ECLI:NL:RBMNE:2016:4508

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
9 augustus 2016
Zaaknummer
C/16/407696/HA ZA 16-41
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van hypotheekbank voor restschuld na executie en kredietcrisis

In deze zaak vorderden twee voormalige echtgenoten, hierna aangeduid als eisers, dat de rechtbank Regiobank N.V. aansprakelijk zou stellen voor de restschuld die zij na de verkoop van hun woning hadden overgehouden. De eisers waren in gemeenschap van goederen gehuwd en hadden in 2005 een hypotheek afgesloten voor de aankoop van een nieuwbouwwoning. Na de verkoop van de woning in 2014, bleven zij met een restschuld van EUR 125.015,47 zitten, omdat de verkoopopbrengst niet voldoende was om de hypotheekschuld af te lossen. De eisers stelden dat Regiobank, als speler in de financiële sector, medeverantwoordelijk was voor de kredietcrisis en de daaruit voortvloeiende daling van de huizenprijzen. Zij voerden aan dat Regiobank haar zorgplicht had geschonden door hen niet te informeren over de risico's van de dalende markt en hen niet te beschermen tegen lichtzinnig handelen.

Regiobank betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat de eisers niet volledig en naar waarheid de relevante feiten hadden gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de zorgplicht van Regiobank niet in abstracto kon worden vastgesteld, maar afhankelijk was van de specifieke omstandigheden van de rechtsverhouding tussen partijen. De rechtbank concludeerde dat de eisers onvoldoende hadden gesteld om te kunnen oordelen dat Regiobank haar verplichtingen had geschonden. Daarom werden de vorderingen van de eisers afgewezen en werden zij veroordeeld in de proceskosten.

De rechtbank benadrukte dat de inhoud van de zorgplicht van een bank moet worden bepaald aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval, en dat een beroep op zorgplicht alleen kan slagen indien concrete feiten en omstandigheden worden gesteld die betrekking hebben op de relevante rechtsverhouding. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten, die tot dat moment waren begroot op EUR 1.523,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/407696 / HA ZA 16-41
Vonnis van 24 augustus 2016
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. F.E. Boonstra te ’s-Gravenhage,
tegen
de naamloze vennootschap
REGIOBANK N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. G. Hamers te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eisers] en Regiobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 mei 2016,
  • een akte overlegging producties van 22 juni 2016 zijdens [eisers] ,
  • een brief van 27 juni 2016 van mr. Hamers houdende nadere producties,
  • het proces-verbaal van de comparitie van 8 juli 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eisers] zijn gewezen echtgenoten. Zij waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en zijn op [2011] gescheiden.
2.2
Tijdens hun huwelijk hebben [eisers] in 2005 een nieuwbouwwoning gekocht aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] . Ter financiering hiervan zijn zij met WestlandUtrecht Hypotheekbank N.V., een rechtsvoorgangster van Regiobank, een overeenkomst van geldlening aangegaan met een hoofdsom van EUR 285.544,--. Tot zekerheid voor de terugbetaling van deze lening hebben [eisers] een hypotheekrecht op de woning gevestigd ten behoeve van Regiobank. De hypotheeklening is tot stand gekomen met de hulp van een door [eisers] ingeschakelde hypotheekadviseur.
2.3
In november 2014 is de woning verkocht voor een bedrag van EUR 210.000,--. Bij brief van 12 maart 2015 heeft Regiobank aan [eisers] medegedeeld dat de opbrengst niet voldoende was om de gehele hypotheekschuld af te lossen en aanspraak gemaakt op betaling van de restschuld ten bedrage van EUR 125.015,47.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(i) primair voor recht verklaart dat Regiobank haar verplichtingen jegens [eisers] heeft geschonden en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld, althans toerekenbaar is tekortgeschoten, en dat Regiobank jegens [eisers] aansprakelijk is voor de schade die zij dientengevolge hebben geleden en nog zullen lijden, voor zover nodig nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
(ii) subsidiair voor recht verklaart dat de tussen Regiobank en [eisers] gesloten hypotheekovereenkomst zal worden ontbonden, dan wel met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid zal worden gewijzigd, nu gedaagde haar verplichtingen jegens [eisers] heeft geschonden en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld, althans toerekenbaar is tekortgeschoten, en dat Regiobank jegens eisers aansprakelijk is voor de schade die zij dientengevolge hebben geleden en nog zullen lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; en
(iii) Regiobank veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2
Aan hun vorderingen hebben [eisers] ten grondslag gelegd dat Regiobank is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende zorgplicht.
3.3
Regiobank voert verweer.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Het voorliggende geding betreft een vordering van twee hypotheekgevers tot aansprakelijkstelling van hun hypotheekbank voor de restschuld na verkoop van het onderpand en afwikkeling van de hypotheek. [eisers] vorderen een verklaring voor recht dat Regiobank aansprakelijk is voor de door hen geleden schade, bestaande uit de hypothecaire restschuld. Daaraan hebben zij ten grondslag gelegd dat Regiobank haar verplichtingen, meer specifiek de op haar rustende zorgplicht, jegens hen heeft geschonden. [eisers] hebben daartoe gesteld dat Regiobank in macro-economisch opzicht een rol heeft gespeeld in het ontstaan van de kredietcrisis en de daarmee verbonden daling van de huizenprijzen. Volgens [eisers] heeft de financiële sector, Regiobank incluis, haar klanten verleid tot maximale hypotheekafname omdat daarvan geprofiteerd werd in het kader van de securitisatiepraktijk, en worden de negatieve gevolgen daarvan nu ten onrechte afgewenteld op schuldenaren als [eisers] Regiobank had [eisers] niet alleen moeten informeren over de risico’s van de dalende markt en van een mogelijke restschuld, maar hen ook moeten beschermen tegen lichtzinnig handelen, aldus [eisers]
4.2
Regiobank betwist dat zij haar zorgplicht heeft geschonden en dat zij heeft bijgedragen aan de kredietcrisis en de daar mee samenhangende macro-economische situatie. Daarnaast heeft Regiobank aangevoerd dat [eisers] bewust een misleidend beeld van de gang van zaken hebben gegeven door, in strijd met hun stelplicht en artikel 21 Rv, niet volledig en naar waarheid de voor de beoordeling van het geschil relevante feiten en omstandigheden te vermelden.
4.3
Tussen partijen is terecht niet in geschil dat op Regiobank een zorgplicht rust. De vraag die daarmee thans ter beantwoording voorligt, is hoe deze zorgplicht precies moet worden ingevuld en of Regiobank in de nakoming daarvan is tekortgeschoten. Te dien aanzien stelt de rechtbank voorop dat, naar bestendige rechtspraak, het bestaan en de inhoud van een bancaire zorgplicht bepaald moeten worden aan de hand van de specifieke omstandigheden van het concrete geval, waaronder de aard van de betrokken rechtsverhouding, de aan het desbetreffende product en/of dienst verbonden risico’s, de eventuele deskundigheid en ervaring van de cliënt en diens inkomens- en vermogenspositie (vgl. HR 9 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2536, rov. 3.6.2; zie ook Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV 2015/68). Dit uitgangspunt brengt mee dat de inhoud van een bancaire zorgplicht niet in abstracto kan worden bepaald, bijvoorbeeld aan de hand van deze zaak overstijgende macro-economische inzichten. Een beroep op een zorgplicht kan alleen slagen indien daartoe concrete feiten en omstandigheden worden gesteld die betrekking hebben op de relevante rechtsverhouding.
4.4
[eisers] hebben bij dagvaarding en bijbehorende (nagekomen) producties een uitvoerig betoog gehouden ter adstructie van de aan hun vordering ten grondslag gelegde zorgplichtschending. Dit betoog heeft evenwel, zoals mr. Boonstra ook ter comparitie heeft bevestigd, uitsluitend betrekking op de rol die Regiobank volgens [eisers] heeft gespeeld bij het ontstaan van de kredietcrisis en de gevolgen daarvan voor de waarde(daling) van hun woning. Over de specifieke kenmerken van hun rechtsverhouding met Regiobank, de aan hun hypotheek(lening) verbonden risico’s, hun kennis en ervaring, hun inkomens- en vermogensposities, de volgens hen op Regiobank rustende informatie- mededelings- waarschuwings- en/of onderzoeksplichten en de schending daarvan door Regiobank, hebben [eisers] niets gesteld, omdat - aldus mr. Boonstra - de vordering niet is gebaseerd op daaraan te ontlenen argumenten.
4.5
Hoewel de rechtbank daarin geen aanleiding ziet om, zoals door Regiobank is bepleit, een gevolgtrekking te maken als bedoeld in art. 21 Rv, kan het voorgaande tot geen andere conclusie leiden dan dat [eisers] onvoldoende hebben gesteld om te kunnen oordelen dat Regiobank haar verplichtingen jegens [eisers] heeft geschonden. Aangezien zowel de primair als de subsidiair gevorderde verklaringen voor recht berusten op het bestaan van een tekortkoming aan de zijde van Regiobank, liggen zij reeds om die reden voor afwijzing gereed. Het beroep dat [eisers] hebben gedaan op misbruik van omstandigheden, redelijke toerekening en onvoorziene omstandigheden kan geen tekortkoming aan de zijde van Regiobank opleveren, zodat het verder onbesproken dient te blijven.
4.6
De slotsom is dat de vorderingen zullen worden afgewezen. Hierbij past een veroordeling van [eisers] , als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten. Bedoelde proceskosten worden tot op heden aan de zijde van Regiobank gevallen begroot op:
- griffierecht EUR 619,00,
- salaris advocaat
EUR 904,00(factor 2 x tarief van EUR 452,00),
Totaal EUR 1.523,00.
De nakosten en rente zullen worden toegewezen op de na te melden wijze.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
wijst de vorderingen af,
5.2
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Regiobank tot op heden begroot op EUR 1.523,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na aanschrijving door Regiobank tot aan de volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Regiobank volledig aan de kostenveroordeling ad EUR 1.523,00 voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- EUR 131,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van EUR 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
- deze nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, te berekenen vanaf de 21e dag na de bedoelde aanschrijving tot aan de volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 omschreven kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2016.