ECLI:NL:RBMNE:2016:472

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2016
Publicatiedatum
2 februari 2016
Zaaknummer
16.659717-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door huisgenoot met zwaar houten voorwerp tijdens ruzie

In deze strafzaak werd de verdachte beschuldigd van moord op zijn huisgenoot, maar de officier van justitie eiste vrijspraak wegens het ontbreken van voorbedachte raad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan doodslag. De feiten vonden plaats op 11 oktober 2015 in Lelystad, waar de verdachte tijdens een ruzie met het slachtoffer, een zwaar houten voorwerp, een balk, gebruikte om het slachtoffer meerdere keren tegen het hoofd te slaan. Het slachtoffer overleed later die dag aan de verwondingen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte ten tijde van het delict verminderd toerekeningsvatbaar was, wat werd ondersteund door psychologische rapporten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes jaar op, met de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) vanwege de psychische problematiek van de verdachte en het risico op recidive. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer. De beslissing werd genomen na zorgvuldige overweging van de feiten, de verklaringen van de verdachte en de deskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659717-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 januari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
thans verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 15 januari 2016, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.I.H. Schulte, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.M. van Collenburg en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers is/heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
- (tijdens een ruzie met die [slachtoffer] ) een zwaar houten voorwerp (een balk van ongeveer een meter en ongeveer 8 bij 8 centimeter breed) van zijn, verdachtes kamer gepakt en/of
- (vervolgens) weer naar de kamer van die [slachtoffer] gegaan en/of
- (vervolgens) de deur van die kamer opengetrapt en/of
- (vervolgens) die (zich van de positie van verdachte verwijderende) [slachtoffer] met dat zware houten voorwerp meerdere malen, althans eenmaal, tegen de voor- en/of achterkant van zijn hoofd, in elk geval tegen zijn hoofd geslagen,

tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Vaststaande feiten [1]
Op 11 oktober 2015 omstreeks 14.27 uur vernemen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat zij zich dienen te begeven naar de [adres] te [woonplaats] . Ter plaatse zien verbalisanten in een kamer in de woning een persoon op de grond liggen met zijn hoofd in een grote plas bloed. [2] Deze persoon blijkt het slachtoffer [slachtoffer] . [3] Het slachtoffer is omstreeks 20.30 uur overleden. [4]
Verdachte heeft verklaard:
“Ik pakte een balk en ging naar boven. Boven zag ik dat de deur van zijn kamer open was. Toen zag hij mij aankomen. Ik zag dat hij de deur dicht deed. Ik trapte hierop de deur open en liep naar binnen. (…) Toen ik binnenkwam zag ik hem rennen. (…) Toen sloeg ik met die balk tegen zijn hoofd. (…) Die balk heb ik altijd in mijn kamer. (…)” [5] In de kamer van verdachte is een balk aangetroffen [6] van circa 122 centimeter lang, 7 centimeter breed en 5 centimeter hoog. [7] Op deze balk is bloed van het slachtoffer aangetroffen. [8]
Uit het (voorlopig) sectierapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 13 oktober 2015 opgemaakt door dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en forensisch patholoog, blijkt dat het overlijden van het slachtoffer kan worden verklaard door verwikkelingen van ernstig schedel-aangezicht-hersen(vlies)letsel, welke zijn ontstaan door inwerking van hevig uitwendig mechanisch geweld op het hoofd, door het slaan met één of meerdere substantiële voorwerpen. [9]
In het plafond van de kamer van het slachtoffer zijn enkele beschadigingen waargenomen. [10] Van twee van de beschadigingen is vastgesteld dat die waarschijnlijk zijn veroorzaakt met een houten balk die in de kamer van verdachte is aangetroffen. [11]
De rechtbank leidt uit de vorenstaande feiten en omstandigheden af dat het slachtoffer door verdachte meermalen met een zwaar houten voorwerp tegen het hoofd is geslagen als gevolg waarvan hij is overleden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het impliciet primair ten laste gelegde, te weten moord, wegens het ontbreken van voorbedachte raad.
De officier van justitie acht het impliciet subsidiair ten laste gelegde, te weten doodslag, wettig en overtuigend bewezen
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het impliciet primair ten laste gelegde, te weten moord, bepleit, wegens het ontbreken van het voor voorbedachte raad vereiste kalm beraad en rustig overleg.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent het impliciet subsidiair ten laste gelegde, te weten doodslag.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen.
Naar aanleiding van de hierboven vermelde vaststaande feiten heeft de rechtbank al geconcludeerd dat verdachte degene is geweest die meermalen met een houten balk tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen, als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden.
Opzet.
Uit de handelingen van verdachte, te weten een zware houten balk van zijn kamer pakken, daarmee naar de kamer van het slachtoffer gaan, de kamerdeur van het slachtoffer opentrappen en het slachtoffer (dat zich uit de voeten maakte) meermalen met die houten balk tegen zijn hoofd slaan, leidt de rechtbank af dat deze handelingen naar uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op het veroorzaken van de dood van het slachtoffer. In ieder geval heeft verdachte, door aldus te handelen, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer door zijn handelen zou komen te overlijden.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte opzettelijk het slachtoffer meermalen met een houten balk tegen het hoofd heeft geslagen om hem van het leven te beroven.
Voorbedachte raad.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad – in de tenlastelegging nader uitgedrukt met de woorden “na kalm beraad en rustig overleg” – moet vast komen te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat er bij verdachte een bewust plan was om het slachtoffer van het leven te beroven. Blijkens de verklaring van verdachte werd hij plotseling razend toen het slachtoffer zich mengde in een woordenwisseling die verdachte had met een andere huisgenoot. Dit duidt op een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, Ook uit de overige verklaringen in het dossier blijkt onvoldoende van een concreet plan van verdachte om het slachtoffer van het leven te beroven. Vermeende eerdere bedreigingen met de dood zijn onvoldoende om te bezigen als bewijs voor voorbedachte raad (kalm en rustig overleg) van verdachte op 11 oktober 2015.
Dat verdachte het slachtoffer meerdere malen heeft geslagen maakt het voorgaande niet anders. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte tussen de verschillende klappen tijd en gelegenheid heeft gehad zich kalm en rustig te beraden over zijn handelen.
De rechtbank zal verdachte daarom van het impliciet primair ten laste gelegde, te weten moord, vrijspreken. De rechtbank acht de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag echter wel wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 11 oktober 2015 te Lelystad, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers is/heeft verdachte opzettelijk,
- een zwaar houten voorwerp (een balk van ongeveer een meter lang en ongeveer 8 bij 8 centimeter breed) van zijn, verdachtes, kamer gepakt en
- naar de kamer van die [slachtoffer] gegaan en
- de deur van die kamer opengetrapt en
- die zich van de positie van verdachte verwijderende [slachtoffer] met dat zware houten voorwerp meerdere malen tegen zijn hoofd geslagen,

ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank verbetert in de bewezenverklaring een kennelijke schrijffout. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Impliciet subsidiair:
Doodslag.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om een gevangenisstraf van maximaal vijf jaren op te leggen om de oplegging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden mogelijk te maken, zoals geadviseerd door de psychiater en de psycholoog. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zijn huisgenoot [slachtoffer] in zijn kamer in hun gemeenschappelijke woning – de plaats waar hij veilig had moeten zijn – op een gewelddadige wijze om het leven gebracht. Verdachte heeft door deze daad de familie, vrienden en bekenden van het slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht en ernstig geschokt. Uit de slachtofferverklaringen blijkt hoe geliefd het slachtoffer bij hen was.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een van de zwaarste misdrijven die in het Wetboek van Strafrecht voorkomen. De wijze waarop hij een einde heeft gebracht aan het leven van het slachtoffer is aan te merken als buitengewoon schokkend. Met het plegen van dit feit heeft verdachte het slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. Een dergelijk misdrijf draagt een voor de rechtsorde bijzonder schokkend karakter en veroorzaakt sterke gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Voor doodslag zijn landelijk geen oriëntatiepunten vastgesteld. De rechtbank heeft gekeken naar uitspraken zoals die door de diverse rechterlijke colleges in Nederland in soortgelijke zaken zijn gedaan. Daarbij overweegt de rechtbank wel dat het bewezenverklaarde feit zich moeilijk laat vergelijken met andere soortgelijke feiten, omdat elke doodslag een aantal specifieke elementen in zich draagt.
De rechtbank heeft kennis genomen van een Pro Justitia Rapport d.d. 10 december 2015 uitgebracht door drs. A.J. Klumpenaar, GZ-psycholoog.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een lichte verstandelijke beperking in combinatie met een psychotische stoornis NAO en antisociale trekken. Mogelijk speelt daarnaast een autistiforme stoornis. De verstandelijke beperking is van dien aard dat verdachte veel moeite heeft om zich staande te houden. Verdachte begrijpt veel zaken niet, heeft vanuit zijn verstandelijke beperkingen weinig introspectieve vermogens en sociale contacten leveren snel problemen op. Bij onduidelijkheden of ruzies mist verdachte vaardigheden hier adequaat mee om te gaan. Hij grijpt snel terug op het gebruik van verbale of fysieke agressie. De psychotische symptomen namen toe ten tijde van het ten laste gelegde, omdat verdachte op advies van zijn arts was gestopt met de medicatie. De achterdocht nam toe, waardoor de wereld voor verdachte angstiger en onzekerder werd. Verdachte zocht echter geen hulp. De stress nam ten tijde van het tenlastegelegde fors toe in het leven van verdachte. Zijn woonsituatie leverde veel spanning op. Hij voelde zich onbegrepen en niet gehoord en mist de vaardigheden om problemen adequaat op te lossen. Zijn psychotische symptomen speelden daarin een versterkende rol. Verdachte dacht dat anderen hem bewust pesten, treiteren en dwars zitten. Zo vormde een relatief klein conflict de opmaat voor het ten laste gelegde waarna verdachte reageerde met fysieke agressie.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat de lichte verstandelijke beperking, de psychotische stoornis NAO en antisociale trekken ook aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd is om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een Pro Justitia Rapport d.d. 5 januari 2016 uitgebracht door C.A.M. van der Meijs, psychiater.
De psychiater heeft geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis, te weten een stoornis in de impulscontrole NAO. Verder is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, gediagnosticeerd als lichte zwakzinnigheid in combinatie met paranoïde en antisociale persoonlijkheidstrekken. Ten tijde van het ten laste gelegde waren de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig.
Mede door de verstandelijke beperking van verdachte en daarbij zijn paranoïde en antisociale persoonlijkheidstrekken kon verdachte de oplopende spanningen met medebewoners niet goed hanteren. Verdachte kropte al langere tijd alle spanningen op. Verdachte raakte overspoeld door achterdocht en woede en kon deze gevoelens niet meer voldoende hanteren. Als gevolg van de gebrekkige impulscontrole c.q. agressiehantering barstte de bom. Verdachte lijkt in een toestand van razernij te hebben gehandeld.
Geadviseerd is om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat het recidiverisico hoog is op het moment dat er geen hulpverlening wordt ingezet. Verdachte heeft vanaf zijn jeugd een ernstig probleem in agressieregulatie. Daarnaast is hij verstandelijk beperkt, heeft hij geen werk, nauwelijks dagbesteding en weinig vrienden. Ondanks hulpverlening lukte het hem langere tijd niet om zijn leven op orde te krijgen. De laatste vijf jaren gaat het beter, maar de kernproblematiek is nooit adequaat behandeld. Gezien de ernst van het delict en het hoge recidiverisico wordt geadviseerd om verdachte binnen het kader van de maatregel terbeschikkingstelling te behandelen. De inschatting is dat een terbeschikkingstelling onder voorwaarden voldoende is om het recidiverisico adequaat en afdoende te bewerken, aangezien verdachte gemotiveerd is en reeds is ingesteld op anti psychotische medicatie. Ook lijkt er geen sprake meer te zijn van middelenafhankelijkheid. De psycholoog heeft daarbij overwogen dat indien de duur van de gevangenisstraf langer is dan vijf jaar er niets anders rest dan de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging, aangezien behandeling en langdurige begeleiding absoluut noodzakelijk zijn om recidive op de lange termijn te voorkomen.
De psychiater heeft geconcludeerd dat het risico op een gewelddadige recidive verhoogd is, omdat verdachte zelf ook aangeeft dat hij zijn agressie niet onder controle heeft en gemakkelijk in conflict komt met anderen. Uit het oogpunt van bescherming van de maatschappij dient te worden voorkomen dat verdachte met een soortgelijk feit recidiveert. Verdachte wil zich committeren aan een klinische behandeling met op termijn plaatsing in een beschermde woonvorm. Een maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden lijkt daarvoor geschikt als juridisch kader. Indien deze maatregel zich niet verhoudt met de op te leggen straf wordt geadviseerd de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van zes jaar noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Gelet op de inhoud van de rapporten waarin verdachtes psychische problematiek is beschreven, de ernst van het feit en het gevaar voor geweldsrecidive, is de rechtbank van oordeel dat een terbeschikkingstelling noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld ;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist die maatregel.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de problematiek en het gevaar dat verdachte voor anderen oplevert, dwangverpleging noodzakelijk.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten doodslag. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen teruggave aan verdachte van een (leren) winterjas en een mobiele telefoon.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de in beslag genomen (leren) winterjas en mobiele telefoon terug te geven aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende in beslag genomen voorwerpen, te weten een (leren) winterjas en een mobiele telefoon, aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 27, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen impliciet primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het impliciet subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat impliciet subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 jaar;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een (leren) winterjas en een mobiele telefoon.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. R.B. Eigeman en mr. V.M.A. Sinnige, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2015307786, doorgenummerd 1 tot en met 251 en het FO dossier, doorgenummerd 1 tot en met 202.
2.Pagina 39.
3.Pagina 46.
4.Pagina 123.
5.Pagina 31.
6.Pagina 191.
7.Pagina 250.
8.FO dossier pagina 176-177, 178-179.
9.FO dossier pagina 92.
10.Pagina’s 164 en 169.
11.FO dossier pagina 181-183.