikking zal stellen (met een optie op verlenging). In de deelovereenkomst staat het volgende:
“[…]
1 Omschrijving van opdracht
1.1
HIPPO Ontwikkelaar
2
Details opdracht
2.1
Plaats van uitvoering van de opdracht: Ordina/Onderwijsinspectie te Nieuwegein of Utrecht
[…]

7.Artikelen raamovereenkomst

[…]
Art. 9.2 Heeft betrekking op dit specifieke project bij Ordina/Inspectie Onderwijs en dan uitsluitend op Hippo gerelateerd werk. […]”
2.6.
Begin september 2014 hebben Ordina en SQL onder verwijzing naar de tussen Ordina en CC-Group gesloten raamovereenkomst een deelovereenkomst gesloten op grond waarvan SQL over de periode van 18 september 2014 tot en met 31 oktober 2014 [A] aan Ordina ter beschikking zal stellen ten behoeve van opdrachtgever OCW/de onderwijsinspectie.
2.7.
Met een Hippo systeem kunnen complexe websites worden gebouwd. [A] had tot taak om voor de onderwijsinspectie onderdelen van een Hippo systeem te bouwen (hierna: het Hippo systeem). Op 10 november 2014 zijn de werkzaamheden waarvoor [A] door SQL is ingeschakeld, opgeleverd. Het Hippo systeem was toen nog niet af.
2.8.
Op 14 november 2014 heeft [gedaagde] tegen de heer [B] (hierna: [B] ), commercieel manager van SQL, gezegd dat [A] geen werkzaamheden meer kon verrichten voor de onderwijsinspectie in verband met werkzaamheden elders.
2.9.
Naar aanleiding van een verzoek van de onderwijsinspectie aan [gedaagde] heeft [A] op 17 november 2014 een training gegeven aan medewerkers van de onderwijsinspectie over de werking van het Hippo systeem.
2.10.
Eveneens op 17 november 2014 heeft [A] op verzoek van de onderwijsinspectie werkzaamheden verricht aan zogenoemde harmonica’s in het Hippo systeem. Een harmonica is een functie op een website waarmee een uitklapbaar menu wordt gevisualiseerd.
2.11.
[gedaagde] heeft in het kader van de werkzaamheden die [A] voor SQL heeft verricht in totaal € 17.148,12 inclusief btw aan SQL in rekening gebracht. Met betrekking tot de laatste twee facturen van [gedaagde] , ter hoogte van in totaal € 7.356,80 inclusief btw, heeft SQL voorafgaand aan deze procedure ten opzichte van [gedaagde] een beroep gedaan op verrekening met de contractuele boete die [gedaagde] volgens SQL aan haar verschuldigd is.
2.12.
Bij brief van 12 maart 2015 heeft SQL aangemaand om binnen een week het openstaande boetebedrag (in die brief gesteld op € 68.988) te voldoen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
SQL vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] , uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van:
  • € 73.988, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2015
  • € 1.575 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten
  • de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Aan deze vorderingen legt SQL ten grondslag dat [gedaagde] op grond van artikel 9.2 van de raamovereenkomst (hierna: het relatiebeding) in verbinding met artikel 11 lid 1 van de raamovereenkomst (zie 2.4) een boete aan haar verschuldigd is van € 80.000 in verband met de werkzaamheden van [A] op 17 november 2014 voor de onderwijsinspectie. Op dit bedrag van € 80.000 heeft SQL € 6.012 in mindering naar aanleiding van de verrekening met de laatste twee facturen van [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van SQL in de proceskosten (uitvoerbaar bij voorraad), te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de 11e dag na de datum van dit vonnis. [gedaagde] betoogt dat:
hij het relatiebeding niet kan hebben geschonden omdat de onderwijsinspectie geen eindopdrachtgever is in de zin van artikel 1.1.d van de raamovereenkomst
artikel 11.1 van de raamovereenkomst nietig is
hij het relatiebeding niet kan hebben geschonden omdat het geven van de training door [A] geen onderdeel uitmaakte van het specifieke project bij de onderwijsinspectie.
het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat SQL [gedaagde] aan het relatiebeding houdt en de boete vordert
de boete moet worden gematigd tot nihil dan wel tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert samengevat - veroordeling van SQL, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van:
  • € 7.356,80, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen
  • € 742,84 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten
  • een vergoeding voor de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de 11e dag na de datum van dit vonnis.
3.6.
SQL voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) tot vergoeding van de proceskosten en de nakosten. In verband hiermee neemt eisers het standpunt in dat zij het bedrag van € 7.356,80 al heeft voldaan door middel van verrekening.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
[gedaagde] neemt in de eerste plaats het standpunt in dat hij het relatiebeding niet kan hebben geschonden omdat de onderwijsinspectie geen eindopdrachtgever is in de zin van het relatiebeding. Volgens [gedaagde] is Ordina de eindopdrachtgever en moet de onderwijsinspectie worden beschouwd als de ‘eind-eindopdrachtgever’. Dit verweer slaagt niet. De onderwijsinspectie heeft Ordina de opdracht gegeven om een Hippo systeem bij haar te laten installeren. Voor een deel van die werkzaamheden heeft Ordina SQL ingeschakeld die op haar beurt in het kader daarvan [A] heeft ingeleend van [gedaagde] . Feitelijk was de onderwijsinspectie dus de eindopdrachtgever. Volgens de definitie van eindopdrachtgever (artikel 1.1.d van de raamovereenkomst, zie 2.4) is de eindopdrachtgever in ieder geval de partij waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. In artikel 2.1 van de deelovereenkomst (zie 2.5) is bepaald dat de werkzaamheden van [A] zullen worden uitgevoerd bij Ordina en bij de onderwijsinspectie. Ter zitting is door beide partijen verklaard dat [A] een deel van zijn werkzaamheden heeft verricht bij de onderwijsinspectie. Het voorgaande brengt mee dat de onderwijsinspectie moet worden beschouwd als eindopdrachtgever in de zin van het relatiebeding.
4.2.
Volgens [gedaagde] is artikel 11.1 van de raamovereenkomst nietig omdat daarin in strijd met artikel 6:94 lid 3 BW is opgenomen dat de boete niet voor rechterlijke matiging vatbaar is. Dit verweer slaagt niet. Voornoemd artikel is alleen nietig voor zover het gaat om het daarin opgenomen beding dat de boete niet voor rechterlijke matiging vatbaar is, aangezien partijen in ieder geval de bedoeling hebben gehad dat in bepaalde gevallen een boete verschuldigd is.
4.3.
Ook het verweer van [gedaagde] , dat hij het relatiebeding niet kan hebben geschonden omdat het geven van de training door [A] geen onderdeel uitmaakte van het specifieke project bij de onderwijsinspectie, slaagt niet. Met de rechtbank zijn SQL en [gedaagde] het erover eens dat het, gelet op de inhoud van het relatiebeding in combinatie met wat daarover is opgenomen in paragraaf 7 van de deelovereenkomst, de bedoeling was dat [gedaagde] gedurende de periode waarin de deelovereenkomst liep alleen maar Hippo gerelateerde werkzaamheden voor de onderwijsinspectie mocht verrichten en dat [gedaagde] na afloop van de deelovereenkomst geen Hippo gerelateerde werkzaamheden voor de onderwijsinspectie mocht verrichten. De onderdelen van het Hippo systeem waarvoor [A] was ingeschakeld zijn op 10 november 2014 opgeleverd. Hoewel SQL en [gedaagde] in de deelovereenkomst een optie op verlenging zijn overeengekomen heeft [gedaagde] of 14 november 2014 aan SQL meegedeeld dat [A] geen werkzaamheden meer kon verrichten voor de onderwijsinspectie (zie 2.8). Dit brengt mee dat de deelovereenkomst op 10 november 2014 tot een einde is gekomen en dat [gedaagde] op grond van het relatiebeding na 10 november 2014 geen Hippo gerelateerde werkzaamheden voor de onderwijsinspectie meer mocht verrichten.
4.4.
[gedaagde] heeft het relatiebeding op twee onderdelen geschonden. De training die [A] op 17 november 2014 heeft gegeven was er volgens [gedaagde] op gericht om de onderwijsinspectie in staat te stellen om te kunnen werken met het nieuwe Hippo systeem. Daarmee staat vast dat sprake was van Hippo gerelateerde werkzaamheden. Tijdens het geven van de training heeft de onderwijsinspectie [A] gevraagd om aanvullende werkzaamheden te verrichten. Volgens [gedaagde] heeft [A] naar aanleiding daarvan op
17 november 2014 werkzaamheden verricht om een bug in het Hippo systeem op te lossen (het herstellen van harmonica-issues). Volgens SQL was geen sprake van een bug maar heeft [A] de mogelijkheid van harmonica’s op verzoek van de onderwijsinspectie geïnstalleerd. Het antwoord op de vraag of sprake was van het herstellen van een bug dan wel het installeren van extra functionaliteit kan echter in het midden blijven omdat vaststaat dat de werkzaamheden van [A] met betrekking tot de harmonica’s hoe dan ook als Hippo gerelateerde werkzaamheden kunnen worden beschouwd.
4.5.
Strikt genomen is sprake van twee afzonderlijke overtredingen van het relatiebeding zodat SQL zelfs aanspraak zou kunnen maken op tweemaal € 75.000. Dat zou echter niet redelijk zijn en ook SQL zelf vordert ter zake van de tweede overtreding slechts € 5.000. In beginsel is [gedaagde] dus een boete verschuldigd van € 80.000.
4.6.
[gedaagde] betoogt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat SQL hem aan het relatiebeding houdt en de boete vordert. Ter onderbouwing hiervan voert hij aan dat Ordina en SQL, ondanks verzoeken daartoe van de onderwijsinspectie, de training niet hebben willen geven en [gedaagde] geen vergoeding voor de training heeft ontvangen. Ook dit verweer slaagt niet. SQL betwist dat de onderwijsinspectie haar en Ordina heeft gevraagd een training te geven over de werking van het Hippo systeem en dat [gedaagde] voor de training geen vergoeding heeft ontvangen. Ook als echter veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de juistheid van de hiervoor genoemde stellingen van [gedaagde] is het niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat SQL een beroep doet op het relatiebeding en het boetebeding. De strekking van deze bedingen is dat [gedaagde] gedurende twee jaar geen directe opdrachten aanvaardt van (indirecte) klanten van SQL, zoals de onderwijsinspectie, tenzij met toestemming van SQL, kennelijk om te voorkomen dat die klant SQL daarna ook niet meer voor andere opdrachten inschakelt. Dit is een zwaarwegend belang van SQL. Bovendien staat vast dat [gedaagde] drie dagen voor de op 17 november 2014 gegeven training (op vrijdag 14 november 2014) heeft gesproken met [B] van SQL en hem toen heeft meegedeeld dat [A] geen werkzaamheden meer kon verrichten voor de onderwijsinspectie in verband met werkzaamheden elders. Ter zitting heeft SQL in verband daarmee aangevoerd dat die ‘werkzaamheden elders’ de training voor de onderwijsinspectie betroffen. [gedaagde] heeft dit niet weersproken. Hieruit volgt dat [gedaagde] voor SQL heeft verzwegen dat [A] de training aan de onderwijsinspectie zou gaan geven in plaats van dat hij daarvoor toestemming aan SQL heeft gevraagd.
4.7.
Naar aanleiding van het beroep van [gedaagde] op matiging van de boete overweegt de rechtbank als volgt.
4.8.
Op grond van het eerste lid van artikel 6:94 BW kan de rechter een bedongen boete matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Op grond van rechtspraak van de Hoge Raad kan een boete alleen worden gematigd indien toepassing van het boetebeding tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat leidt. Omstandigheden die bij de beoordeling hiervan moeten worden betrokken zijn de verhouding tussen de schade en de hoogte van de boete, de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.
4.9.
Voor wat betreft de strekking van het relatiebeding en het boetebeding verwijst de rechtbank naar wat zij heeft overwogen in 4.6. Bescherming van het klantenbestand is, zoals gezegd, een zwaarwegend belang van SQL. Ook de omstandigheid dat [gedaagde] voor SQL heeft verzwegen dat [A] de training aan de onderwijsinspectie zou gaan geven (zie eveneens 4.6) weegt in het nadeel van [gedaagde] . Toch zou toewijzing van de volledige boete in dit geval buitensporig en daarmee onaanvaardbaar zijn, op grond van de volgende omstandigheden:
a. a) niet gesteld of gebleken is dat SQL schade heeft geleden als gevolg van het geven van de training;
b) de stelling van [gedaagde] , dat hij geen bestendige handelsrelatie met de onderwijsinspectie heeft opgebouwd en tot op heden geen opdrachten van de onderwijsinspectie heeft ontvangen, is niet door SQL betwist, zodat van de juistheid van die stelling moet worden gegaan;
c) de onderwijsinspectie is nog steeds klant/opdrachtgever van Ordina en Ordina is nog steeds klant/opdrachtgever van SQL;
d) [gedaagde] heeft voor de verrichte werkzaamheden in totaal € 17.148,12 inclusief btw bij SQL in rekening gebracht, zodat de gevorderde boete erg hoog is in verhouding tot het bedrag dat [gedaagde] aan SQL in rekening heeft gebracht.
4.10.
Op grond van deze omstandigheden matigt de rechtbank de boete tot € 35.000, welk bedrag ongeveer het dubbele is van het bedrag dat [gedaagde] voor de werkzaamheden van [A] aan SQL in rekening heeft gebracht.
4.11.
SQL heeft twee facturen van [gedaagde] , voor in totaal € 7.356,80, niet betaald. Kort na 17 november 2014 is SQL op de hoogte geraakt van de door [A] voor de onderwijsinspectie op 17 november 2014 uitgevoerde werkzaamheden. Naar aanleiding daarvan heeft zij haar betalingsverplichting rechtsgeldig opgeschort ter verrekening met haar vordering op [gedaagde] ter zake van de contractuele boete. Op grond van artikel 11.1 van de raamovereenkomst was de boete op 17 november 2014 onmiddellijk opeisbaar. De laatste van de twee openstaande facturen van [gedaagde] was gedateerd 17 november 2014. Gelet op artikel 6:129 lid 1 BW in verbinding met artikel 6:127 lid 2 BW wordt de verrekening geacht te hebben plaatsgevonden op 17 november 2014.
4.12.
Na verrekening resteert een bedrag van € 27.643,20 dat [gedaagde] verschuldigd is aan SQL. Anders dan SQL betoogt is [gedaagde] over de boete geen wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) verschuldigd, aangezien de verplichting tot betaling van de boete geen wederprestatie vormt voor goederen of diensten die zijn geleverd door SQL. SQL kan wel aanspraak maken op de wettelijke rente van artikel 6:119 BW, nu [gedaagde] met ingang van 20 maart 2015 in verzuim is (zie 2.12).
4.13.
SQL maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt vast dat SQL voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief (€ 1.051) voor de toe te wijzen hoofdsom.
4.14.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van SQL op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 80,49
- griffierecht 1.909,00
- salaris advocaat
1.158,00(2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 3.147,49
De nakosten, waarvan SQL betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze (zie 5.3) worden begroot.
in reconventie
4.15.
Het bedrag tot betaling waarvan [gedaagde] veroordeling van SQL vordert is door SQL door middel van verrekening met de boete voldaan op 17 november 2014 (zie 4.11). Daarom wordt de vordering van [gedaagde] afgewezen.
4.16.
Aangezien de twee facturen waarvoor [gedaagde] in reconventie veroordeling vordert in verband met de verrekening al zijn beoordeeld bij en verdisconteerd in de vordering in conventie, begroot de rechtbank de kosten van SQL in reconventie op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan SQL te betalen een bedrag van € 27.643,20 (zevenentwintig duizendzeshonderddrieënveertig euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 20 maart 2015 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van SQL tot op heden begroot op € 3.147,49,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door SQL volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, indienbetekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van SQL tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2016. [1]

Voetnoten

1.type: JvdB/4223