ECLI:NL:RBMNE:2016:4591

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
16 augustus 2016
Zaaknummer
16/705793-16, 16/068081-16 en 16/012736-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing jeugdstrafrecht bij een reeks gewelddadige feiten, waaronder poging tot verkrachting

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2016, zijn drie parketnummers aan de orde: 16/705793-16, 16/068081-16 en 16/012736-16. De verdachte, geboren in 1998, is beschuldigd van een reeks gewelddadige feiten, waaronder poging tot verkrachting en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een oneerlijk proces of onherstelbaar vormverzuim. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere gewelddadige feiten, waaronder de poging tot verkrachting van een slachtoffer op 25 maart 2016 in Utrecht. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en de verdachte vrijgesproken van enkele punten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de onder 1 subsidiair en 3 van parketnummer 16/705793-16, alsook aan de feiten onder de andere parketnummers. De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en de jeugdstrafrechtelijke maatregelen toegepast, waaronder een jeugddetentie van 9 maanden en een gedragsbeïnvloedende maatregel van 1 jaar. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen, die voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/705793-16, 16/068081-16 (gev. ttz) en 16/012736-16 (gev.)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 29 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] , [adres] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2016. Verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Voeging 16/012736-16
Na sluiting van het onderzoek en de beraadslaging is de rechtbank gelet op de persoonlijkheid van verdachte van oordeel dat in de zaak met het parketnummer 16/012736-16 ook het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Derhalve wordt deze zaak geacht te zijn gevoegd ter terechtzitting nu voeging in het belang van het onderzoek en in het belang van verdachte is. Bovendien is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de raadsman en officier van justitie tegen voeging geen bezwaar hebben.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging met parketnummer 16/012736-16 is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van 16/705793-16:
onder 1 primair: op 25 maart 2016 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft verkracht;
onder 1 subsidiair: op 25 maart 2016 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te verkrachten;
onder 2 primair: op 25 maart 2016 te Utrecht [slachtoffer 1] , die in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of in lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, onder meer seksueel heeft binnengedrongen;
onder 2 subsidiair: op 25 maart 2016 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 1] , die in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of in lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, onder meer seksueel binnen te dringen;
onder 3: op 25 maart 2016 te Utrecht meerdere goederen van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
ten aanzien van 16/068081-16:
op 31 maart 2016 te Utrecht 6 euro van [benadeelde] heeft gestolen.
ten aanzien van 16/012736-16:
onder 1: op 18 januari 2016 te Utrecht een paar schoenen van [slachtoffer 2] heeft gestolen waarbij hij geweld heeft gebruikt dan wel daarmee heeft gedreigd;
en/of
op 18 januari 2016 te Utrecht door geweld dan wel bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het afgeven van een paar schoenen;
onder 2: op 18 januari 2016 te Utrecht een onbekend gebleven persoon heeft mishandeld;
onder 3: op 18 januari 2016 te Utrecht zich met geweld dan wel bedreiging met geweld heeft verzet bij zijn aanhouding.

3.Voorvragen

3.1
Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft zich
ten aanzien van 16/705793-16op het standpunt gesteld dat de gegevensdragers van de verhoren van verdachte en aangeefster aan hem verstrekt (hadden) moeten worden. In artikel 137 van het Wetboek van Strafvordering staat immers dat alle gegevensdragers processtukken zijn. De verdediging heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de officier van justitie en politie onvoldoende de mogelijkheden tot bemiddeling ex artikel 51h van het Wetboek van Strafvordering hebben benut/bevorderd. Bovendien had de rechtbank ook de mogelijkheden voor bemiddeling moeten onderzoeken. Nu de raadsman de gegevensdragers niet verstrekt heeft gekregen en de mogelijkheden tot bemiddeling niet zijn benut/bevorderd is geen sprake geweest van een eerlijk proces gelet op artikel 40 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en de artikelen 9 en 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO).
Tevens heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het gebruik van de BOB-middelen onrechtmatig was omdat de BOB-middelen enkel zijn ingezet op grond van de verdenking van de diefstal met geweld. Derhalve is volgens de verdediging sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering die moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering nu de BOB-middelen zijn ingezet op basis van een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Daarom is de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie niet aan de orde. Wat betreft de gegevensdragers heeft de officier van justitie betwist dat deze verstrekt zouden moeten worden, zeker nu de raadsman gelegenheid heeft gehad kennis te nemen van de inhoud van de gegevensdragers.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de officier van justitie op grond van artikel 149a van het Wetboek van Strafvordering verantwoordelijk is voor de samenstelling van het dossier. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat de gegevensdragers niet tot de processtukken behoren. Artikel 137 van het Wetboek van Strafvordering ziet op kennisname van gegevensdragers die al onderdeel zijn van het dossier. De stelling dat gegevensdragers automatisch processtukken zijn volgt niet uit de wet. De officier van justitie heeft voorafgaand aan de zitting alsnog aan de raadsman aangeboden om op het politiebureau kennis te nemen van de opnames van de verhoren. De raadsman heeft hier geen gebruik van gemaakt. De raadsman heeft onvoldoende onderbouwd welk belang hij heeft bij verstrekking van de gegevensdragers, te meer gezien de geringe omvang van de verhoren, het feit dat deze -deels woordelijk- in een proces-verbaal zijn uitgewerkt, het feit dat hij de mogelijkheid heeft gehad tot kennisname van de opnames en hij zelf bij de verhoren van verdachte aanwezig is geweest. Bovendien is sprake van een zedenzaak met een kwetsbaar slachtoffer bij wie het recht op privacy extra moet worden gewaarborgd. Dat de raadsman heeft aangevoerd dat in een andere zaak wel gegevensdragers zijn verstrekt, maakt niet dat dit als vanzelfsprekend ook in onderhavige zaak geldt.
Op grond van artikel 51h van het Wetboek van Strafvordering is het de verantwoordelijkheid van de officier van justitie om te bevorderen dat de politie het slachtoffer en de verdachte de mogelijkheden tot bemiddeling mededelen. De rechtbank is van oordeel dat de politie niet ambtshalve deze mogelijkheden hoeft te onderzoeken. De officier van justitie heeft voorafgaand aan de zitting aan aangeefster gevraagd of zij open stond voor bemiddeling. Dit was niet het geval. Derhalve heeft de officier van justitie aan artikel 51h van het Wetboek van Strafvordering voldaan. Op de terechtzitting heeft de raadsvrouwe van aangeefster bovendien uitdrukkelijk bevestigd dat aangeefster niet open staat voor bemiddeling.
De rechtbank is van oordeel dat het IVRK niet op verdachte van toepassing is nu verdachte inmiddels 18 jaar oud is. Bovendien was hij 18 jaar ten tijde van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 16/705793-16 waarin het verweer wordt gevoerd. De andere door de raadsman genoemde verdragen zijn op verdachte van toepassing. De raadsman heeft echter onvoldoende geconcretiseerd en gesubstantieerd waarom sprake zou zijn van een oneerlijk proces als bedoeld in die verdragen. Dit verweer wordt derhalve als onvoldoende met feiten en omstandigheden onderbouwd door de rechtbank verworpen.
De rechtbank stelt vast dat de BOB-middelen zijn ingezet voor een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Derhalve is geen sprake van een vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en is de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie niet aan de orde.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van 16/705793-16 heeft de officier van justitie verzocht om verdachte vrij te spreken van hetgeen onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van seksueel binnendringen. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft gepleegd.
Ten aanzien van 16/068081-16 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd.
Ten aanzien van 16/012736-16 acht de officier van justitie de onder 1 tenlastegelegde afpersing, met uitzondering van het op de keel zetten van een mes, en het onder 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van 16/705793-16 is de verdediging van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde omdat het binnendringen niet bewezen kan worden. Het onder 1 subsidiair tenlastegelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken omdat niet kan worden bewezen dat aangeefster in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed. Uit de beelden lijkt immers te volgen dat zij haar wil nog wel kon bepalen. Bovendien heeft aangeefster teveel gedronken en derhalve zichzelf in die toestand gebracht. Ook dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde nu er geen bewijs is dat verdachte op 25 maart 2016 in de woning van aangeefster tegen haar wil die goederen heeft gestolen.
Ten aanzien van 16/068081-16 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van 16/012736-16 is de verdediging van mening dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken van het onderdeel ‘op de keel zetten van het mes’. Tevens is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het onder 2 tenlastegelegde, waarvan verdachte dus dient te worden vrijgesproken. Het onder 3 tenlastegelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van 16/705793-16:
Vrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Immers kan niet bewezen worden dat sprake is geweest van seksueel binnendringen. Derhalve dient verdachte van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde:
Aangezien verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank voorzover zij dit feit bewezen acht, met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het tenlastegelegde bewezen gelet op: [1]
- het proces-verbaal uitkijken en beschrijven camerabeelden hal woning aangeefster, doorgenummerde pagina’s 86 - 96 van het proces-verbaal met nr. PL0900-2016090428;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina’s 149 – 151 van het proces-verbaal met nr. PL0900-2016090428;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina’s 152 – 160 van het proces-verbaal met nr. PL0900-2016090428.
Vrijspraak van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat uit het proces-verbaal uitkijken en beschrijven camerabeelden volgt dat het slachtoffer (enige) weerstand aan de seksuele verlangens van verdachte heeft geboden waardoor zij duidelijk maakt dat de seksuele handelingen tegen haar wil plaatsvonden. De rechtbank is tevens van oordeel dat er op sommige momenten aanwijzingen lijken te zijn dat bij het slachtoffer sprake was van verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht, waarschijnlijk als gevolg van haar alcoholgebruik. Het gehele feitencomplex in deze zaak past echter feitelijk bij hetgeen onder 1 subsidiair ten laste is gelegd en aan verdachte wordt verweten, gelet op de duidelijke dwang die de verdachte heeft uitgeoefend op het slachtoffer in combinatie met het plegen van seksuele handelingen. Gelet daarop en teneinde iedere mogelijke tegenstrijdigheid te voorkomen, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van hetgeen onder 2 subsidiair ten laste is gelegd. Het voorgaande doet echter niet af aan de door de rechtbank op te leggen straf(maat) en maakt deze niet anders.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde: [2]
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Aangeefster [slachtoffer 1] verklaarde dat zij op 25 maart 2016 omstreeks 2.25 uur bij haar woning op de [adres] aankwam en dat een man met haar mee liep en met haar mee het huis in ging. [3] In haar woning riep zij naar de man dat er een camera in de hal hing. Ze zag dat hij naar buiten liep. Toen zij in haar portemonnee keek zag zij dat onder meer de volgende goederen waren weggenomen:
  • een pas van de Rabobank
  • een pas van de ABN AMRO.
Uit de bijlage goederen volgt dat het een bankpas van de Rabobank met nummer [rekeningnummer] en een pas van de ABN AMRO met nummer [rekeningnummer] betrof. [4]
Verdachte verklaarde dat hij in de stad met een vrouw mee naar huis is gelopen en in haar woning is geweest. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] verklaarde dat zij op de bankafschriften van het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [slachtoffer 1] bij de ABN-AMRO zag dat er op 25 maart 2016 tussen 02:42 en 02:44 uur 7 keer een bedrag van € 6,30 werd afgeschreven. De omschrijving bij al deze afschrijvingen was [...] . De betaalautomaat was in alle gevallen [...] .
Op de afschriften van het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [slachtoffer 1] bij de Rabobank zag zij dat er op 25 maart 2016 tussen 02:45 en 02:47 uur 7 keer een bedrag van € 6,30 was afgeschreven. Ook hier was de omschrijving [...] en was het betaalautomaat [...] .
Zij heeft vervolgens telefonisch bij [...] de locatie van de betaalautomaat [...] gevorderd. Haar werd verteld dat deze betaalautomaat staat in [naam cafetaria] aan de [adres] te [vestigingsplaats] . [6]
Verbalisant [verbalisant 2] verklaarde dat hij een mail kreeg van een collega van de afdeling cameratoezicht van de politie waarin zijn collega de route noemde die hij de verdachte na het incident had zien lopen. [7] De inhoud van de mail was als volgt:
[verdachte] verliet te 2:33:51 uur PD op de [straatnaam] . Vervolgens liep hij via [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] naar het [naam cafetaria] . [verdachte] ging te 2:41:58 uur het café binnen. [verdachte] verliet het café te 02:50:09 uur. [8]
Ten aanzien van 16/068081-16:
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank voorzover zij dit feit bewezen acht, met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het tenlastegelegde bewezen gelet op:
  • het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, proces-verbaal nr. PL0900-2016096795-8, doorgenummerde pagina’s 10 - 13 van het proces-verbaal met nr. PL0900-2016096795;
  • het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaal nr. PL0900-2016096795-7, doorgenummerde pagina 1 van het proces-verbaal met nr. PL0900-2016096795;
  • het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaal nr. PL0900-2016096795-2, doorgenummerde pagina’s 4 - 5 van het proces-verbaal met nr. PL0900-2016096795.
Ten aanzien van 16/012736-16:
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat de diefstal met geweld niet wettig en overtuigend bewezen kan worden waardoor verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Voor wat betreft de afpersing is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het bij [slachtoffer 2] op de keel zetten van het mes niet wettig en overtuigend bewezen kan worden waardoor verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Aangezien verdachte het overige van het onder 1 tenlastegelegde heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank voorzover zij dit feit bewezen acht, met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het tenlastegelegde bewezen gelet op:
  • het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaal nr. PL0900-2016019583-6, doorgenummerde pagina’s 11 - 12 van het proces-verbaal met nr. PL0900-2016019583;
  • het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte, proces-verbaal nr. PL0900-2016019583-14, doorgenummerde pagina’s 20 - 24 van het proces-verbaal met nr. PL0900-2016019583.
De rechtbank merkt op dat het een feit van algemene bekendheid is dat Hoog Catharijne een winkelcentrum in Utrecht is.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde: [9]
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] verklaarden dat zij op 18 januari 2016 te Utrecht waren. Zij hoorden dat een vrouwelijke passant zei, dat zij zojuist door een man was geduwd. De vrouw verwees hen in de richting van het Moreelse park. Zij zagen een persoon weg rennen over het gras van het Moreelse park. [10] Zij zagen dat deze persoon voldeed aan het signalement dat door de vrouwelijke passant was gegeven, en hebben de verdachte aangehouden. [11] De identiteit van de vrouwelijke passant is onbekend gebleven. [12]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 3] verklaarden dat zij op 18 januari 2016 bij het Moreelse park te Utrecht de verdachte aanhielden voor mishandeling. [13] De verdachte verzette zich tijdens zijn aanhouding. Verbalisant [verbalisant 5] voelde dat de verdachte zijn arm in tegengestelde richting bewoog als dat hij zijn arm plaatste ten einde de verdachte onder controle te brengen. Verbalisant [verbalisant 3] heeft hem naar de grond gebracht om hem te boeien. Tijdens het boeien bleef de verdachte met zijn bovenlichaam heen en weer schudden en probeerde meerdere malen zijn arm los te trekken. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat dat de verdachte zijn linkerhand tot een vuist balde en hiermee probeerde naar achteren, richting hem te slaan. [14] Verdachte: [verdachte] . [15]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het hiervoor overwogene tot de conclusie dat verdachte het bij parketnummer 16/705793-16 onder 1 subsidiair en 3 tenlastegelegde, het bij parketnummer 16/068081-16 tenlastegelegde en het bij parketnummer 16/012736-16 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft gepleegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van 16/705793-16:
1.
Subsidiair
op 25 maart 2016 te Utrecht, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en /of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk
- rond 2 uur 's nachts,
- nadat hij had gezien dat zij onvast ter been was en samen met haar is
meegelopen naar haar huis en
- vervolgens, in de hal van de woning van die [slachtoffer 1] ,
- meermalen en herhaaldelijk die [slachtoffer 1] heeft gezoend op de mond/het
gezicht en heeft geprobeerd die [slachtoffer 1] te zoenen op de mond/het
gezicht, waarbij zij (telkens) haar hoofd in een tegengestelde richting bewoog
en haar gezicht (steeds) afwendde en
- die [slachtoffer 1] heeft geduwd, waardoor zij op de trap kwam te
liggen en
- herhaaldelijk die [slachtoffer 1] bij haar heupen/lichaam heeft vastgepakt en
vastgehouden en
- de panty/legging/kleding van de billen/heupen van die [slachtoffer 1] naar
beneden heeft getrokken tot net boven de knieën en
- zijn broek heeft losgemaakt en zijn geslachtsdeel uit zijn broek/onderbroek
heeft gehaald en
- het hoofd van die [slachtoffer 1] meermalen in de richting van zijn geslachtsdeel en/of broek heeft gebracht en
- de benen van die [slachtoffer 1] in gespreide stand heeft gebracht en
- die [slachtoffer 1] bij de knieholtes/benen heeft vastgepakt en tussen de benen van die [slachtoffer 1] is gaan staan en
- herhaaldelijk boven haar is gaan staan en over haar heen is gaan hangen
en zeer dichtbij haar heen-en-weer-gaande bewegingen heeft gemaakt in de
richting van haar lichaam en
- terwijl die [slachtoffer 1] met haar rug naar hem toe staat, en terwijl hij
strak tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] staat en terwijl zijn
geslachtsdeel ontbloot was, met zijn onderlichaam heen-en-weer-gaande
bewegingen heeft gemaakt, en
- heeft getracht zijn penis in de vagina/mond/anus van die [slachtoffer 1] te
brengen, en
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd heeft gestompt en
- ( meermalen/herhaaldelijk) zijn handen over de mond van die [slachtoffer 1]
heeft gelegd en gehouden en
- die [slachtoffer 1] ter hoogte van de heup/vagina/tussen de benen heeft betast
en
- zichzelf meermalen terwijl hij recht tegenover en dichtbij die
[slachtoffer 1] stond, heeft afgetrokken en
-meermalen zijn rechterhand/wijsvinger heeft opgeheven in de richting van
die [slachtoffer 1] ,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
op 25 maart 2016 te [woonplaats] , om ongeveer 2:30 uur, gedurende de voor de
nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] ,
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
twee bankpassen, toebehorende aan [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van 16/012736-16:
1.
op 18 januari 2016 te Utrecht met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een paar schoenen, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij verdachte, deze [slachtoffer 2] een mes heeft getoond.
2.
op 18 januari 2016 te Utrecht, een tot nog toe onbekend gebleven persoon heeft mishandeld door deze persoon tegen het lichaam, te duwen.
3.
op 18 januari 2016 te Utrecht, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet
tegen meer ambtenaren, [verbalisant 5] en [verbalisant 3] , werkzaam in
de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van hem, verdachte, op heterdaad op grond van artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering, door
- zijn arm in tegengestelde richting te bewegen dan in welke deze [verbalisant 5]
hem trachtte te brengen en
- zijn hand tot een vuist te ballen en daarna naar achteren te proberen
te slaan.
Ten aanzien van 16/068081-16:
op 31 maart 2016 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 6 euro, toebehorende aan [benadeelde] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
ten aanzien van 16/705793-16:
onder 1 subsidiair: poging tot verkrachting;
onder 3: diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
ten aanzien van 16/068081-16:
diefstal;
ten aanzien van 16/012736-16:
onder 1: afpersing;
onder 2: mishandeling;
onder 3: wederspannigheid.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Door GZ-psycholoog drs. J. Hardoar is op 31 mei 2016 een Pro Justitia rapport uitgebracht omtrent de persoon van verdachte. De psycholoog beschrijft dat bij verdachte sprake is van beperkte cognitieve capaciteiten en een gedragsstoornis niet anderszins omschreven. Tevens is er sprake van middelenmisbruik. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde. Wanneer het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, adviseert de psycholoog hem het tenlastegelegde enigszins verminderd toe te rekenen, omdat de kenmerken van de gedragsstoornis en de cognitieve beperking hierin hebben bijgedragen.
Voornoemd rapport is opgemaakt in de zaak met parketnummer 16/705793-16. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen aanknopingspunten waaruit volgt dat voornoemde bevindingen en conclusies betreffende de persoon van verdachte anders zouden luiden indien alle tenlastegelegde feiten in het onderzoek van de deskundige meegenomen zouden zijn, vooral niet gelet op het korte tijdsbestek van minder dan drie maanden waarin verdachte alle bewezen geachte feiten heeft gepleegd.
De rechtbank neemt de voormelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Nu uit de rapportage of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bij parketnummer 16/705793-16 onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3, onder parketnummer 16/068081-16 en de onder parketnummer 16/012736-16 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 9 maanden met aftrek van voorarrest. Zij vordert tevens de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige op te leggen voor de duur van 12 maanden, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 12 maanden. De maatregel dient te bestaan uit: de maatregel Toezicht en Begeleiding, de maatregel ITB-plus met elektronisch toezicht, NTP training, behandelverplichting bij Victas, middelenverbod, behandelverplichting bij de Waag met betrekking tot rouwverwerking, agressief en seksueel grensoverschrijdend gedrag, waaronder begrepen Romeo en/of MST-PSB indien dit passend wordt geacht, een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod inhoudende dat verdachte zich niet zal bevinden binnen een straal van 500 meter van het adres van aangeefster behoudens met toestemming van de reclassering. De officier van justitie heeft verzocht de voorwaarden gekoppeld aan de gedragsbeïnvloedende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor het bij parketnummer 16/012736-16 onder 3 tenlastegelegde en het onder 16/068081-16 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht moet worden toegepast.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks (gewelddadige) feiten waaronder poging tot verkrachting in het huis van het slachtoffer, een plaats waar zij zich juist veilig zou moeten kunnen voelen. Verdachte heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft daarbij kennelijk enkel oog gehad voor zijn eigen (seksuele) behoeften en heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de gevoelens van het slachtoffer en de mogelijke schadelijke gevolgen van zijn handelen voor haar. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan zeer langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring, die het slachtoffer ter terechtzitting heeft voorgelezen, blijkt ook dat het slachtoffer nog veel nare gevolgen ervan ondervindt. Zo heeft zij meerdere paniekaanvallen gehad en heeft zij moeite met dingen te relativeren. Ook slaapt zij heel slecht en gaat zij beginnen met EMDR therapie. Verdachte heeft ook geen enkel nader inzicht gegeven in zijn handelen, hetgeen voor met name het slachtoffer moeilijk te verwerken zal zijn. Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan afpersing, mishandeling en wederspannigheid. Door zijn handelen heeft hij op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers. Slachtoffers van dergelijke feiten kampen vaak nog lange tijd met de psychische gevolgen daarvan. Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan twee diefstallen. Dit zijn feiten die naast financiële schade ook gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
In het Pro Justitia rapport opgemaakt door de GZ-psycholoog drs. J. Hardoar adviseert de psycholoog om verdachte jeugdreclasseringstoezicht op te leggen in de vorm van een ITB-plus traject van één jaar in combinatie met een middelenverbod en elektronisch toezicht. Als voorwaarde bij een -eventueel deels- voorwaardelijke straf wordt een (tweede) NPT traject geadviseerd van één jaar, op het moment dat het ITB-plus traject goed loopt, zodat er aandacht kan zijn voor de denkpatronen van verdachte en zodat vader en het gezin van tante hierbij betrokken kunnen worden om verdachte te ondersteunen. Geadviseerd wordt om dit uit te voeren door begeleiding vanuit Intermetzo. Tevens wordt geadviseerd om een traject van rouwverwerking in te zetten, zodat verdachte het plotseling overlijden van zijn moeder kan verwerken, hetgeen ook uitgevoerd kan worden door Intermetzo. De psycholoog geeft tevens aan dat er argumenten in de persoonlijkheid en ontwikkeling van betrokkene zijn, die aanleiding geven het jeugdstrafrecht toe te passen. De psycholoog schat het recidive risico als matig in, wanneer er geen behandeling plaatsvindt. De beperkte gewetensontwikkeling en het middelenmisbruik in combinatie met de beperkte cognitieve capaciteiten vergroten het risico.
Door mevrouw [A] van Reclassering Nederland is op 7 juli 2016 een reclasseringsadvies voor de terechtzitting uitgebracht. Kort voor de zitting is er als reactie op nadere vragen van de officier van justitie nog een aanvullend advies uitgebracht. Reclassering Nederland adviseert in overleg met de Raad voor de Kinderbescherming om verdachte een gecombineerde straf op te leggen. Het onvoorwaardelijke deel kan door middel van een gevangenisstraf ten uitvoer worden gelegd en zal verdachte op de ernst van de feiten wijzen. Het voorwaardelijke gedeelte geldt dan als stok achter de deur, met als bijzondere voorwaarden: reclasseringstoezicht, waarvan de eerste 12 maanden een ITB-plus traject, behandelverplichting bij de Waag of een soortgelijke instelling met betrekking tot rouwverwerking, agressief- en seksueel overschrijdend gedrag, behandelverplichting bij Victas met betrekking tot middelengebruik wanneer de toezichthouder dit in een later stadium nodig acht, middelenverbod, elektronisch toezicht, een contactverbod met aangeefster in de breedste zin van het woord en een NPT-traject. Tevens adviseert de reclassering een locatiegebod met elektronische controle. In overleg met de Raad voor de Kinderbescherming adviseert de Reclassering Nederland om het jeugdstrafrecht toe te passen met toezicht door Samen Veilig Midden-Nederland.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 mei 2016, waaruit blijkt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De heer [B] van de Jeugdreclassering heeft ter zitting verklaard dat de door de Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden ook mogelijk zijn binnen een gedragsbeïnvloedende maatregel.
Alles afwegende is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat toepassing van het adolescentenstrafrecht, alsmede een jeugddetentie voor de duur van
9 maandenmet aftrek van voorarrest passend is. De rechtbank legt, mede gelet op hetgeen de heer [B] ter terechtzitting heeft verklaard, daaraan aansluitend een maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige op voor de duur van 12 maanden, zoals hierna omschreven, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 9 maanden. De ernst van de begane misdrijven geeft hiertoe aanleiding en de maatregel is in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Een dadelijke uitvoerbaarverklaring wordt niet opgelegd, omdat de verdachte eerst de detentie zal moeten uitzitten voordat de GBM een aanvang neemt.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn in de zaak met het parketnummer 16-705793-16 vier pakjes sigaretten in beslag genomen.
9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht om de inbeslaggenomen pakjes sigaretten verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de inbeslaggenomen pakjes sigaretten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de onder verdachte in beslag genomen sigaretten verbeurd moet worden verklaard omdat deze uit baten van het onder 3 tenlastegelegde feit zijn verkregen.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert voor het bij parketnummer 16/705793-16 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde een schadevergoeding van € 5.459,74 waarvan € 459,74 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
10.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van
[slachtoffer 1], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 subsidiair en 3 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. Nu de verdediging de door de benadeelde partij gevorderde schade niet heeft betwist, waardeert de rechtbank deze op € 5.459,74 (vijfduizendvierhonderdnegenenvijftig euro en vierenzeventig cent), te weten € 459,74 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2016 tot aan de dag van algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2016 tot aan de dag van algehele voldoening.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 63, 77a, 77c, 77g, 77i, 77x, 77w, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 180, 242, 300, 310, 311, 312, 318 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak- Verklaart het bij parketnummer 16/705793-16 onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring-Verklaart dat verdachte het bij parketnummer 16/705793-16 onder 1 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Verklaart dat verdachte het bij parketnummer 16/068081-16 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Verklaart dat verdachte het bij parketnummer 16/012736-16 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid- Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van 16/705793-16:
onder 1 subsidiair: poging tot verkrachting;
onder 3: diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
ten aanzien van 16/068081-16:
diefstal;
ten aanzien van 16/012736-16:
onder 1: afpersing;
onder 2: mishandeling;
onder 3: wederspannigheid.
-
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
-
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging- Veroordeelt verdachte, onder toepassing van het adolescentenstrafrecht, tot een jeugddetentie van
9 maanden.
- Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Maatregel- Legt op aan verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 1 (één) jaar, bestaande uit:
1) de maatregel van Toezicht en Begeleiding, inhoudende dat verdachte zich binnen vijf dagen na invrijheidstelling na het uitzitten van zijn detentie meldt bij Samen Veilig Midden-Nederland, Tiberdreef 8 te Utrecht, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
2) het ITB-plus traject voor de duur van 12 maanden, waarbij de controle kan worden uitgevoerd door middel van elektronisch toezicht. Indien het ITB-plus traject eerder wordt beëindigd dient het NPT- traject dit op te volgen;
3) een behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling, inhoudende behandeling voor rouwverwerking, behandeling voor seksueel grensoverschrijdend en agressief gedrag en systeembehandeling;
5) een behandeling bij Victas voor zijn middelenmisbruik, tenzij de reclassering dit niet meer noodzakelijk acht;
6) een middelenverbod voor één jaar, inhoudende dat verdachte zich voor de duur van één jaar moet onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en urineonderzoek;
7) een contactverbod voor de duur van één jaar, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] ;
8) een locatieverbod voor de duur van één jaar, inhoudende dat verdachte zich gedurende deze termijn niet mag bevinden op de [straatnaam] , de [straatnaam] , de [straatnaam] , de [straatnaam] en de [straatnaam] te Utrecht, waarbij de controle op het locatieverbod kan worden uitgevoerd door middel van elektronisch toezicht. Tenzij de reclassering dit niet meer noodzakelijk acht.
9) een locatiegebod, inhoudende dat verdachte zich gedurende de looptijd van de toezichtperiode dient te bevinden op de [adres] te [woonplaats] . Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 respectievelijk 15 uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling) zoals met de jeugdreclassering afgesproken, Waarbij de controle op het locatiegebod kan worden uitgevoerd door middel van elektronisch toezicht. Tenzij de reclassering dit niet meer noodzakelijk acht.
- Beveelt dat, als verdachte niet naar behoren meewerkt aan de tenuitvoerlegging van deze maatregel, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 9 (negen) maanden;
Beslag-Verklaart verbeurd: de in de zaak met het parketnummer 16-705793-16 in beslag genomen vier pakjes sigaretten.
De benadeelde partij-Wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot € 5.459,74 (zegge vijfduizendvierhonderdnegenenvijftig euro en vierenzeventig cent), te weten € 459,74 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2016 tot aan de dag van algehele voldoening.
-Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
-Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
-Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 5.459,74 (zegge vijfduizendvierhonderdnegenenvijftig euro en vierenzeventig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2016 tot aan de dag van algehele voldoening en bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 62 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
-Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. H.A. Gerritse en E. Akkermans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. van der Vegte, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juli 2016.
De griffier is buiten staat mede dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
ten aanzien van 16/705793-16:
1.
Primair
hij op of omstreeks 25 maart 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
[slachtoffer 1] door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door
bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het
ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit
het seksueel binnendringen van het lichaam,
immers is/heeft hij, verdachte
(- rond 2 uur 's nachts,
- nadat hij had gezien dat zij onvast ter been was en samen met haar is
meegelopen naar haar huis en/of,
- vervolgens, in de hal van de woning van die [slachtoffer 1] )
- die [slachtoffer 1] meermalen en/of herhaaldelijk gezoend op de mond/het
gezicht en/of geprobeerd die [slachtoffer 1] te zoenen op de mond/het gezicht,
waarbij zij (telkens) haar hoofd in een tegengestelde richting bewoog en/of
haar gezicht (steeds) afwendde en/of
- die [slachtoffer 1] geduwd/verplaatst, waardoor zij op de trap kwam te liggen
en/of
- ( herhaaldelijk) die [slachtoffer 1] bij haar heupen/lichaam vastgepakt en
vastgehouden en/of
- de panty/legging/kleding van de billen/heupen van die [slachtoffer 1] naar
beneden getrokken/geduwd/bewogen tot net boven de knieën en/of
- zijn broek losgemaakt en zijn geslachtsdeel uit zijn broek/onderbroek
gehaald en/of
- het hoofd van die [slachtoffer 1] (meermalen) (met kracht) in de richting van
zijn geslachtsdeel en/of broek gebracht en/of
- de benen van die [slachtoffer 1] in gespreide stand gebracht en/of
- die [slachtoffer 1] bij de knieholtes/benen/lichaam vastgepakt en/of
(vervolgens) tussen de benen van die [slachtoffer 1] gaan staan en/of
- herhaaldelijk boven haar gaan staan en/of over haar heen gaan hangen en
(zeer dichtbij haar) heen-en-weer-gaande bewegingen gemaakt in de richting van
haar lichaam en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] met haar rug naar hem toe staat, en/of terwijl hij
strak tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] staat en/of terwijl zijn
geslachtsdeel ontbloot was, met zijn onderlichaam heen-en-weer-gaande
bewegingen gemaakt en/of
- zijn vinger in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1]
heeft geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen, en/of
zijn
- die [slachtoffer 1] ter hoogte van de heup/vagina/tussen de benen heeft betast
en/of
- ( vervolgens) (meermalen en/of herhaaldelijk) (met kracht) zijn penis in de
vagina en/of tussen de schaamlippen en/of in de mond en/of in de anus van die
[slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen,
waarbij en/of waarna verdachte
- die [slachtoffer 1] (meermalen) in het gezicht/tegen het hoofd heeft gestompt
en/of
- ( meermalen/herhaaldelijk) zijn hand(en) over de mond van die [slachtoffer 1]
heeft gelegd en/of gehouden en/of
- zichzelf (meermalen) terwijl hij recht tegenover en dichtbij die
[slachtoffer 1] stond, heeft afgetrokken en/of
- ( meermalen) zijn rechterhand/wijsvinger heeft opgeheven in de richting van
(het gezicht van) die [slachtoffer 1] en/of
voornoemde (seksuele) handelingen voortgezet en/of hervat ondanks dat die
[slachtoffer 1] meermalen, althans éénmaal verbaal en/of non-verbaal had duidelijk
gemaakt dit niet te willen (onder meer door te gillen en/of te schreeuwen
en/of haar hoofd herhaaldelijk weg te draaien en/of af te wenden en/of haar
lichaam herhaaldelijk af te wenden en/of de hand van verdachte van haar mond
af te halen;
art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 maart 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en / of
een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en / of een andere
feitelijkheid [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van
handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van
het lichaam, opzettelijk
(- rond 2 uur 's nachts,
- nadat hij had gezien dat zij onvast ter been was en samen met haar is
meegelopen naar haar huis en/of,
- vervolgens, in de hal van de woning van die [slachtoffer 1] ,)
- meermalen en/of herhaaldelijk die [slachtoffer 1] heeft gezoend op de mond/het
gezicht en/of heeft geprobeerd die [slachtoffer 1] te zoenen op de mond/het
gezicht, waarbij zij (telkens) haar hoofd in een tegengestelde richting bewoog
en/of haar gezicht (steeds) afwendde en/of
- die [slachtoffer 1] heeft geduwd/verplaatst, waardoor zij op de trap kwam te
liggen en/of
- ( herhaaldelijk) die [slachtoffer 1] bij haar heupen/lichaam heeft vastgepakt en
vastgehouden en/of
- de panty/legging/kleding van de billen/heupen van die [slachtoffer 1] naar
beneden heeft getrokken/geduwd/bewogen tot net boven de knieën en/of
- zijn broek heeft losgemaakt en zijn geslachtsdeel uit zijn broek/onderbroek
heeft gehaald en/of
- het hoofd van die [slachtoffer 1] (meermalen) (met kracht) in de richting van
zijn geslachtsdeel en/of broek heeft gebracht en/of
- de benen van die [slachtoffer 1] in gespreide stand heeft gebracht en/of
- die [slachtoffer 1] bij de knieholtes/benen/lichaam heeft vastgepakt en/of
(vervolgens) tussen de benen van die [slachtoffer 1] is gaan staan en/of
- herhaaldelijk boven haar is gaan staan en/of over haar heen is gaan hangen
en (zeer dichtbij haar) heen-en-weer-gaande bewegingen heeft gemaakt in de
richting van haar lichaam en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] met haar rug naar hem toe staat, en/of terwijl hij
strak tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] staat en/of terwijl zijn
geslachtsdeel ontbloot was, met zijn onderlichaam heen-en-weer-gaande
bewegingen heeft gemaakt, en/of
- heeft getracht zijn penis in de vagina/anus/mond van die [slachtoffer 1] te
brengen, en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) in het gezicht/tegen het hoofd heeft gestompt
en/of
- ( meermalen/herhaaldelijk) zijn hand(en) over de mond van die [slachtoffer 1]
heeft gelegd en/of gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] ter hoogte van de heup/vagina/tussen de benen heeft betast
en/of
- zichzelf (meermalen) terwijl hij recht tegenover en dichtbij die
[slachtoffer 1] stond, heeft afgetrokken en/of
- ( meermalen) zijn rechterhand/wijsvinger heeft opgeheven in de richting van
(het gezicht van) die [slachtoffer 1] ,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 25 maart 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
met [slachtoffer 1] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van
zijn/haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was
zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand
te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten het
- meermalen en/of herhaaldelijk zoenen op de mond/het gezicht en/of geprobeerd
die [slachtoffer 1] te zoenen op de mond/het gezicht, waarbij zij (telkens) haar
hoofd in een tegengestelde richting bewoog en/of haar gezicht (steeds)
afwendde en/of
- ( herhaaldelijk) die [slachtoffer 1] bij haar heupen/lichaam vastpakken en
vasthouden en/of
- de panty/legging/kleding van de billen/heupen van die [slachtoffer 1] naar
beneden trekken/duwen/bewegen tot net boven de knieën en/of
- zijn broek losmaken en zijn geslachtsdeel uit zijn broek/onderbroek halen
en/of
- het hoofd van die [slachtoffer 1] (meermalen) (met kracht) in de richting van
zijn geslachtsdeel en/of broek brengen en/of
- spreiden van de benen van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] bij de knieholtes/benen/lichaam vastpakken en/of
(vervolgens) tussen de benen van die [slachtoffer 1] gaan staan en/of
- herhaaldelijk boven haar gaan staan en/of over haar heen gaan hangen en
(zeer dichtbij haar) heen-en-weer-gaande bewegingen maken in de richting van
haar lichaam en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] met haar rug naar hem toe staat, en/of terwijl hij
strak tegen en/of in het lichaam van die [slachtoffer 1] staat en/of terwijl zijn
geslachtsdeel ontbloot was, met zijn onderlichaam heen-en-weer-gaande
bewegingen maken en/of
- ( vervolgens) (meermalen en/of herhaaldelijk) (met kracht) zijn penis in de
vagina en/of tussen de schaamlippen en/of in de mond en/of in de anus van die
[slachtoffer 1] duwen en/of brengen en/of houden en/of (heen en weer) bewegen,
en/of
- zijn vinger in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1]
heeft geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen, en/of
zijn
- die [slachtoffer 1] ter hoogte van de heup/vagina/tussen de benen heeft betast
en/of
- zichzelf (meermalen) terwijl hij recht tegenover en dichtbij die
[slachtoffer 1] stond, heeft afgetrokken;
art 243 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 maart 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
met [slachtoffer 1] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van
zijn/haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was
zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand
te bieden,
een of meer handelingen te plegen, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
- meermalen en/of herhaaldelijk die [slachtoffer 1] heeft gezoend op de mond/het
gezicht en/of heeft geprobeerd die [slachtoffer 1] te zoenen op de mond/het
gezicht, waarbij zij (telkens) haar hoofd in een tegengestelde richting bewoog
en/of haar gezicht (steeds) afwendde en/of
- die [slachtoffer 1] heeft geduwd/verplaatst, waardoor zij op de trap kwam te
liggen en/of
- ( herhaaldelijk) die [slachtoffer 1] bij haar heupen/lichaam heeft vastgepakt en
vastgehouden en/of
- de panty/legging/kleding van de billen/heupen van die [slachtoffer 1] naar
beneden heeft getrokken/geduwd/bewogen tot net boven de knieën en/of
- zijn broek heeft losgemaakt en zijn geslachtsdeel uit zijn broek/onderbroek
heeft gehaald en/of
- het hoofd van die [slachtoffer 1] (meermalen) (met kracht) in de richting van
zijn geslachtsdeel en/of broek heeft gebracht en/of
- de benen van die [slachtoffer 1] in gespreide stand heeft gebracht en/of
- die [slachtoffer 1] bij de knieholtes/benen/lichaam heeft vastgepakt en/of
(vervolgens) tussen de benen van die [slachtoffer 1] is gaan staan en/of
- herhaaldelijk boven haar is gaan staan en/of over haar heen is gaan hangen en
(zeer dichtbij haar) heen-en-weer-gaande bewegingen heeft gemaakt in de
richting van haar lichaam en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] met haar rug naar hem toe staat, en/of terwijl hij
strak tegen en/of in het lichaam van die [slachtoffer 1] staat en/of terwijl zijn
geslachtsdeel ontbloot was, met zijn onderlichaam heen-en-weer-gaande
bewegingen heeft gemaakt en/of
- ( vervolgens) (meermalen en/of herhaaldelijk) (met kracht) zijn penis in de
vagina en/of tussen de schaamlippen en/of in de mond en/of in de anus van die
[slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) heeft
bewogen, en/of
- heeft getracht zijn penis in de vagina/anus/mond van die [slachtoffer 1] te
brengen, en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) in het gezicht/tegen het hoofd heeft gestompt
en/of
- ( meermalen/herhaaldelijk) zijn hand(en) over de mond van die [slachtoffer 1]
heeft gelegd en/of gehouden en/of
- zijn vinger in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1]
heeft geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen, en/of
zijn
- die [slachtoffer 1] ter hoogte van de heup/vagina/tussen de benen heeft betast
en/of
- zichzelf (meermalen) terwijl hij recht tegenover en dichtbij die
[slachtoffer 1] stond, heeft afgetrokken en/of
- ( meermalen) zijn rechterhand/wijsvinger heeft opgeheven in de richting van
(het gezicht van) die [slachtoffer 1] ;
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 243 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 25 maart 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, om ongeveer 2:30 uur, in elk geval gedurende de voor de
nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] ,
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
twee bankpassen en/of een sjaal en/of een zonnebril, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
ten aanzien van 16/012736-16:
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of
meerdere schoenen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte, deze [slachtoffer 2] een mes heeft getoond en/of deze [slachtoffer 2]
een mes op de keel heeft gezet;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 18 januari 2016 te Utrecht met het
oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van
een paar schoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij verdachte, deze [slachtoffer 2] het mes heeft getoond en/of deze [slachtoffer 2] een
mes op de keel heeft gezet.
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
een tot nog toe onbekend gebleven persoon heeft mishandeld door deze persoon
een of meerdere malen tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te
stompen/slaan/duwen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 18 januari 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
zich
met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen een of meer ambtenaren, [verbalisant 5] en/of [verbalisant 3] , werkzaam in
de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter
aanhouding van hem, verdachte, op heterdaad op grond van artikel 53 van het
Wetboek van Strafvordering,
door
- zijn arm in tegengestelde richting te bewegen dan in welke deze [verbalisant 5]
hem trachtte te brengen en/of
- zijn hand tot een vuist te ballen en/of (daarna) naar achteren (te proberen)
te stompen/slaan;
art 180 Wetboek van Strafrecht
ten aanzien van 16/068081-16:
hij, op of omstreeks 31 maart 2016 te Utrecht,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een geldbedrag van 6 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Bij de genoemde bewijsmiddelen is uitgegaan van de pagina nummers rechts onderaan elke pagina.
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, met proces-verbaal nr. PL0900-2016090428, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 181). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina’s 39 - 40.
4.Bijlage goederen doorgenummerde pagina 42 bijhorende bij het proces-verbaal aangifte.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 130.
6.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 75.
7.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina’s 81 – 82.
8.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 82.
9.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900-2016019583, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 36). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
10.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 18.
11.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina’s 18 - 19.
12.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 18.
13.Proces-verbaal aanhouding, doorgenummerde pagina 4- 5.
14.Proces-verbaal aanhouding, doorgenummerde pagina 5.
15.Proces-verbaal aanhouding, doorgenummerde pagina 4.