ECLI:NL:RBMNE:2016:4773

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
C/16/416081 / HA ZA 16-388
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van vordering in incident tussen coöperatie en gedaagden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 7 september 2016, is een incident aan de orde waarbij de coöperatie, eiseres in conventie, een vordering heeft ingesteld tegen twee gedaagden. De vordering betreft een schuld die uitsluitend door de echtgenote van de eerste gedaagde is aangegaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tegen de tweede gedaagde niet-ontvankelijk is, omdat het petitum geen eis jegens deze gedaagde omvatte en er geen rechtsgrond is gesteld voor zijn aansprakelijkheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres in haar dagvaarding enkel de echtgenote heeft genoemd als degene jegens wie de vorderingen zijn ingesteld, zonder de tweede gedaagde te betrekken in de vordering. Dit leidt tot de conclusie dat de eiseres niet-ontvankelijk is in haar vordering tegen de tweede gedaagde.

De rechtbank heeft ook overwogen dat, zelfs als de vordering tegen de tweede gedaagde was ingesteld, deze alsnog niet-ontvankelijk zou zijn verklaard. De enkele omstandigheid dat de tweede gedaagde in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd met de echtgenote, is onvoldoende om een vordering tegen hem te rechtvaardigen. De rechtbank heeft de kosten van het incident aan de zijde van de tweede gedaagde begroot op € 873,- en heeft de eiseres in de hoofdzaak veroordeeld in de kosten, die aan de zijde van de tweede gedaagde op nihil zijn begroot. De rechtbank heeft verder een comparitie van partijen bevolen om inlichtingen te vragen en te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een minnelijke regeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling civielrecht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/416081 / HA ZA 16-388
Vonnis in incident van 7 september 2016
in de zaak van
de coöperatie
[eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.C. Spil te Veenendaal,
tegen

1.[gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
2.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J.M. Caro te Amstelveen.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] en [achternaam] - [achternaam] c.s. genoemd worden. Gedaagden in de hoofdzaak worden hierna afzonderlijk ook [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] genoemd en [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie en houdende de incidentele vordering tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering in conventie jegens [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident]
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] is een coöperatie van advocaten, waarbinnen de leden elk hun beroep uitoefenen. De hoofdzaak in conventie betreft vorderingen van [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] , samenhangend - kort gezegd - met het feit dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] van medio september 2012 tot 1 april 2014 lid is geweest van [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] , in het kader van welke samenwerking zij (naar [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] stelt) heeft gewanpresteerd in de nakoming van haar toetredingsovereenkomst met [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] , danwel onrechtmatig jegens [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] heeft gehandeld. De vorderingen strekken ertoe dat de rechtbank jegens [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] diverse verklaringen voor recht uitspreekt en [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] tot schadevergoeding veroordeelt, deze schade omschreven in diverse deelbedragen en overigens op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
2.2.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] , de echtgenoot van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] , met wie hij in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd, heeft in het incident gesteld dat de jegens hem ingestelde vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze iedere rechtsgrond ontbeert. Die vordering, aldus [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] , is uitsluitend ingesteld om te bewerkstelligen dat hij als partijgetuige zal gelden wanneer [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] in het tegen haar aangespannen geding een bewijsopdracht krijgt. In dat geval is te verwachten dat zij [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] als getuige zal willen oproepen, omdat hij kennis heeft van de gang van zaken waarop [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] zich beroept.
2.3.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] heeft hierop geantwoord dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] , nu hij in algehele gemeenschap van goederen met [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] is gehuwd, hoofdelijk aansprakelijk is voor haar schulden.
2.4.
Hoewel [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] in haar dagvaarding heeft gesteld [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] mede te hebben gedagvaard om de door haar aangevoerde reden, heeft zij verzuimd om jegens [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] een vordering in te stellen. Het petitum van de dagvaarding spreekt immers uitsluitend van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] (door [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] in de dagvaarding consequent aangeduid als ‘ [achternaam] - [achternaam] ’) als degene jegens wie de verlangde verklaringen voor recht en de veroordeling tot schadevergoeding moeten worden uitgesproken. Reeds om die reden is [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] niet-ontvankelijk in het tegen [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] aangespannen geding.
2.5.
Maar ook als de jegens [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] ingestelde vordering tevens jegens [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] zou zijn ingesteld, zou de niet-ontvankelijkverklaring van die vordering zijn uitgesproken. [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] heeft in de dagvaarding en haar incidentele antwoord immers in het geheel geen valide rechtsgrond gesteld waarop die vordering toewijsbaar kan zijn. De enkele omstandigheid dat hij met [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd, is daartoe naar zijn aard ontoereikend. Weliswaar heeft die gemeenschap tot gevolg dat alle goederen die daartoe behoren kunnen worden uitgewonnen tot verhaal van een in die gemeenschap vallende schuld (zoals, naar stelling van [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] , de in geding zijnde schulden van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] ), maar dat is onvoldoende om een tegen [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] in persoon ingestelde vordering te rechtvaardigen. Bovendien is een dergelijke vordering voor het omschreven verhaal ook niet nodig. Het voorgaande is slechts anders voor zover het door aangegane schulden zou betreffen die [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] is aangegaan ten behoeve van de gewone gang van de huishouding van haar en [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] , zie artikel 1:85 BW. De in geding zijnde beweerdelijke schulden zijn niet dergelijke schulden, nu zij samenhangen met de beroepsuitoefening door [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] .
2.6.
De slotsom moet zijn dat [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] hoe dan ook niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het tegen [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] ingestelde geding en dat [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] als de in het ongelijk gestelde partij de gedingkosten dient te dragen, aan de zijde van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] in het incident gevallen begroot op € 873,- (één salarispunt ad € 873,- per punt) en aan zijn zijde in de hoofdzaak gevallen begroot op nihil. Die begroting op nihil volgt uit het feit dat proceshandelingen in de hoofdzaak aan de zijde van [achternaam] - [achternaam] c.s. moeten worden toegerekend aan het geding tussen [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] en [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] .
2.7.
De reconventionele vordering betreft veroordelingen die [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] wenst te zien uitgesproken ten laste van [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] . Eén van de desbetreffende deelvorderingen betreft een verklaring voor recht dat [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] zich op onrechtmatige wijze publiekelijk heeft uitgelaten over [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] en [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] , ten koste van hun eer en goede naam. De rechtbank gaat ervan uit dat die reconventionele vordering slechts door [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] is ingesteld, omdat het (terechte) standpunt van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] in het incident noodzakelijkwijs meebrengt dat hij niet de gelegenheid heeft een reconventionele eis in te stellen.
3. De beoordeling in de hoofdzaak voor zover aanhangig tussen [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] en [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak]
3.1.
De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
3.2.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] heeft de gelegenheid de conclusie van antwoord in reconventie ter comparitie te nemen, door toezending ervan aan de rechtbank en de wederpartij uiterlijk twee weken voor aanvang van de comparitie. Na de comparitie kan deze conclusie niet meer genomen worden. Elk van partijen wordt voorts verzocht uiterlijk twee weken voor de zittingsdatum aan de rechter (t.a.v. de roladministratie) en aan de wederpartij toe te zenden (kopieën van) de bescheiden (voor zover nog niet in het geding gebracht) waarop zij ter comparitie een beroep wenst te doen (zie artikel 2.9 Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken).
3.3.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten. Voor de comparitie van partijen zal een zittingstijd van twee uur beschikbaar zijn.
3.4.
De behandeling van de zaak ter comparitie zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal beginnen met een aantal formaliteiten. Vervolgens zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen.
3.5.
In beginsel wordt ter comparitie aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen echter niet worden toegestaan.
3.6.
Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. Partijen moeten er op voorbereid zijn, dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis kan wijzen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
3.7.
Indien partijen, zonder dat daaraan voorafgaand een comparitie wordt gehouden, gebruik willen maken van de mogelijkheid de zaak door te verwijzen naar een mediator, dienen zij dat binnen twee weken na de datum van dit vonnis aan de griffie te berichten.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
verklaart [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] niet-ontvankelijk in het tegen [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] aangespannen geding,
4.2.
veroordeelt [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] in de gedingkosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] begroot op € 873,-,
in de hoofdzaak
voor zover aanhangig tussen [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] en [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident]
4.3.
veroordeelt [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] in de gedingkosten van de hoofdzaak, voor zover door haar tegen [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] aangespannen, aan de zijde van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiser in het incident] begroot op nihil,
voor zover aanhangig tussen [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] en [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak]
in conventie en in reconventie
4.4.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op een nog nader te bepalen zittingsdatum en –tijdstip,
4.5.
bepaalt dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat [eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident] dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
4.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen
2 weken na vonnisdatumvoor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de zes maanden vanaf de opgave, bij welke opgave zij ten minste vijftien dagdelen vrij dienen te laten waarop de comparitie zou kunnen plaatsvinden, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
4.7.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
4.8.
bepaalt dat na vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
4.9.
wijst partijen er op, dat voor de zitting twee uren worden uitgetrokken.
4.10.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2016. [1]