Op 25 augustus 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man, die zich schuldig had gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en bedreiging van een politieagent in Bunschoten-Spakenburg op 30 april 2016. De verdachte werd beschuldigd van het proberen te doden van een slachtoffer, alsook van het bedreigen van hoofdagent [verbalisant 1]. Tijdens de zitting op 11 augustus 2016 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. F.A. ten Berge, was wel aanwezig om de verdediging te voeren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging in overweging genomen.
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 april 2016 met een mes heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar te mishandelen en dat hij hoofdagent [verbalisant 1] heeft bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar heeft de poging tot zware mishandeling en de bedreiging met een mes bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.
De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, hoofdagent [verbalisant 1], afgewezen, omdat de gevorderde immateriële schade onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. M.S. Mehilal als voorzitter.