ECLI:NL:RBMNE:2016:4720

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
25 augustus 2016
Zaaknummer
C/16/369371 / HA ZA 14-401
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake pandrecht en faillissement van energiQ Groep BV

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een vordering van de curator, mr. Henri Marinus Dirk Bentfort van Valkenburg Q.Q., in het faillissement van verschillende vennootschappen van de energiQ Groep. De curator vordert onder andere de vernietiging van pandrechten die aan de Parallel Groep B.V. zijn verleend. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 21 oktober 2015 al geoordeeld over verschillende vorderingen van de curator, waarbij enkele vorderingen zijn toegewezen en andere zijn afgewezen. In het vonnis van 7 september 2016 heeft de rechtbank de vorderingen van de curator verder beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat Parallel Groep als gevolg van de overdracht van vorderingen door ING Bank op de energiQ-groep, vrijwel alle pandrechten heeft verworven, maar dat deze pandrechten op 25 maart 2013 of kort daarna zijn vervallen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat Parallel Groep moet afleggen van rekening en verantwoording over de geïncasseerde vorderingen van de energiQ-groep. De vordering tot betaling van beslagkosten en proceskosten is toegewezen, en Parallel Groep is veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor het niet voldoen aan de verplichtingen. In reconventie zijn alle vorderingen van Parallel Groep afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de curator begroot en Parallel Groep als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/369371 / HA ZA 14-401
Vonnis van 7 september 2016
in de zaak van
MR. HENRI MARINUS DIRK BENTFORT VAN VALKENBURG Q.Q.
in hoedanigheid van curator in de faillissementen van energiQ Groep BV, energiQ Installatietechniek BV, energiQ Serv’On Rotterdam BV, energiQ Service en Onderhoud BV, Security Center Nederland BV, en Hiensch Service Company BV,
kantoorhoudend te 's-Gravenhage,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.H.M. van de Wiel te 's-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PARALLEL GROEP B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.M. van Zelm en mr. J. Witvoet te De Bilt.
Partijen zullen hierna de curator en Parallel Groep genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 oktober 2015
  • de akte na tussenvonnis tevens houdende vermeerdering van eis d.d. 18 november 2015 van de curator
  • de akte na tussenvonnis d.d. 18 november 2015 van Parallel Groep
  • de brief van Parallel Groep van 4 april 2016 met bijlagen
  • de akte eiser na overlegging schriftelijk bewijs door gedaagde d.d. 13 april 2016 van de curator
  • de rolbeslissing van 20 april 2016
  • de akte uitlaten bewijsstukken d.d. 18 mei 2016 van de curator
  • de akte uitlating tussenvonnis tevens antwoordakte d.d. 15 juni 2016 van Parallel Groep
  • de rolbeslissing van 29 juni 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
In het tussenvonnis van 21 oktober 2015 (hierna: het tussenvonnis) is met betrekking tot de vorderingen (a), (b), (c), (h) en (j) (subsidiair), die zijn vermeld in 3.1 van dat tussenvonnis, al geoordeeld dat deze zullen worden toegewezen.
2.2.
Naar aanleiding van overweging 4.21 van het tussenvonnis heeft de curator in zijn akte van 18 november 2015 meegedeeld dat hij geen belang meer heeft bij vordering (d), gelet op de eindbeslissingen in het tussenvonnis tot vernietiging van het tweede pandrecht (de vorderingen (a) en (b)), en dat vordering (d) in het vervolg van de procedure buiten beschouwing kan worden gelaten. Op grond hiervan zal vordering (d) worden afgewezen.
2.3.
Met betrekking tot de vorderingen (g) en (k) van de curator heeft de rechtbank Parallel Groep in het tussenvonnis opgedragen te bewijzen dat op de vorderingen (op debiteuren) van de energiQ-groep op 15 maart 2013, direct voorafgaand aan de overdracht door ING Bank van haar vordering op de energiQ-groep aan Parallel Groep, ten behoeve van ING Bank een rechtsgeldig pandrecht was gevestigd. In verband hiermee heeft Parallel Groep bij haar brief van 4 april 2016 stukken in het geding gebracht. Naar aanleiding daarvan erkent de curator dat het hiervoor genoemde pandrecht rechtsgeldig was gevestigd, met uitzondering van de vorderingen van Hiensch, omdat Hiensch bij de volmachtverklaring, die op 1 maart 2013 bij de belastingdienst is geregistreerd, volgens de curator niet rechtsgeldig is vertegenwoordigd.
2.4.
Gelet op het voorgaande staat vast dat Parallel Groep als gevolg van de overdracht door ING Bank van haar vordering op de energiQ-groep aan Parallel Groep op 15 maart 2013, vrijwel alle vóór 15 maart 2013 aan ING Bank verstrekte pandrechten op vorderingen van de energiQ-groep heeft verworven. Dit heeft tot gevolg dat geen sprake is van benadeling van schuldeisers van de energiQ-groep door de overboeking op 25 maart 2013 van € 186.000 door energiQ Groep BV naar Parallel Groep, zodat de betaling van € 186.000 niet vernietigbaar is op grond van artikel 47 en Parallel Groep dit bedrag niet aan de curator hoeft te betalen (de rechtbank verwijst in verband hiermee naar 4.13 van het tussenvonnis). Vorderingen (g) en (k) zullen daarom worden afgewezen.
2.5.
Zoals de rechtbank ook in het tussenvonnis heeft overwogen (4.15), is het pandrecht op vorderingen van de energiQ-groep, dat op 15 maart 2013 is overgegaan van ING Bank op Parallel Groep, op 25 maart 2013 of kort daarna vervallen. Dit geldt ook voor zover Hiensch voor 15 maart 2013 rechtsgeldig een pandrecht op haar vorderingen aan ING Bank heeft verstrekt. Verder gaat de rechtbank er nog steeds van uit dat het restant van de (van ING-Bank overgenomen) vordering van Parallel Groep op de energiQ-groep ter hoogte van € 7.244,04 (€ 193.244,04 - € 186.000) op 25 maart 2013 of spoedig daarna is voldaan uit de incasso-opbrengst (zie eveneens 4.15 van het tussenvonnis).
2.6.
Op grond van het voorgaande wordt vordering (e) toegewezen, met dien verstande dat wordt verklaard voor recht dat de door de energiQ-groep voor 15 maart 2013 aan ING Bank verstrekte pandrechten op 25 maart 2013 of kort daarna zijn vervallen. Daarmee is ook een eventueel rechtsgeldig door Hiensch aan ING Bank verstrekt pandrecht vervallen, zodat de vraag of de vorderingen van Hiensch rechtsgeldig aan ING Bank zijn verpand niet hoeft te worden beantwoord. Ook is gelet op het voorgaande vordering (f) toewijsbaar. Daarom zal de rechtbank voor recht verklaren dat voor zover Parallel Groep in de pandrechten is getreden van ING Bank, die pandrechten enkel strekken ter dekking van de vordering die ING Bank had op de datum van de cessie (15 maart 2013), zijnde een bedrag ter hoogte van € 193.244,04.
2.7.
Met betrekking tot vordering (i) heeft de rechtbank in het tussenvonnis overwogen dat Parallel Groep tijdens de comparitie met de curator heeft afgesproken dat Parallel Groep alsnog inzicht zal geven in de (waarde van de) debiteurenportefeuilles van de energiQ-groep en in wat zij heeft gedaan om tot inning daarvan te komen. De rechtbank heeft toen geoordeeld dat Parallel Groep haar verplichting uit die overeenkomst nog niet volledig was nagekomen. In verband daarmee heeft de rechtbank in het tussenvonnis Parallel Groep in overweging gegeven om zo snel mogelijk met de curator in overleg te treden, teneinde het door de curator gewenste volledige inzicht alsnog te verschaffen. In zijn akte van
18 november 2015 heeft de curator meegedeeld dat hij na het tussenvonnis geen aanvullende informatie van Parallel Groep heeft ontvangen over de door haar gevoerde debiteurenincasso en dat hij daarin dus nog steeds geen volledig inzicht heeft, zodat hij vordering (i) handhaaft. Ook heeft de curator in die akte zijn eis in vordering (i) uitgebreid door subsidiair te vorderen dat Parallel Groep wordt veroordeeld tot nakoming van de ter comparitie van 5 maart 2015 tot stand gekomen overeenkomst, inhoudende dat Parallel Groep alsnog volledig inzicht zal verschaffen in wat zij aan vorderingen van de energiQ-groep heeft geïncasseerd, op straffe van een dwangsom.
2.8.
In haar akte van 12 augustus 2015 stelt Parallel Groep zich op het standpunt dat de, door haar wel of niet geïncasseerde, vorderingen haar eigendom zijn geworden en er geen steun in de wet is te vinden voor het afleggen van rekening en verantwoording van ontvangsten op die vorderingen. Ook stelt Parallel Groep in die akte dat ter zake geen overeenkomst is gesloten. In haar akte van 15 juni 2016 voegt Parallel Groep hieraan toe dat zij aan de curator bij brief van 1 april 2015 een groot aantal stukken heeft aangeleverd, waaronder bankafschriften, en dat de curator nu nog steeds vraagt om rekening en verantwoording, zonder aan te geven welke stukken worden gemist. De vermeerdering van eis moet daarom volgens Parallel Groep worden afgewezen.
2.9.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. De rechtbank gaat ervan uit dat Parallel Groep met eigendom van de vorderingen bedoelt dat zij op grond van de door haar gepretendeerde pandrechten gerechtigd is geworden om zich in verband met haar vordering van € 600.000 op de energiQ-groep te verhalen op vorderingen van de energiQ-groep. Uit het bovenstaande en het tussenvonnis volgt dat dit recht beperkt is geweest tot een bedrag van € 7.244,04 (zie ook 4.31 van het tussenvonnis, de eerste zin). Bij gebrek aan informatie is de curator er bij het opstellen van de dagvaarding van uitgegaan dat de totale waarde van de debiteurenportefeuilles van de energiQ-groep per faillissementsdatum € 2.125.913,51 bedroeg. Tijdens de comparitie op 5 maart 2015 is namens Parallel Groep het volgende meegedeeld (randnummer 5 van de verklaring van Parallel Groep): ‘Met zijn opmerking dat hij belang heeft bij inzage en medewerking gelet op de hoogte van de vordering van Parallel Groep ten opzichte van de debiteuren heeft de curator een punt.’ Naar aanleiding daarvan heeft Parallel Groep tijdens de comparitie met de curator afgesproken dat zij alsnog inzicht zal geven in de (waarde van de) debiteurenportefeuilles van de energiQ-groep en in wat zij heeft gedaan om tot inning daarvan te komen. Deze afspraak, die neer komt op het afleggen van rekening en verantwoording, is niet neergelegd in het proces verbaal van de comparitie, maar partijen hebben deze afspraak toen wel aan de rechter meegedeeld. In verband met die afspraak heeft Parallel Groep vervolgens haar in 2.8 genoemde brief van 1 april 2015 met stukken aan de curator gestuurd. Parallel Groep is de verplichting die voortvloeit uit deze overeenkomst met de curator nog steeds niet volledig nagekomen. Omdat zij na 1 april 2015 geen aanvullende informatie aan de curator heeft verstrekt verwijst de rechtbank naar hetgeen zij in verband met de ontbrekende informatie in 4.24 en 4.25 van het tussenvonnis heeft overwogen. Gelet op het voorgaande zal ook vordering (i) worden toegewezen, met dien verstande dat Parallel Groep wordt veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording ten aanzien van wat zij aan vorderingen van de energiQ-groep heeft geïncasseerd, in overeenstemming met de afspraak die zij daarover met de curator heeft gemaakt. De dwangsom wordt daarbij gesteld op € 1.000 per dag, met een maximum van
€ 200.000.
2.10.
Vordering (l) van de curator betreft de vordering ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten tot veroordeling ‘conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten’. Nu de curator hierbij geen bedrag heeft genoemd en Parallel Groep zich dus ook niet tegen de hoogte van de door de curator gewenste veroordeling heeft kunnen verweren is deze vordering te onbepaald en zal zij daarom worden afgewezen.
2.11.
De curator vordert Parallel Groep te veroordelen tot betaling van de beslagkosten (onderdeel van vordering (m) tot vergoeding van de proceskosten). Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 1.118,27 voor verschotten (inclusief € 282 griffierecht) en € 1.421,00 voor salaris advocaat (1 rekest x tarief € 1.421,00). Hierbij heeft de rechtbank zich voor het tarief van het advocatensalaris gebaseerd op de veroordeling van Parallel Groep tot vergoeding van de door de energiQ-groep geleden schade in verband met het frustreren van de debiteurenincasso, op te maken bij staat. Bij gebrek aan een ander aanknopingspunt is de rechtbank hierbij uitgegaan van een hoofdsom van € 186.000, welk bedrag volgens opgave van Parallel Groep door haar in 2013 en 2014 na aftrek van kosten is geïncasseerd bij debiteuren van de energiQ-groep. De vordering tot betaling van (eveneens) € 186.000 (vordering (k)) is hierbij, nu deze wordt afgewezen, buiten beschouwing gelaten. De wettelijke rente over de beslagkosten zal worden toegewezen zoals hierna onder 3 is vermeld.
2.12.
Parallel Groep zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- dagvaarding € 82,52
- griffierecht 1.237,00
- salaris advocaat
5.684,00(4,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 7.003,52
Voor wat betreft de hoogte van het tarief van het advocatensalaris verwijst de rechtbank naar 2.11. De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals hierna onder 3 is vermeld.
in reconventie
2.13.
Uit de beslissingen in conventie vloeit voort dat alle vorderingen in reconventie moeten worden afgewezen.
2.14.
Parallel Groep zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van curator worden begroot op € 2.842 voor salaris advocaat (4,0 punten × factor 0,5 × tarief € 1.421,00).

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
vernietigt het pandrecht, verleend aan Parallel Groep bij de akte ‘Pandlijst boekvorderingen’ d.d. 21 februari 2013 en de akte ‘Pandlijst inventaris en voorraden’ zonder dagtekening, beide geregistreerd op 25 februari 2013, alsmede de akte ‘Pandlijst boekvorderingen’ d.d. 11 maart 2013, geregistreerd op 14 maart 2013,
3.2.
vernietigt het pandrecht, indien en voor zover dat aan Parallel Groep is verleend met de registratie op 25 februari 2013, 14 maart 2013 en 15 maart 2013 van debiteurenlijsten en materiële vaste activastaten van de energiQ-groep,
3.3.
verklaart voor recht dat met de pandakten die op 28 maart 2013 zijn geregistreerd geen rechtsgeldig pandrecht tot stand is gekomen,
3.4.
verklaart voor recht dat de door de energiQ-groep voor 15 maart 2013 aan ING Bank verstrekte pandrechten op 25 maart 2013 of kort daarna zijn vervallen,
3.5.
verklaart voor recht dat voor zover Parallel Groep in de pandrechten is getreden van ING Bank, die pandrechten enkel strekken ter dekking van de vordering die ING Bank had op de datum van de cessie (15 maart 2013), zijnde een bedrag ter hoogte van
€ 193.244,04,
3.6.
verklaart voor recht dat de bijschrijvingen, die vanaf faillissementsdatum hebben plaatsgevonden op de bankrekeningen, door de energiQ-groep aangehouden bij ING Bank, niet vallen onder enig door de energiQ-groep aan Parallel Groep en/of ING Bank verleend pandrecht,
3.7.
veroordeelt Parallel Groep tot het afleggen van rekening en verantwoording ten aanzien van wat zij aan vorderingen van de energiQ-groep heeft geïncasseerd, in overeenstemming met de afspraak die zij daarover met curator heeft gemaakt (zie 2.9),
3.8.
veroordeelt Parallel Groep om aan de curator een dwangsom te betalen van € 1.000 voor iedere dag dat zij niet aan de in 3.7 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 200.000 is bereikt,
3.9.
veroordeelt Parallel Groep tot vergoeding van de door de energiQ-groep geleden schade in verband met het frustreren van de debiteurenincasso door Parallel Groep, nader op te maken bij staat,
3.10.
veroordeelt Parallel Groep in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 2.539,27, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.11.
veroordeelt Parallel Groep in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 7.003,52, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis,
3.12.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.13.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.14.
wijst de vorderingen af,
3.15.
veroordeelt Parallel Groep in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 2.842,00,
3.16.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2016. [1]

Voetnoten

1.type: JvdB/4223