ECLI:NL:RBMNE:2016:4492

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
8 augustus 2016
Zaaknummer
C/16/15/360 F
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van het bevel tot inbewaringstelling en schorsing inbewaringstelling in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2016 een beschikking gegeven in het kader van de opheffing van een bevel tot inbewaringstelling van de gefailleerde, hierna aangeduid als [naam]. De rechtbank heeft eerder, op 12 mei 2015, [naam] in staat van faillissement verklaard. De gefailleerde heeft in de periode van zijn faillissement niet voldaan aan de verplichtingen om zijn administratie in te leveren, wat leidde tot een bevel tot inbewaringstelling. De curator heeft verzocht om de schorsing van de inbewaringstelling in te trekken en de inbewaringstelling voort te zetten, terwijl [naam] verzocht heeft om opheffing van het bevel.

De rechtbank heeft de belangen van [naam] afgewogen tegen de belangen van de schuldeisers. Hierbij is gekeken naar de gevolgen van de inbewaringstelling voor [naam] en of er minder ingrijpende maatregelen beschikbaar waren voor de curator. De rechtbank concludeert dat de inbewaringstelling niet langer gerechtvaardigd is, gezien de omstandigheden en de medewerking van [naam] aan de afwikkeling van zijn faillissement. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam] aan de voorwaarden van de schorsing heeft voldaan en dat de administratie niet meer beschikbaar is, wat de noodzaak voor de inbewaringstelling ondermijnt.

De rechtbank heeft daarom het bevel tot inbewaringstelling opgeheven en de curator niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot inname van het paspoort van [naam]. De verplichtingen van [naam] om inlichtingen te verschaffen aan de curator blijven echter onverkort gelden. De rechtbank heeft het vertrouwen uitgesproken dat [naam] met zijn advocaat zal meewerken aan de afwikkeling van zijn faillissement, maar heeft tevens bepaald dat hij Nederland niet mag verlaten. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door mr. P.J. Neijt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/15/360 F
beschikking van 29 juli 2016 op grond van artikel 88 van de Faillissementswet van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
Bij vonnis van deze rechtbank van 12 mei 2015 is in staat van faillissement verklaard:
[naam],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
woonadres: [adres] ,
handelend onder de naam [bedrijf 1] ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer] ,
hierna: [naam] ,
advocaat: mr. R.F. Vogel.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 september 2015 bevolen dat [naam] in verzekerde bewaring zal worden gesteld in het Huis van bewaring te Utrecht of in een ander Huis van Bewaring. Op grond van dit bevel is [naam] op 12 mei 2016 in verzekerde bewaring gesteld in de A.P.U. te Nieuwegein.
1.2.
Bij beschikking van 13 mei 2016 is bevolen dat de inbewaringstelling van [naam] zal voortduren tot en met 11 juni 2016. Bij beschikking van 7 juni 2016 is bevolen dat de inbewaringstelling zal voortduren tot en met 11 juli 2016. Bij beschikking van 27 juni 2016 is bevolen dat het bevel inbewaringstelling wordt verlengd tot en met 10 augustus 2016 en dat de tenuitvoerlegging van het bevel inbewaringstelling onder voorwaarden wordt geschorst tot en met 27 juli 2016. Op 26 juli 2016 is een faxbrief met bijlagen van de curator en op 27 juli 2016 een faxbrief van de advocaat van [naam] ter griffie van de rechtbank ontvangen. [naam] , zijn advocaat, en de curator zijn op 27 juli 2016 door de rechtbank gehoord.

2.De verzoeken

2.1.
De curator heeft verzocht de schorsing van de tenuitvoerlegging van het bevel inbewaring-stelling in te trekken, de inbewaringstelling te laten voortduren, het paspoort van gefailleerde in te nemen en te bepalen dat hij Nederland niet mag verlaten. [naam] heeft verzocht het bevel inbewaringstelling op te heffen.

3.De beoordeling

3.1.
Mede in verband met het bepaalde in artikel 5 EVRM dient de rechtbank te onderzoeken of er op basis van de huidige stand van zaken nog gronden aanwezig zijn die de voortduring van de, op 27 juni 2016 onder voorwaarden geschorste, inbewaringstelling en daarmee de inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [naam] rechtvaardigen. Het recht op persoonlijke vrijheid van [naam] dient daarbij te worden afgewogen tegen de bij de inbewaringstelling betrokken belangen van de gezamenlijke schuldeisers. Daarbij is in de eerste plaats van belang of de gevolgen van de inbewaringstelling voor [naam] in de gegeven omstandigheden in de juiste verhouding staan tot de omvang van zijn schuldenlast en het karakter van de inbewaringstelling die is bedoeld als dwangmiddel tegen verzuim door [naam] van zijn verplichtingen uit de Faillissementswet. In de tweede plaats is van belang na te gaan of de curator minder vergaande (dwang)middelen tot zijn beschikking heeft om zich ervan te verzekeren dat de verplichtingen uit de Faillissementswet worden nagekomen. De rechtbank is van oordeel dat deze belangenafweging thans in het voordeel van [naam] uitvalt op de hierna volgende gronden.
3.2.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de naleving van de opgelegde schorsingsvoorwaarden als volgt. [naam] heeft op zijn kosten bankafschriften van de bankrekening van zijn eenmanszaak [bedrijf 1] bij de Rabobank overgelegd. Uit de overgelegde verklaringen van 20 juli 2016 van de ABN AMRO Bank en SNS Bank blijkt dat [naam] geen bankrekeningen bij deze banken heeft aangehouden. [naam] heeft ter zitting verklaard dat hij evenmin bij de ING Bank een rekening heeft gehad. Hiermee is voldoende komen vast te staand dat [naam] aan de voorwaarde tot het overleggen van bankafschriften van zijn [bedrijf 2] heeft voldaan. Uit de verklaring van 21 juli 2016 van een door [naam] ingeschakelde accountant blijkt dat zij geen bankrekeningen van de vennootschappen [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] hebben aangetroffen.
3.3.
De curator wenst van [naam] te vernemen op wiens naam een Russische bankrekening met een creditsaldo van € 917.163,47 is gesteld. Echter, de curator heeft ter zitting ook verklaard dat het Gerechtshof te Arnhem tijdens de behandeling van het hoger beroep tegen de faillietverklaring heeft geoordeeld dat voor het akkoord geen gelden uit Rusland beschikbaar zijn. Aangezien van de plannen om met een Russische partner films te produceren is afgezien en de curator geen gelden uit Rusland verwacht, valt niet in te zien wat de gevaagde informatie aan baten voor de boedel zou kunnen opleveren.
3.4.
Wat betreft de administratie die [naam] dient over te leggen, is het volgende komen vast te staan. De administratie bevond zich in het bedrijfspand dat werd gehuurd door een stichting waarvan [naam] bestuurder is. De curator heeft [naam] bericht dat hij de administratie uit het pand diende te verwijderen en bij de curator moest inleveren. [naam] heeft hier geen gehoor aan gegeven. Vervolgens heeft de verhuurder van het pand met de curator contact opgenomen met de vraag hoe om te gaan met de in het pand aanwezige inventaris. De curator heeft vervolgens aan de verhuurder bericht dat niet [naam] , maar de stichting huurder was, zodat hij geen taak had bij de ontruiming van het pand. De curator heeft nagelaten de aldaar aanwezige administratie onder zich te nemen, ofschoon hij hier op grond van artikel 92 Fw voor diende te zorgen. De verhuurder heeft de inventaris en administratie vervolgens laten vernietigen. Een accountant heeft getracht op kosten van (de ouders van) [naam] de administratie van zijn eenmanszaak te reconstrueren. Dit bleek niet mogelijk. Hoewel aan [naam] een verwijt kan worden gemaakt van het niet bewaren van zijn administratie, staat voldoende vast dat die administratie niet meer beschikbaar is. Onder deze omstandigheden bestaat onvoldoende aanleiding voor het inzetten van het dwangmiddel van de inbewaringstelling. Niet valt in te zien hoe dit dwangmiddel kan bijdragen aan de verdere afwikkeling van het faillissement.
3.5.
De boedel heeft belang bij een verkoop van een door [naam] ontwikkeld script, nu daarvoor een koopsom van € 50.000 is geboden. De vragen die moeten worden beantwoord zijn: waar ligt het script? En wie is/zijn eigenaar van het script? [naam] heeft de curator in contact gebracht met een producer in de Verenigde Staten die per e-mail heeft verklaard een script van de film [X] (indirect) onder zich te hebben. De curator heeft tot op heden geen contact met deze producer gezocht. Een ruwe versie van het script van de film [X] bevindt zich naar alle waarschijnlijkheid bij de auteur in Nederland. [naam] en zijn advocaat hebben toegezegd mee te werken aan het achterhalen van de vindplaats van deze ruwe versie en het onderzoek naar de vraag wie rechthebbende is ten aanzien van het script. De curator heeft op dit moment dus voldoende andere mogelijkheden om vast te stellen of het script tot de boedel behoort. Derhalve bestaat op dit moment onvoldoende grond de inbewaringstelling voort te zetten in verband met het ontbreken van het script.
3.6.
De rechtbank zal het bevel tot inbewaringstelling van [naam] en het bevel tot schorsing van de tenuitvoerlegging van dat bevel opheffen in het vertrouwen dat [naam] met de hulp van zijn advocaat volledig zal meewerken aan de afwikkeling van zijn faillissement.
3.7.
Overigens blijven de verplichtingen van de gefailleerde tot het verschaffen van inlichtingen aan de curator en rechter-commissaris, waaronder de verplichting de curator te informeren over de (overdracht van de) rechten op het script van de film [X] , onverkort gelden. Indien blijkt dat [naam] de rechthebbende op dat filmscript is, dient hij zijn volledige medewerking te verlenen aan een verkoop van het script ten behoeve van zijn gezamenlijke schuldeisers.
3.8.
[naam] mag nog altijd Nederland niet verlaten. Aangezien de rechter-commissaris bevoegd is het paspoort van [naam] in te nemen, zal de rechtbank zich wat betreft dit deel van het verzoek van de curator onbevoegd verklaren.

4.Beslissing

De rechtbank:
- heft met onmiddellijke ingang op het op 27 juni 2016 gegeven bevel tot verlenging en schorsing van de inbewaringstelling van:
[naam],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
woonadres: [adres] ,
handelend onder de naam [bedrijf 1] ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer] ;
- verklaart de curator niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot inname van het paspoort van [naam] .
Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 29 juli 2016 door mr. P.J. Neijt, rechter.