Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.DE TENLASTELEGGING
3.DE VOORVRAGEN
4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
ging met haar mee de lift in. Zij stond met haar rug naar hem toe. Opa heeft de lift stilgezet. Hij stond achter haar. Hij heeft met zijn handen in haar rokje op de onderbroek aan haar vagina gezeten. Ik bedoel niet in haar onderbroek en op haar blote vagina. Opa heeft haar in haar nek gekust. Hij vroeg: “doet jouw vader het ook zo lekker?”. Wat ik heb begrepen zou het twee minuutjes hebben geduurd. Na de twee minuutjes zou hij de lift weer naar beneden hebben gedaan. [slachtoffer] kwam thuis en toen vertelde zij het direct. Vervolgens ben ik naar hem toegegaan. Ik heb hem toen verteld wat ik had gehoord. Hij heeft alles bekend. Hij heeft gezegd dat hij een zwak moment had. Hij vroeg mij om hem te vergeven. Mijn oma was daarbij aanwezig en vroeg aan hem of dat klopte en toen heeft hij gezegd dat het waar was.
5.DE BEWEZENVERKLARING
6.DE STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
7.DE STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.DE STRAFOPLEGGING
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat het bewezen verklaarde is begaan jegens een achterkleinkind van verdachte, dat ten tijde van het plegen van het feit tien jaar oud was;
- de omstandigheid dat de vertrouwensrelatie binnen de gehele familie als gevolg van het bewezen verklaarde handelen ernstig is verstoord en;
- de omstandigheid dat de gevolgen van dergelijk ontuchtig handelen bij het jeugdige slachtoffer zich na lange tijd nog kunnen manifesteren.
9 DE VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ
10.DE TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
11.BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
1(één) maand.
twee jarenniet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
EUR 544,24 (vijfhonderdvierenveertig euro en vierentwintig cent)bestaande uit EUR 44,24 (vierenveertig euro en vierentwintig cent) materiële schade en EUR 500,- (vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
EUR 544,24 (vijfhonderdvierenveertig euro en vierentwintig cent)bestaande uit EUR 44,24 (vierenveertig euro en vierentwintig cent) materiële schade en EUR 500,- (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.