ECLI:NL:RBMNE:2016:4795

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
16/659356-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 1 september 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man uit Utrecht, die verantwoordelijk werd gehouden voor een dodelijk verkeersongeval dat plaatsvond op 19 maart 2016. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, reed met hoge snelheid en verloor de controle over zijn voertuig, wat resulteerde in een aanrijding met een boom. Een vrouwelijke passagier, die achterin de auto zat, kwam hierbij om het leven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig had gereden, maar sprak hem vrij van roekeloosheid, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich bewust was van het ernstige gevaar dat hij veroorzaakte. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden op, evenals een rijontzegging van vier jaar. De uitspraak benadrukte de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer, en de rechtbank hield rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging in vergelijkbare zaken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659356-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 augustus 2016. De verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht, zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De moeder van het slachtoffer heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, na gebruik van alcoholhoudende drank, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, met de dood van [slachtoffer] tot gevolg, terwijl hij na het feit niet heeft willen meewerken aan adem/bloedalcoholonderzoek en terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, waarbij volgens haar sprake is van schuld in de zin van roekeloosheid en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde en bepleit vrijspraak. De verdediging stelt dat het dossier veel indicaties bevat dat verdachte de auto niet bestuurde. Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , die zeer snel ter plaatse waren en binnen ongeveer 10 seconden zicht hadden op de auto, blijkt dat het door de officier van justitie geschetste scenario dat verdachte de bestuurder is geweest, maar zich na het ongeval van de bestuurdersstoel naar de bijrijdersstoel heeft verplaatst, onmogelijk is. De aangetroffen DNA-sporen kunnen niet als dadersporen worden aangemerkt, zodat daaraan geen bewijswaarde toe te kennen valt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De redengevende feiten en omstandigheden die tot deze conclusie leiden zijn de volgende.
Bewijsmiddelen
In een proces-verbaal van bevindingen is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende opgenomen: [1]
Op 19 maart 2016 werden wij verzocht te gaan naar het Kardinaal Alfrinkplein (de rechtbank begrijpt: te Utrecht). Hier zou een eenzijdige aanrijding, met een auto tegen een boom aan, hebben plaatsgevonden. Omstreeks 05.03 uur waren collega en ik ter plaatse op het Kardinaal Alfrinkplein. Ik zag dat er een Mercedes, kenteken [kenteken] , frontaal tegen een boom stond, in de groenstrook op de rotonde. Op het moment dat ik ter plaatse kwam, zag ik dat er ongeveer 5 tot 7 mensen in de groenstrook van de rotonde stonden. In het voertuig trof ik 2 slachtoffers aan. Op de achterbank lag een meisje, later bekend als [slachtoffer] , dat ongecontroleerde bewegingen maakte. Ik kreeg geen reactie op pijnprikkels en op aanspreken. Pupillen reageerden niet op licht van mijn zaklamp. Ze maakte onsamenhangende, kermende geluiden. Er zat een veiligheidsgordel rond haar lichaam, haar buik. Op de bijrijdersstoel trof ik een jongen, later bekend als [verdachte] . Ik hoorde een jongen met een baard zeggen dat hij in het voertuig had gezeten. Hij stond op drie meter afstand van het voertuig. Ik heb ook hem de cautie medegedeeld en hem gevraagd of hij als bestuurder had opgetreden. Ik hoorde hem zeggen “Ik weet niet meer waar ik zat, maar ik heb niet gereden.”
In een proces-verbaal van voorgeleiding is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende opgenomen: [2]
Op 19 maart 2016 werd voor mij geleid de verdachte: [verdachte] . Ik heb de verdachte gevorderd mee te werken aan een bloedproef. De verdachte gaf aan geen toestemming te geven voor het afnemen van bloed.
Uit een overlijdensakte blijkt [slachtoffer] op 19 maart 2016 te zijn overleden. [3]
In een verslag van de GGD-arts is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende opgemerkt: [4]
Identiteit stoffelijk overschot: [slachtoffer] .
Niet natuurlijk overlijden van [slachtoffer] op 19 maart 2016 om 7.01 uur, bij thoracotomie verscheidene bloedingen gezien uit de grote vaten, mogelijk ontstaan door snelle deceleratie of stomp uitwendig geweld. Verwondingen borst zijn genoeg om eraan te overlijden.”
In een proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende opgemerkt: [5]
Wij hebben onderzoek gedaan naar het hierna beschreven verkeersongeval. Bij dit ongeval was het volgende voertuig betrokken: Mercedes, kenteken [kenteken] . De bestuurder van de Mercedes reed over de Biltse Rading te Utrecht, komende uit de richting van de
rijksweg A27 en gaande in de richting van Utrecht. Op het Kardinaal Alfrinkplein te Utrecht, raakte de bestuurder van de Mercedes kennelijk de controle over zijn voertuig kwijt. Hierdoor botste hij achtereenvolgens tegen een paal van de verkeersregelinstallatie, schampte twee bomen en kwam uiteindelijk tot stilstand tegen een boom op het verkeersplein. Wij zagen dat de bebouwde kom van de gemeente Utrecht ongeveer 200 meter na het kruispunt bij de A27 begon. De borden gaven een maximumsnelheid aan van 70 km/h. Op ± 50 m voor het Kardinaal Alfrinkplein zagen wij dat er aan de linker- en rechterzijde van de rijbaan borden waren geplaatst. Die borden gaven een maximum toegestane snelheid van 50 km/h aan. Op ongeveer 7,9 meter voor de stopstreep zagen wij een bandenspoor op het linker voorsorteervak. Wij zagen dat het bandenspoor een lengte had van ongeveer 10,6 meter. Wij zagen dat het spoor in een boog was afgetekend en eindigde bij de linker trottoirband van de rijbaan. Wij zagen op de trottoirband krassen en zwarte vegen. Wij zagen dat het spoor in de berm langs de paal van een verkeerslicht was afgetekend. Wij zagen dat de paal scheef stond en dat die aan de onderzijde was beschadigd. Wij zagen dat twee lampen van het verkeerslicht waren beschadigd. Parallel aan het eerste bandenspoor zagen wij rechts daarvan een tweede bandenspoor. Wij zagen dat dit bandenspoor ongeveer 1,7 meter voorbij de stopstreep begon op de rijstrook voorbij het linker voorsorteervak. Wij zagen dat dit spoor ongeveer 17,8 lang was en eindigde bij de trottoirband op het midden van het verkeersplein. Wij zagen in het spoor, haaks op de lengterichting, krasjes. Wij zagen dat de twee bandensporen op het wegdek eindigden op de trottoirband van het verkeersplein.
Wij zagen op de trottoirbanden krassen en zwarte vegen. Wij zagen dat de bandensporen verder waren afgetekend in de berm van het verkeersplein. Wij zagen dat het spoor in de berm ongeveer 23,8 meter lang was. Wij zagen dat de Mercedes op het einde van het spoor tegen een boom stilstond op zijn eindpositie. Wij zagen dat direct links en rechts van het spoor in de berm in het totaal twee bomen stonden. Wij zagen dat de bast van die twee bomen aan de onderzijde was beschadigd. Wij zagen dat de Mercedes met de voorzijde tegen de boom stond. Wij zagen dat de Mercedes aan de voorzijde ernstig was beschadigd.
In een proces-verbaal van onderzoek naar de werking van verkeersregelinstallaties is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende opgenomen: [6]
Op basis van het validatieonderzoek kan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden gesteld dat de snelheid van de Mercedes moet hebben
gelegen tussen de 99 km/h en 110 km/h. In dat traject is er echter sprake van twee verschillende snelheidsregimes (70 km/h en 50 km/h). In het traject waar de borden waren geplaatst met daarop 50 km/h (zie proces-verbaal van ongevalsanalyse) lag de gevalideerde gemiddelde snelheid tussen de 88 km/h en 116 km/h.
In een proces-verbaal van sporenonderzoek is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven het volgende opgenomen. [7]
Op 20 maart 2016 werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een verkeersongeval met dodelijke afloop dat plaatsvond op zaterdag 19 maart 2016.
Verdachte : [verdachte] .
Wij zagen dat het voertuig een grijze Mercedes-Benz betrof met het kenteken [kenteken] .
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering
en/of nader onderzoek veiliggesteld:
SIN: AAHX74O7NL
Object: Airbag
Merk/type: Airbag Stuur
SIN: AAHX7 41 ONL
Object: Airbag
Merk/type: Airbag bijrijderszijde
In een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende opgemerkt: [8]
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAHX74O7NL#01 bloedspoor van nabij de rand van een airbag (bestuurderszijde);
MHX74O7NL#02 bemonstering van het middendeel van een airbag (bestuurderszijde);
AAHX741ONL#01 bemonstering van het middendeel van een airbag (passagierszijde);
SIN Beschrijving Matchkans DNA-profiel
AAHX74O7NL#01 DNA-profiel van een man kleiner dan 1 op 1 miljard
met bloed - verdachte [verdachte]
AAHX74O7NL#02 DNA-mengprofiel van minimaal niet berekend
drie personen
- verdachte [verdachte]
- minimaal twee onbekende personen
AAHX741ONL#01 DNA-mengproflel van minimaal niet berekend
drie personen
- verdachte [A] .
-minimaal 2 onbekende personen
Door [A] is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende verklaard: [9]
[verdachte] heeft gereden terug naar Utrecht. Ik weet niets van de aanrijding, alleen dat we tegen een boom zijn aangereden. Na de klap ben ik uitgestapt aan de rechterzijde. [verdachte] zat op de bestuurdersstoel. Hij is volgens mij uitgestapt. Ik zag dat hij om de auto heen liep en dat hij op de passagiersstoel ging zitten.
Door [A] is verder nog – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende verklaard: [10]
V: Heb jij kennis van zaken die wij kunnen onderzoeken waaruit vast komt te staan dat jij
op de bijrijdersstoel zat ten tijde van het ongeval?
A: Ja, ik heb geen foto van mezelf maar ik heb een foto gemaakt van de rode aansteker.
Die aansteker die heb ik gehad van een meisje en daar heb ik een foto van gemaakt dat
ik hem vasthield.
Door verdachte is voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende verklaard: [11]
0: [A] heeft verklaard dat jullie samen naar Leerdam zijn gegaan om daar de auto te
wisselen bij jou zus. En dat hij reed. Dat jullie daar een auto hebben gewisseld. En dat hij toen met jou naar Eindhoven is gereden naar het huis van [slachtoffer] .
0: Dat jullie haar daar hebben opgehaald en dat hij toen met jou en met [slachtoffer] naar Rotterdam is gereden.
V: Klopt dat?
A: Dat klopt.
V: Hij heeft ook verklaard dat zij naar Rotterdam is gereden met jullie. En dat jullie daar wat hebben gedronken in Rotterdam. Mijn vraag is, wat heb je daarop te verklaren?
A: Vanaf daar is het niet meer duidelijk. Dan bedoel ik dus dat ik dronken was en vanaf daar het niet meer helder weet.
0: Je weet nog dat je daar wat hebt gedronken.
A: Jazeker.
V: En wat heb je toen gedronken?
A: Wodka.
In een proces-verbaal van snelheidsberekening is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende gerelateerd: [12]
Mobiele telefoon van [A] . In de extractie werden meerdere afbeeldingen aangetroffen van een hand die een sigaret vasthield tussen middelvinger en wijsvinger met daarop een rode aansteker. De betreffende vijf foto’s waren gemaakt op 19-3-2016 tussen 03:33:34 uur (UTC+0) en 03:34:48 uur (UTC+0). Bij deze foto’s bleek een GPS locatie opgeslagen te zijn. Gecorrigeerd naar UTC+1, waren deze foto’s genomen tussen 04:33:34 uur en 04:34:48 uur. Ik voerde de locatie van één van de foto’s in Google Maps in. Ik zag dat dit een locatie betrof langs de A12 bij Bodegraven. De ligging naast de rijksweg heeft nagenoeg zeker te maken met de onnauwkeurigheid van de GPS registratie van het telefoontoestel. De locatie van een andere afbeelding bleek op de zuidelijke rijbaan van de A12 gelegen, eveneens ter hoogte van Bodegraven.
Uit de registratie van de RDW blijkt dat het rijbewijs van verdachte ongeldig is met ingang van 11 december 2015. [13]
Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. [14]
Bewijsoverweging
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte schuld heeft gehad aan dit verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of verdachte de bestuurder was van de personenauto waarmee het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank dient die vraag bevestigend te worden beantwoord. De navolgende omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, zoals die naar voren zijn gekomen uit voornoemde bewijsmiddelen, zijn daarvoor van belang.
Vastgesteld kan worden dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen. [slachtoffer] bevond zich op de achterbank en kan dus niet de bestuurder zijn geweest. De enige twee andere inzittenden in de Mercedes waren verdachte en [A] . Eén van hen is dus de bestuurder geweest.
Verdachte herinnert zich niet of hij de bestuurder van de Mercedes is geweest. [A] heeft van meet af aan verklaard dat verdachte de auto heeft bestuurd. Volgens [A] is verdachte, nadat zij tegen de boom tot stilstand waren gekomen, uitgestapt, naar de passagierszijde gelopen en op de passagiersstoel gaan zitten. [A] is uitgestapt en aan de passagierszijde van de auto blijven staan.
De rechtbank acht de verklaring van [A] betrouwbaar en is van oordeel dat de verklaring ook ondersteuning vindt in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat [A] bij de politie heeft verklaard dat hij tijdens de autorit van Rotterdam naar Utrecht als bijrijder met de telefoon in zijn ene hand foto’s heeft gemaakt van een rode aansteker die hij in zijn andere hand hield, welke foto’s hij vervolgens heeft verstuurd naar een meisje van wie hij deze aansteker had gekregen. In de telefoon van [A] zijn ook daadwerkelijk foto’s aangetroffen van een rode aansteker, waarbij uit de gegevens van deze telefoon blijkt dat deze foto’s ongeveer 20 minuten voorafgaand aan het ongeval zijn gemaakt op locaties op de snelweg A12 tussen Rotterdam en Utrecht. Daarnaast is op de bestuurdersairbag celmateriaal aangetroffen dat een mengprofiel opleverde waarvan verdachte als één van de mogelijke donoren van het celmateriaal wordt genoemd. Het celmateriaal op de passagiersairbag leverde een mengprofiel op waarbij [A] als één van de mogelijke donoren van het celmateriaal wordt genoemd. Voor deze overeenkomsten is door het NFI geen matchkans berekend. In algemene zin betekent dit dat de bewijswaarde van deze beide DNA-profielen niet vastgesteld kan worden. In dit geval zijn de DNA-sporen echter aangetroffen in een gesloten setting van de desbetreffende auto, in die zin dat vaststaat dat alleen verdachte, [A] en [slachtoffer] zich ten tijde van het ongeval in de auto bevonden. Onder die omstandigheden staat voor de rechtbank vast dat het DNA dat volgens het NFI van verdachte en [A] in de mengprofielen is aangetroffen ook daadwerkelijk van hen afkomstig is. De aangetroffen sporen sluiten met andere woorden geheel aan bij het door [A] geschetste scenario dat verdachte bestuurder is geweest en hijzelf bijrijder.
Tot slot verdient opmerking dat de verklaring van [A] , anders dan de verdediging heeft betoogd, niet wordt tegengesproken door hetgeen de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard. Deze getuigen hebben beiden verklaard dat zij [A] staand naast de auto en verdachte zittend op de passagiersstoel hebben aangetroffen. Eén van de getuigen, heeft verklaard dat verdachte de gordel van de passagiersstoel om had. Uit de door hen afgelegde verklaringen en de door hen gemaakte schets van de locatie ter plekke leidt de rechtbank af dat het enige tijd moet hebben gekost voordat zij zicht kregen op de auto en, vervolgens, de plaats van het ongeval hebben bereikt. De verklaringen van deze getuigen sluiten dus niet uit dat verdachte in dit tijdsbestek de auto heeft verlaten, op de bijrijdersstoel heeft plaatsgenomen en daar vervolgens de gordel heeft omgedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het gezien deze feiten en omstandigheden niet anders zijn dan dat verdachte degene was die de personenauto bestuurde.
Roekeloosheid?
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er sprake is van schuld in de zin van roekeloosheid.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm slechts in uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. In dit verband volstaat doorgaans niet de enkele vaststelling dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een of meer in artikel 175, derde lid, Wegenverkeerswet 1994 genoemde, zelfstandig tot verhoging van het wettelijk strafmaximum leidende gedragingen. Met andere woorden: de omstandigheden dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een alcoholonderzoek en dat hij de maximum toegestane snelheid fors heeft overschreden, kunnen op zich niet redengevend zijn voor de conclusie dat hij roekeloos heeft gehandeld. Ook overigens zijn dergelijke feiten en omstandigheden de rechtbank niet gebleken. Verdachte heeft ontegenzeggelijk zeer onverantwoord gereden, maar uit de inhoud van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting kan niet worden afgeleid dat sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 6 in verbinding met artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte zal van dit onderdeel van het ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Zeer onvoorzichtig
Vaststaat dat de Mercedes met een veel hogere snelheid dan plaatselijk was toegestaan heeft gereden, tegen een stoeprand is gereden, een verkeerslicht heeft geraakt, tegen de zijkant van twee bomen is gereden en ten slotte frontaal tegen een andere boom tot stilstand is gekomen. Ook staat vast dat verdachte voordat hij in de auto is gestapt alcohol heeft gedronken. Het alcoholgebruik zal zijn oplettendheid nadelig hebben beïnvloed en ertoe hebben geleid dat hij onvoldoende voorzichtigheid in het verkeer in acht heeft genomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het gebruik van alcoholhoudende drank het reactie- en waarnemingsvermogen afnemen. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat sprake is van rijgedrag dat niet voldoet aan datgene wat gemiddeld genomen van een bestuurder zoals verdachte mag worden verwacht. Het gedrag kan worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig rijgedrag dat verwijtbaar is. Daarmee is sprake van schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 19 maart 2016 te Utrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Mercedes), daarmee rijdende over de weg, te weten het Kardinaal Alfrinkplein, na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat hij zeer onvoorzichtig
- met hoge snelheid, te weten met een gemiddelde snelheid tussen de 88 km/h en
116 km/h, een rotonde is genaderd en ingereden, zonder zijn (hoge) snelheid (voldoende) te matigen en
- ( daarbij) (voor en op die rotonde) de controle over het stuur heeft verloren, en
- ( tengevolge daarvan) tegen een stoeprand is gereden en
- ( vervolgens) tegen een verkeerslichtenmast is gereden en
- ( vervolgens) tegen de zijkant van een boom is gereden en
- ( vervolgens) frontaal tegen een andere boom is gereden,
tengevolge waarvan [slachtoffer] (passagier van voornoemd motorrijtuig) is overleden, terwijl hij na het feit niet heeft voldaan aan het bevel gegeven krachtens artikel 163, zesde lid van de Wegenverkeerswet 1994 en terwijl zijn, verdachtes, rijbewijs ongeldig was verklaard.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige na het feit niet heeft voldaan aan een bevel, gegeven krachtens artikel 163, zesde lid van deze wet en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair vrijspraak. Subsidiair betoogt de verdediging een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, naast een taakstraf en een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van een jaar met een proeftijd van twee jaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto zeer onvoorzichtig gereden, op de manier zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven, waardoor hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt. Door dit verkeersongeval is [slachtoffer] overleden. Verdachte verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank en hij heeft gereden, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Ter terechtzitting zijn, met het voorlezen van de schriftelijke slachtofferverklaring door de moeder van [slachtoffer] , de ingrijpende gevolgen van het tragische verkeersongeval op 19 maart 2016 door haar beschreven. Een jonge vrouw, in de bloei van haar leven, verliest haar leven. Velen zijn door haar plotselinge dood in diep verdriet gedompeld en missen haar nog elke dag. Doordat verdachte aangeeft geen herinnering te hebben aan het ongeval en de uren daarvoor, blijft voor de nabestaanden de vraag onbeantwoord hoe [slachtoffer] de laatste uren van haar leven heeft doorgebracht. De rechtbank houdt verdachte voor dit alles verantwoordelijk en rekent hem dit zwaar aan.
De door de officier van justitie geformuleerde strafeis is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd als het gaat om schuld in de zin van roekeloosheid. De rechtbank heeft verdachte, zoals hiervoor is overwogen, evenwel vrijgesproken van dit bestanddeel, zodat zij daarin grond ziet om af te wijken van de door de officier van justitie geformuleerde strafeis.
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Deze oriëntatiepunten adviseren in geval van het veroorzaken van een verkeersongeval met de dood als gevolg door een grove verkeersfout, waarbij weigering van de ademanalyse/bloedonderzoek in beginsel gelijk wordt gesteld aan een ademalcoholgehalte van meer dan 570 milliliter alcohol per liter uitgeademde lucht, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van 24 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van vier jaren. Deze oriëntatiepunten gaan uit van een blanco strafblad, waarvan in het geval van de verdachte ook sprake is. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval af te wijken van de oriëntatiepunten.

9.Beslag

Onder verdachte is in beslag genomen een personenauto van het merk Mercedes-Benz, type C200, kleur grijs en voorzien van het kenteken [kenteken] .
Nu met betrekking tot deze personenauto het bewezenverklaarde is begaan wordt deze verbeurdverklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 6 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) jaren;
- verklaart verbeurt: een personenauto van het merk Mercedes-Benz, type C200, kleur grijs en voorzien van het kenteken [kenteken] .
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. K.J. Veenstra en M.S. Mehilal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 september 2016.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 19 maart 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten
een personenauto, merk Mercedes), daarmee rijdende over de weg, te weten het
Kardinaal Alfrinkplein,
na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden doordat hij roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam
- met hoge snelheid, te weten met een gemiddelde snelheid tussen de 88 km/h en
116 km/h, in ieder geval een (ter plaatse/voor de plaatselijke
omstandigheden) te hoge snelheid, een rotonde is genaderd en/of ingereden,
zonder zijn (hoge) snelheid (voldoende) te matigen en/of
- ( daarbij) (voor en/of op die rotonde) de controle over het stuur heeft
verloren, althans niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
en/of
- ( tengevolge daarvan) tegen een stoeprand is gereden en/of
- ( vervolgens) tegen een verkeerslichtenmast is gereden en/of
- ( vervolgens) tegen de zijkant van een boom is gereden en/of
- ( vervolgens) frontaal tegen een andere boom is gereden,
tengevolge waarvan [slachtoffer] (passagier van voornoemd motorrijtuig) is
overleden,
terwijl hij na het feit niet heeft voldaan aan het bevel gegeven krachtens
artikel 163, tweede, zesde, achtste, of negende lid van de Wegenverkeerswet
1994 en/of
terwijl zijn, verdachtes, rijbewijs ongeldig was verklaard.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 27-30 van het proces-verbaal dossiernummer PL0900-2016083725, van politie Midden-Nederland, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 409.
2.Het proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 41.
3.Het geschrift, te weten een overlijdensakte, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 72.
4.Het geschrift, te weten de verslaglegging schouw GGD regio Utrecht, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 7-11.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 244-275.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 296-336.
7.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 96-98.
8.Het geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 25 maart 2016, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 225-227.
9.Het proces-verbaal van verhoor (als getuige) [A] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 216-223.
10.Het proces-verbaal van verhoor (als verdachte) [A] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 51.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de weergave van een verhoor van verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 77-84, i.h.b. pagina 83.
12.Het proces-verbaal van snelheidsberekening op basis van GSM gegevens, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 395-409.
13.Een geschrift dat is opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 58 en 59.
14.De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 18 augustus 2016.