ECLI:NL:RBMNE:2016:4457

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2016
Publicatiedatum
4 augustus 2016
Zaaknummer
16/700227-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksuele handelingen met bewusteloze ex-vriendin, drugbezit en wapenbezit

Op 3 augustus 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder het plegen van seksuele handelingen met zijn ex-vriendin terwijl zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde door GHB-gebruik. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het seksueel binnendringen van de vrouw met een dildo, terwijl hij wist dat zij niet in staat was om toestemming te geven. Daarnaast werd hij veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine en voor smaad door het verspreiden van kwetsende afbeeldingen van de vrouw via sociale media. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De verdachte had eerder verklaard dat hij niet wist dat het stroomstootwapen dat bij hem was aangetroffen, een wapen was. De rechtbank oordeelde echter dat hij dit had moeten weten, gezien de omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700227-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 3 augustus 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1985] ,
thans gedetineerd in PI Overijssel, Huis van Bewaring te Zwolle.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2016 en 20 juli 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door
mr. E. Kok, advocaat te Rotterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.J. Lambers, en van wat verdachte en de raadsman, alsmede van hetgeen mr. M.A.J. Kubatsch, advocaat te [woonplaats] , namens de benadeelde partij, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 26 april 2016 gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 29 september 2015 tot en met 4 oktober 2015 te [woonplaats] met [aangeefster] , van wie verdachte wist dat deze in staat van bewusteloosheid/verminderd bewustzijn/lichamelijke onmacht verkeerde, handelingen heeft verricht, die (mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , door een dildo in de anus van die [aangeefster] te hebben gebracht/geduwd/gehouden;
Feit 2:
op 2 november 2015 te [woonplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad 1794 gram en/of 64 gram amfetamine;
Feit 3:
in de periode van 30 maart 2015 tot en met 2 november 2015 te [woonplaats] opzettelijk de eer en/of goede naam van [aangeefster] heeft aangerand, door middel van het verspreiden en tentoon stellen via WhatsApp en/of Facebook van afbeeldingen en een filmpje van
[aangeefster] , waarop zij naakt, onder invloed van GHB en/of kwijlend op de wc zit, waarop zij naakt en onder invloed van GHB liggend op haar buik met een dildo in haar anus te zien is, waarop zij naakt en onder invloed van GHB met de benen omhoog en gespreid ligt waardoor haar schaamstreek en anus zichtbaar is, en waarop zij een (stijve) penis in haar mond heeft.
Feit 4:
op 23 januari 2015 zijn levensgezel [aangeefster] heeft mishandeld, door haar met kracht een trap/schop tegen haar knie, althans been te geven.
Feit 5:
op 23 januari 2015 een nabootsing van een veerdrukpistool en een elektrisch stroomstoot wapen voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 5 bewezen kunnen worden, met uitzondering van het onder 5 ten laste gelegde met betrekking tot het stroomstootwapen. De officier van justitie heeft voor de bewezenverklaring gewezen op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, alsmede op de bijgevoegde DVD met filmpjes.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder 2 en 3 bewezen kan worden verklaard, alsmede het voorhanden hebben van de onder 5 ten laste gelegde nabootsing van een veerdrukpistool.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder 1 en 4 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdediging heeft hiertoe verschillende verweren gevoerd die hierna, op de plaats waar dat relevant is, zullen worden besproken. Voorts acht de verdediging niet bewezen dat verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat hij een stroomstootwapen in zijn woning aanwezig heeft gehad. Feit 5 kan daarom ten aanzien van het stroomstootwapen niet wettig en overtuigend bewezen worden aldus de verdediging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 4
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van (destijds) zijn levensgezel [aangeefster] . Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar met kracht tegen haar knie heeft getrapt. Uit de geneeskundige verklaring blijkt ook dat aangeefster een zwelling in haar knie had. Verdachte heeft echter verklaard dat aangeefster deze zwelling aan haar knie heeft opgelopen doordat zij, nadat zij hysterisch de woning van verdachte had verlaten, tegen een paaltje is gelopen. De rechtbank kan deze verklaring van verdachte voor het letsel bij aangeefster op basis van het dossier niet uitsluiten, met name gelet op de getuigenverklaring van [getuige 1] die bij het gebeuren aanwezig is geweest. [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte aangeefster [aangeefster] niet heeft aangeraakt en [aangeefster] schreeuwend de woning heeft verlaten en vervolgens lag te kermen van de pijn op straat. Dat verdachte die avond een sms-bericht heeft gestuurd aan [A] met de tekst: ‘ik heb [aangeefster] net kanke klappen gegeven’ biedt ook onvoldoende ondersteuning voor een bewezenverklaring van het trappen tegen de knie van aangeefster. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
4.3.2
Feiten 1 en 3 [1]
Ten aanzien van feiten 1 en 3
Aangeefster [aangeefster] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
In de nacht van 29 september op 30 september (de rechtbank begrijpt: 2015) was ik bij [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). Ik heb toen samen met hem GHB gebruikt. Ik ben na het gebruik van de GHB ‘out’ gegaan. [verdachte] zegt dat ik 6 uur out ben geweest. [2] Ik lag in zijn woning, [adres 1] hoog (de rechtbank begrijpt: te [woonplaats] ). Terwijl ik out was heeft [verdachte] een dildo in mij gestopt en hij heeft hier foto’s van gemaakt. [3] Toen ik wakker werd lag ik achterste voren aan de andere kant van het bed. Ik had pijn in mijn kont. Ik ben naar de wc gegaan. Ik zag dat er bloed in de pot lag. Op maandag kreeg ik foto’s. Ik zag dat er een dildo van bijna een meter in mijn kont zat. Er was ook een foto dat er een dildo in mijn kont ging en zijn pik in mijn kut. Hij zei dat ik toestemming had gegeven. Ik zei dat ik dat niet kon doen in zo’n toestand. [4]
U vraagt mij of ik met [verdachte] afspraken had gemaakt over seks terwijl ik out was. Ja, dat hield in dat hij dan van mij af moest blijven. U vraagt mij of we expliciet hebben besproken dat hij dan van mij af moest blijven. Ja, maar [verdachte] houdt zich daar toch niet aan. Als ik out ben weet ik niets meer, dus dan weet ik ook niet meer wat er met mij gebeurd is. We hadden duidelijke afspraken gemaakt en dat was dat hij van mij af moest blijven als ik out was. [5]
Omdat ik niet naar [verdachte] toe wilde komen, zou hij die foto’s rondsturen. Hij heeft 1 foto rondgestuurd naar verschillende mensen. [6] Andere mensen hadden die foto ook gezien en zagen gewoon dat ik niet bij was. [7] Deze foto’s zijn zonder mijn toestemming genomen. Hij dreigde toen wederom foto’s van mij te gaan verspreiden. Dit had hij al eens eerder gedaan. Hij heeft die foto’s gestuurd naar mensen die bij mij in de buurt wonen en die ik ook goed ken. [verdachte] heeft zelf screenshots gemaakt van de berichten die hij naar diverse personen heeft gestuurd. Die heb ik u via de mail toegezonden. [8] [verdachte] heeft ook een pijpfoto op Facebook gezet. Die heeft hij op de tijdlijn gezet. Dat betekent dat iedereen dat kan zien die met mij of met hem bevriend is. Ik hoorde dat hij zei: “kankerhoer, ik trek je eigenwaarde naar beneden”. Ik heb daar een screenshot van gemaakt, die bij mijn aangifte gevoegd kan worden. [9] Dit is ongeveer in maart of april 2015 geweest. [10] Hij heeft ook een video naar mijn moeder gestuurd dat ik op de wc zat. Ik zag dat ik naakt op de wc zat en dat ik aan het kwijlen was. Ik heb toen waarschijnlijk iets teveel gebruikt. [11]
Uit de geneeskundige verklaring blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum: 2-11-2015.
Achternaam: [aangeefster]
Voornaam: [aangeefster] .
D.d. 19-10-2015: inspectie van anus en vagina: tekenen van bloedverlies, zowel rectaal als vaginaal. [12]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 15 oktober 2015 heb ik een email van aangeefster [aangeefster] ontvangen. De email bevatte een verslag van een conversatie waarvan aangeefster zegt dat zij dit via Whatsapp gevoerd heeft. [13]
Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte in haar telefoon heeft opgeslagen onder de naam ‘ [naam 1] ’. [14]
Uit het bijgevoegde WhatsApp gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[naam 1] : nu stuur ik de foto’s naar iedereen. [15]
[aangeefster] Iedereen zie dat ik out lig. Dan ben je gewoon niet wijs.
[naam 1] : Opkankeren. [16]
[aangeefster] Ben je toch ziek [verdachte] als iemand out leg.
Da’s gewoon verkrachting.
[naam 1] : je lag nie out.
[aangeefster] Dat heet lijken neuken.
[naam 1] : Bewijs maar. Je was gewoon bij hoor. [17]
[naam 1] : De foto’s doen hun werk. Je kom nooit van me af. [18]
[aangeefster] Ik heb nooit toestemming gegeven. Je bent ziek [verdachte] .
[naam 1] : Je was bij. En ging je out.
[aangeefster] Ik heb dit nooit gewild.
[naam 1] : Zei dat voordat je aan de g ging.
[aangeefster] Anders vroeg ik niet aan je die ochtend, wat is er gebeurd.
Nee, hier heb ik geen toestemming gevraagd.
[naam 1] : Oké
[aangeefster] : Om een kanke dildo van een meter helemaal in me hol te doue
[naam 1] : Ja iedereen ze mening erover verdeeld. [19]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 2 november 2015 werden er tijdens een doorzoeking in de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] , alwaar verdachte [verdachte] verbleef, meerdere goederen in beslag genomen, waardoor mobiele telefoons. [20] Op de Samsung telefoon zag ik meerdere foto- en videobestanden.
Filmpje 1:
Ik hoorde de man aan het begin van de video zeggen: “Hey [aangeefster] , kijk eens zo’n mooi kontje hey, zie je dat? Helemaal uitgewoond, slet”. Ik zag dat er bloed rond de anus van de vrouw zichtbaar was. Ik zag dat het filmpje 45 seconden duurde en dat de vrouw gedurende die 45 seconden op geen enkel moment een reactie gaf.
Filmpje 3:
Ik zag op dit filmpje een man en een vrouw. Ik zag dat de vrouw een dildo in haar anus had. Op de dildo, aan de zijde van de vrouw, en rond de anus van de vrouw was bloed zichtbaar. Rond minuut 1.06 zag ik dat de camera naar achteren bewogen werd. Hierop werd een gedeelte van het lichaam van de man zichtbaar. Op dit lichaam waren diverse tatoeages zichtbaar, waaronder een tekst rond de penis en lippen links van de penis. Ik zag dat de man diverse malen heen en weer bewoog. [21] Ik zag dat dit filmpje 1 minuut en 45 seconden duurde en ik zag dat de vrouw gedurende deze periode op geen enkel moment reageerde.
Filmpje 4:
Ik zag dat de man de billen van de vrouw uit elkaar hield, waardoor de anus van de vrouw goed zichtbaar was. Ik zag dat de anus van de vrouw rondom blauw was. Ik zag dat het filmpje 1 minuut en 45 seconden duurde. Ik zag dat de vrouw gedurende deze periode op geen enkel moment reageerde.
Uit eerdere verklaringen en verkregen foto’s is gebleken dat de genoemde tatoeages aanwezig zijn op het lichaam van [verdachte] . In filmpje 1 hoorde ik verdachte [verdachte] zeggen: “Hey [aangeefster] ”. Het is mij bekend dat aangeefster [aangeefster] is genaamd. [22]
Ten aanzien van feit 3
In het dossier zit een schermafdruk van een Whatsapp-gesprek, waarin door verdachte een afbeelding wordt verstuurd, waarop een naakte vrouw, liggend op haar buik te zien is. Uit haar anus steekt een dildo. [23]
In het dossier zit voorts een schermafdruk van de Facebookpagina van verdachte. Hierop is een afbeelding te zien van een persoon die op de zij ligt, met de benen gespreid, waardoor een opengesperde anus zichtbaar is. [24]
In het dossier zit een schermafdruk van een Facebookaccount van [B] , die een afbeelding deelt van [verdachte] , waar een vrouw op te zien is met een stijve penis in haar mond. [25] Voorts zit in het dossier een schermafdruk van een Whatsapp-gesprek, waarin de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] een foto stuurt van een vrouw met een stijve penis in haar mond. [26] Verbalisant [verbalisant 3] herkent de vrouw op deze foto als [aangeefster] . Voorts relateert de verbalisant dat op de penis op deze foto een tatoeage ‘XL’ aanwezig is en dat hem bekend is dat verdachte [verdachte] deze tatoeage heeft. [27]
[C] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben de moeder van [aangeefster] . [28] [verbalisant 3] Je verklaarde dat je een filmpje hebt gehad dat [aangeefster] naakt op de wc zat. Van wie heb je dat filmpje gehad? [C] Van [verdachte] . [29] Dat is op 30 maart 2015 geweest. [30] Woensdagavond zag ik dat hij weer diverse foto’s van haar op Facebook had geplaatst. Foto’s dat zij op haar buik lag en er een grote dildo in haar kont zat. [31]
In het dossier zit een schermafdruk van een Whatsapp-gesprek, waarin aan ‘Moeder [aangeefster] ’ een filmpje wordt gestuurd, waarop een naakte vrouw te zien is, zittend op een wc. [32]
Ten aanzien van feiten 1 en 3
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard [33] :
[verbalisant 3] [aangeefster] verklaarde bij ons dat zij hele erge pijn in haar kont had.
A: Dat kan wel kloppen ja. Ik heb die filmpjes achteraf teruggekeken en daar hulp voor gezocht. Ik vond het echt heel zielig voor haar.
V: Wat was volgens jou de oorzaak van de pijn in haar kont?
A: Waarschijnlijk heb ik daar misbruik van gemaakt. Ik heb op die filmpjes gezien dat er een dildo uit haar kont stak. Ik snap dat zij dit niet wilde. [34]
[verbalisant 3] [aangeefster] heeft ongeveer 2 weken geleden aangifte gedaan.
A: Terecht toch, als iemand dat bij mij had gedaan, zou ik dat ook doen.
[verbalisant 3] Zij zegt dat zij nooit toestemming heeft gegeven om die dildo in haar kont te stoppen terwijl zij out lag. Hoe wil je hierop reageren?
A: Wat moet ik hierop zeggen. Het spijt mij heel erg. [35]
Ik weet dat ik in boze toestand foto’s naar mensen heb gestuurd. Ik heb ook wel eens een keer een pijpfoto van haar op Facebook gezet. [36]
U, voorzitter, houdt mij voor dat op enig moment een foto op mijn Facebookaccount is geplaatst, waarop [aangeefster] te zien is met haar kont opengesperd. U heeft het dan over de foto op pagina 168 en het Facebookaccount op pagina 295. Volgens mij heb ik die foto naar mensen gestuurd uit boosheid. U houdt mij de foto’s en het filmpje uit de tenlastelegging van feit 3 voor. U vraagt mij of het klopt dat ik deze foto’s en filmpje op Facebook heb gezet. Ja, ik heb ze ook naar een paar mensen gestuurd. [37]
4.3.3
Bewijsoverweging feit 1
De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat er sprake was van verminderd bewustzijn bij aangeefster. De verdediging heeft erop gewezen dat de camerabeelden erg zijn ingezoomd, waardoor voor het grootste deel niet te zien is of lichaamsdelen, anders dan de geslachtsdelen, bewegen. Het feit dat er op de beelden niet wordt gesproken vormt ook geen bewijs –aldus de verdediging- voor de stelling dat er sprake is van verminderd bewustzijn, aangezien het niet ongebruikelijk is dat tijdens de seks niet wordt gesproken. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat op filmpje 4 te horen is dat aangeefster spreekt, zij het onverstaanbaar. Gelet op deze omstandigheden staat volgens de verdediging niet buiten gerede twijfel vast dat er sprake was van verminderd bewustzijn, dan wel bewusteloosheid.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen omschreven wat hij op de filmpjes op de telefoon van verdachte heeft gezien met betrekking tot het ten laste gelegde feit. De verbalisant heeft vier filmpjes bekeken en eindigt steeds met de conclusie dat de vrouw gedurende deze periode op geen enkel moment reageert. De rechtbank heeft de filmpjes zelf ook bekeken en komt eveneens tot de conclusie dat aangeefster op geen enkel moment reageert. Hoewel sommige delen van de filmpjes erg zijn ingezoomd, is op enkele momenten meer van het lichaam van aangeefster te zien dan slechts haar geslachtsdelen. Aangeefster is gedurende deze momenten geheel bewegingsloos. In tegenstelling tot de verdediging kan de rechtbank het geluid op filmpje 4 niet anders omschrijven dan een soort gekreun en in ieder geval niet als spreken. Daardoor kan ook op grond daarvan niet gezegd worden dat bij aangeefster geen sprake was van verminderd bewustzijn.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat aangeefster gedurende de seksuele handelingen in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Verdachte moet dit hebben geweten.
Conclusie feit 1 en 3
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde binnendringen van de anus van [aangeefster] met een dildo, terwijl verdachte wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde en tevens aan het onder 3 ten laste gelegde smaad(schrift).
4.3.4
Feit 2
Aangezien verdachte het tenlastegelegde onder 2 heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 20 juli 2016 [38] ;
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 3 november 2015 [39] ;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 2 november 2015 [40] ;
- het rapport identificatie drugs en precursoren van het NFI van 17 november 2015. [41]
4.3.5
Feit 5
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 23 januari 2015 werd binnengetreden in de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] . In de woonkamer troffen wij bovenop het dressoir een stroomstootwapen aan. In het dressoir troffen wij een airsoftwapen aan. Het stroomstootwapen en het airsortwapen zijn in beslag genomen. [42]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 30 januari 2015 is door mij nader onderzoek aan de voorwerpen die onder dit proces aangetroffen en in beslag genomen zijn.
Voorwerp 1 [43] :
Het veerdrukpistool is een voorwerp dat voor wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een echt bestaand vuurwapen, namelijk een pistool, merk Sig Sauer, model P229 en is derhalve voor bedreiging en afdreiging geschikt. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie.
Voorwerp 2:
Dit voorwerp is een stroomstootwapen. Aan de bovenzijde van dit stroomstootwapen bevindt zich een paar polen. Deze polen geven bij aanraking van voorwerpen en/of personen een stroomstoot af. Na inschakeling bleek, gelet op het knetterende geluid en het fel knipperende licht tussen de polen, het stroomstootwapen te functioneren. Dit voorwerp is een handwapen bestemd om door een elektrische stroomstoot personen weerloos te maken of pijn toe te brengen. Genoemd stroomstootwapen is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie. [44]
De verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U, voorzitter, houdt mij voor dat er op 23 januari 2015 een doorzoeking in mijn woning aan de [adres 1] te [woonplaats] is geweest. Het klopt dat bij die doorzoeking in mijn woning een stroomstootwapen en een veerdrukpistool zijn aangetroffen. [45]
4.3.6
Bewijsoverweging feit 5
Verdachte heeft verklaard dat het in zijn woning aangetroffen stroomstootwapen de vorm had van een zaklamp en dat hij daardoor niet wist of moest weten dat dit een stroomstootwapen betrof.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Het stroomstootwapen is door de politie aangetroffen op een dressoir in de woonkamer van verdachte. Verdachte heeft ook bekend dat hij dit voorwerp in zijn woning had liggen en dat hij het ook gezien heeft, maar dat hij, gelet op de vorm, niet wist of hoefde te weten dat dit een stroomstootwapen was. De rechtbank gaat voorbij aan deze verklaring van verdachte. Daar waar het stroomstootwapen is gevonden op een dressoir in de woonkamer van verdachte, moet verdachte hebben geweten dat het hier een stroomstootwapen betrof en geen zaklamp. Immers, bij inschakeling is een knetterend geluid te horen en een fel knipperend licht te zien. De rechtbank acht het feit daarom, zoals ten laste gelegd, wettig en overtuigend bewezen.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 29 september 2015 tot en met 4 oktober 2015 te [woonplaats] , met [aangeefster] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , hebbende verdachte een dildo, in de anus van die
[aangeefster] gebracht en geduwd en gehouden;
2.
op 2 november 2015 te [woonplaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1794 gram en 64 gram, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op tijdstippen in de periode van 30 maart 2015 tot en met 2 november 2015 te [woonplaats] , telkens opzettelijk, door middel van het verspreiden en openlijk tentoonstellen van afbeeldingen, de eer en de goede naam van [aangeefster] heeft aangerand door tenlastelegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte telkens buiten medeweten en zonder toestemming van die [aangeefster] , met voormeld doel afbeeldingen, te weten
- een filmpje van die [aangeefster] , waarop zij naakt en onder invloed van GHB en kwijlend op de wc zit (p. 102) en
- een afbeelding van die [aangeefster] naakt en onder invloed van GHB en liggend op haar buik op bed met een dildo in de anus (p. 221) en
- een afbeelding van die [aangeefster] naakt en onder invloed van GHB en op de rug of zij liggend met de benen omhoog en gespreid, waardoor de schaamstreek en de anus van die [aangeefster] zichtbaar is (p. 168) en
- een afbeelding van die [aangeefster] , terwijl die [aangeefster] een stijve penis in haar mond heeft (p. 122)
telkens tentoongesteld en verspreid, te weten telkens via whatsapp en/of Facebook.
5.
op 23 januari 2015 te [woonplaats] ,
- een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een veerdrukpistool, die door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistool, merk Sig Sauer, model P229,
en
- een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

6.1
Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de materiële wederrechtelijkheid ontbreekt, omdat aangeefster toestemming heeft gegeven voor het plegen van de ten laste gelegde seksuele handelingen. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat aangeefster en haar aangifte niet betrouwbaar zijn, dat verdachte en aangeefster altijd onder invloed van GHB seks hadden, dat zij vaker seks hebben gehad terwijl aangeefster ‘out’ was en dat verdachte en aangeefster vaker anale seks hebben gehad.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële wederrechtelijkheid niet ontbreekt. De officier van justitie heeft daarbij gewezen op de inhoud van de filmpjes op de telefoon van verdachte, alsmede op zijn eigen verklaring.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster [aangeefster] wel betrouwbaar zijn en derhalve kunnen worden gebruikt voor het bewijs. De rechtbank overweegt dat hoewel aangeefster op onderdelen niet consistent heeft verklaard en haar verklaring op enkele punten niet overeen komt met verklaringen van andere personen in het dossier, haar verklaringen over dat zij geen toestemming aan verdachte heeft gegeven om met een dildo haar anus binnen te dringen terwijl zij ‘out’ was van de GHB wel consistent en niet tegenstrijdig zijn. Dit wordt nog eens ondersteund door een eerdere (later ingetrokken) aangifte van [aangeefster] van juli 2015 waarin zij eveneens heeft aangegeven geen toestemming te hebben gegeven voor seksuele handelingen door verdachte als zij als gevolg van GHB gebruik ‘out’ was. De verklaringen van de getuigen die door de verdediging zijn aangehaald hebben bovendien geen rechtstreekse betrekking op de tenlastegelegde gebeurtenis. Voorts worden de verklaringen van aangeefster op dit punt ondersteund door de – hiervoor genoemde – bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde en dat verdachte dit wist. Op de filmpjes is te zien dat bij aangeefster, terwijl zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, een dildo in haar anus wordt geduwd en dat daarbij bloed bij haar anus zichtbaar is. Voorts is zichtbaar dat de huid rondom de anus blauw verkleurd is. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij is geschrokken van wat er op de filmpjes te zien is en dat hij zich kan voorstellen dat [aangeefster] daar aangifte van heeft gedaan omdat zij dit niet gewild heeft. De rechtbank heeft – gelet op het voorgaande – geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster dat zij voor deze vergaande handelingen geen toestemming heeft gegeven, noch dat verdachte reden had om te denken dat aangeefster hier wel toestemming voor heeft gegeven.
Het verweer van de verdediging dat de materiële wederrechtelijkheid zou ontbreken wordt derhalve verworpen.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
Feit 1:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod;
Feit 3: smaadschrift, meermalen gepleegd;
Feit 5: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie,
en
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Over verdachte is het volgende rapport opgemaakt:
- rapportage pro justitia door dr. A. van der Donk, GZ-psycholoog, d.d. 18 januari 2016.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor alle ten laste gelegde feiten volledig toerekeningsvatbaar is, dit in tegenstelling tot de conclusie van de psycholoog die tot verminderde toerekeningsvatbaarheid komt ten aanzien van feiten 1 en 2. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat uit de rapportage naar voren komt dat verdachte lijdt aan een GHB-verslaving en dat hij daardoor niet geheel in staat is geweest zijn handelen te bepalen. De officier van justitie is echter van mening dat verdachte niet door zijn GHB-gebruik werd gedwongen tot het zedenfeit, hij heeft het feit niet gepleegd om in zijn GHB-verslaving te voorzien. Er is daarom sprake van culpa in causa bij inname van dit soort middelen. Dit doet daarom volgens de officier van justitie niet af aan de mate van toerekeningsvatbaarheid.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Uit voornoemde rapportage pro justitia blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Er is sprake van afhankelijkheid van een ander (of onbekend) middel (GHB), cocaïne-afhankelijkheid en amfetamine-afhankelijkheid. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en narcistische trekken. Dit was ook zo ten tijde van het hem tenlastegelegde. Voortkomend uit zijn persoonlijkheidsstoornis, heeft zijn handelen in het teken gestaan van zijn GHB-verslaving, waardoor hij volgens de psycholoog het wederrechtelijke van zijn handelen wel in heeft kunnen zien, maar minder dan de normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid te bepalen. Daarom wordt geadviseerd om verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare. De psycholoog heeft gemotiveerd aangegeven op grond waarvan hij tot de conclusie is gekomen dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De psycholoog heeft bij die conclusie niet alleen laten meewegen dat het handelen van verdachte in het teken heeft gestaan van de GHB-verslaving van verdachte, maar ook dat verdachte lijdende is aan een persoonlijkheidsstoornis NAO, met antisociale en narcistische trekken en dat die persoonlijkheidsstoornis van invloed is geweest op het tenlastegelegde.
Er is derhalve geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 tot en met 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 29 januari 2016.
Voorts heeft de officier van justitie op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht gevorderd de maatregel op te leggen dat verdachte zich niet mag ophouden in het gebied rondom de woning van aangeefster, welk gebied wordt verwoord in de vordering van de benadeelde partij, alsmede een contactverbod met aangeefster [aangeefster] . De officier van justitie heeft gevorderd deze maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar en te bepalen dat één week vervangende hechtenis zal worden opgelegd per overtreding, met een maximum van drie maanden vervangende hechtenis.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat het volgende aangevoerd. Het gaat in deze zaak bij feit 1 niet om een brute verkrachting waar doorgaans hoge gevangenisstraffen voor opgelegd worden. Zowel verdachte als aangeefster hadden GHB gebruikt en verdachte is hoogstens net een stap te ver gegaan tijdens de seks. De foto’s die door hem op Facebook zijn gezet, hebben daar maar zeer korte tijd op gestaan, waardoor bijna niemand die foto’s heeft gezien. Het filmpje is slechts aan één persoon gestuurd. De amfetamine bewaarde hij voorts in zijn woning voor een ander.
Verdachte heeft geen uitgebreide justitiële documentatie en is niet eerder veroordeeld voor een zedenfeit. Verdachte heeft een jonge dochter, die haar vader erg mist. Hij wil graag behandeld worden voor zijn verslaving.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft seksuele handelingen gepleegd met zijn ex-vriendin [aangeefster] , die op dat moment ‘out’ was van het GHB-gebruik. Verdachte is met een dildo seksueel binnengedrongen in de anus van het slachtoffer, terwijl zij dit niet wilde. Verdachte heeft dit gefilmd en op die filmpjes is te zien dat dit er grof aan toe gaat en het slachtoffer hierna bloedt en een blauwe anus heeft. Het slachtoffer heeft verklaard hier langere tijd pijn van gehad te hebben. Ook heeft zij verklaard dat zij zich juist veilig hoorde te voelen bij verdachte, die immers haar (ex-)vriend was. Verdachte heeft hierdoor een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank rekent het verdachte met name ook zwaar aan dat hij, in plaats van berouw te tonen voor wat hij gedaan had, foto’s van deze seksuele handelingen op Facebook heeft gezet en heeft verspreid via Whatsapp aan bekenden van het slachtoffer en daarbij beledigende teksten heeft geschreven. Verdachte heeft daarbij geen enkel respect gehad voor het slachtoffer en haar privacy. Het slachtoffer moet door de handelswijze van verdachte niet alleen verwerken dat verdachte tegen haar wil seksuele handelingen met haar heeft gepleegd, maar ook dat andere mensen daar de foto’s van hebben kunnen zien. Het is een feit van algemene bekendheid dat bestanden die eenmaal op internet zijn geplaatst nauwelijks (definitief) te verwijderen zijn. Dergelijke feiten brengen veel schade toe aan zowel de slachtoffers zelf, als aan hun familie.
Daarnaast heeft verdachte een grote hoeveelheid amfetamine aanwezig gehad en een nabootsing van een veerdrukpistool en een stroomstootwapen. Met name het voorhanden hebben van de amfetamine weegt in de strafmaat aanzienlijk mee. Het betreft een hoeveelheid, te weten bijna twee kilo, waarvan niet gezegd kan worden dat die voor eigen gebruik was.
De rechtbank houdt echter ook rekening met het feit dat in het onderhavige geval geen sprake is van een verkrachting waarvoor de richtlijn van het LOVS is geschreven en waarvoor doorgaans hoge gevangenisstraffen worden opgelegd. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte en aangeefster een ruig seksleven hadden, waarbij seks onder invloed van GHB regelmatig voorkwam.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Voorts houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Uit voornoemde rapportage pro justitia blijkt dat vanuit forensisch oogpunt een behandeling is geïndiceerd, teneinde de kans op herhaling van een soortgelijk delict te minimaliseren. De rechtbank wordt daarom geadviseerd om een ambulante behandeling voor zijn verslavingsproblematiek op te leggen. Deze behandeling zal moeten aansluiten bij de tekorten voortkomend uit de geconstateerde persoonlijkheidsstoornis. De reclassering kan in het kader van een verplicht reclasseringstoezicht toezien op het handhaven van de voorwaarden.
De reclassering heeft op 29 januari 2016 over verdachte gerapporteerd dat zijn leven in het teken van GHB-gebruik staat. In het Huis van Bewaring is het GHB-gebruik echter afgebouwd en zijn urinecontroles zijn sindsdien schoon. Verder heeft verdachte schulden, is hij in het derde jaar van de middelbare school gestopt met zijn opleiding en heeft hij geen (vaste) baan. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig tot hoog. De reclassering adviseert om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een verplichte ambulante behandeling, een drugs- en alcoholverbod, een contactverbod van [aangeefster] en het verplicht inzetten om een passende dagbesteding of werk te vinden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank weegt daar ook in mee dat zij, in tegenstelling tot de officier van justitie, tot vrijspraak is gekomen van de onder 4 ten laste gelegde mishandeling van [aangeefster] maar daarentegen het tenlastegelegde met betrekking tot het stroomstootwapen wel bewezen acht. Gelet op alle voornoemde omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en voornoemde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen, en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Er moet voorts ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de op te leggen bijzondere voorwaarden op grond van artikel 14e Sr dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank ziet voorts aanleiding om op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen, te weten een contactverbod met [aangeefster] en een locatieverbod voor de omgeving van het woonadres van
[aangeefster] . Omdat verdachte ook in die omgeving woont, ziet de rechtbank aanleiding om het gebied enigszins de verkleinen ten opzichte van hetgeen de benadeelde partij heeft gevraagd. Het gebiedsverbod zal daarom gelden voor de volgende straten in [woonplaats] : [straatnamen] . Met deze verboden beoogt de rechtbank dat aangeefster door verdachte met rust gelaten wordt. Beide verboden gelden voor de duur van twee jaren. Voor iedere keer dat verdachte één van deze verboden overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van 1 week, met een maximum van drie maanden hechtenis.
De rechtbank overweegt dat de maatregel ex artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens aangeefster.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[aangeefster] heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 9.888,94, te vermeerderen met de wettelijke rente, te weten € 9.000,- aan immateriële schade en
€ 888,94 aan materiële schade.
Voorts heeft de benadeelde partij in het kader van de vordering gevraagd om een civielrechtelijk contact- en locatieverbod op te leggen aan verdachte.
9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de materiële kosten toe te wijzen zoals verzocht en de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 2.500,-.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft het civielrechtelijk contact- en locatieverbod dient te worden afgewezen, omdat hij reeds op grond van artikel 38v Sr heeft gevorderd aan verdachte een contact- en locatieverbod op te leggen.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een vergoeding van € 2.500,- alsnog aan de hoge kant is voor dit feit. Voorts is niet onderbouwd dat er een causaal verband bestaat tussen de ziektekosten en het strafbare feit. Niet is vast komen te staan dat de benadeelde partij geen andere ziektekosten heeft gehad waarvoor zij het bedrag terzake van het eigen risico heeft moeten betalen. Het materiële deel van de vordering dient daarom afgewezen te worden.
De verdediging heeft zich met betrekking tot het civielrechtelijk contact- en locatieverbod op het standpunt gesteld dat de wet niet voorziet in deze mogelijkheid.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [aangeefster] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 3 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 2.118,94 (tweeduizend honderdachttien euro en vierennegentig eurocent), te weten € 2.000,- aan immateriële schade en € 118,94 aan materiële schade (reis- en parkeerkosten). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Met betrekking tot de opgevoerde ziektekosten van het eigen risico overweegt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat deze kosten direct verband houden met deze strafzaak. Niet uitgesloten kan worden dat de benadeelde partij ook al het bedrag aan eigen risico had verbruikt voor andere ziektekosten. Voor wat betreft de immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij soortgelijke zaken. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Civielrechtelijk contact- en locatieverbod
Met betrekking tot het verzochte civielrechtelijke contact- en locatieverbod overweegt de rechtbank dat zij daar geen aanleiding toe ziet, gelet op het feit dat zij reeds tot oplegging van een maatregel ex artikel 38v Sr is gekomen, te weten een contact- en locatieverbod.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 38v, 57, 243, 261 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod;
Feit 3: smaadschrift, meermalen gepleegd;
Feit 5: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie,
en
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
8 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich na zijn veroordeling op telefonische uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt.
5. wordt verplicht om zich te laten behandelen bij een forensische polikliniek of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
6. wordt verboden om GHB of andere drugs te gebruiken. Hij moet daartoe meewerken aan urinecontroles, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
7. wordt verplicht om zich in te zetten bij het vinden, aanvaarden en behouden van passende dagbesteding of werk, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaardenBeveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden
en het op grond van artikel 14dvan het Wetboek van Strafrecht
uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, op grond van artikel 14e Wetboek van Strafrecht.
Maatregeloplegging
Legt op de maatregel dat de verdachte:
* voor de duur van
2 (twee) jarenzich niet zal begeven in de volgende straten te [woonplaats] : [straatnamen] ;
* voor de duur van 2
(twee) jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster] , geboren te [woonplaats] op [1995] , wonende te [adres 2] te [woonplaats] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 3 maanden (90 dagen). Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel
Beveelt, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Feiten 1 en 3: de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van [aangeefster] gedeeltelijk toe tot € 2.118,94 (zegge tweeduizend honderdachttien euro en vierennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] aan de Staat € 2.118,94 (zegge tweeduizend honderdachttien euro en vierennegentig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening en bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 31 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.L.M. van Opstal, voorzitter,
mrs. P. Bender en A.J.P. Schotman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 augustus 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 september 2015 tot en met 4 oktober 2015
te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland,
met [aangeefster] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van
zijn/haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was
zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand
te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] ,
hebbende verdachte een dildo, althans een voorwerp, in de anus van die
[aangeefster] gebracht en/of geduwd en/of gehouden;
art 243 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 2 november 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(ongeveer) 1794 gram en/of 64 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 maart 2015
tot en met 2 november 2015 te [woonplaats] , althans in Nederland, (telkens)
opzettelijk, door middel van het verspreiden en/of openlijk tentoonstellen van
(een) afbeelding(en), de eer en/of de goede naam van [aangeefster] heeft
aangerand door tenlastelegging van een of meer bepaald(e) feit(en),
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
immers heeft verdachte ((telkens) buiten medeweten en/of zonder toestemming
van die [aangeefster] ), met voormeld doel (een) afbeelding(en), te weten
- een filmpje van die [aangeefster] , waarop zij naakt en/of onder invloed van GHB
en/of kwijlend op de wc zit (p. 102) en/of
- een afbeelding van die [aangeefster] naakt en/of onder invloed van GHB en/of
liggend op haar buik op bed met een dildo in de anus (p. 221) en/of
- een afbeelding van die [aangeefster] naakt en/of onder invloed van GHB en/of op
de rug en/of zij liggend met de benen omhoog en/of gespreid, waardoor de
schaamstreek en/of de anus van die [aangeefster] zichtbaar is (p. 168) en/of
- een afbeelding van die [aangeefster] , terwijl die [aangeefster] een (stijve) penis in
haar mond heeft (p. 122)
(telkens) tentoongesteld en/of verspreid (te weten (telkens) via whatsapp
en/of Facebook);
art 261 lid 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 23 januari 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een
persoon, te weten [aangeefster] , (met kracht) een trap/schop (vol) tegen/op de
knie, althans een been heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 23 januari 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
- ( een) wapen( s ) van categorie I onder 7°, te weten (een) nabootsing(en) van
(een) veerdrukpistool, dat/die door zijn/hun vorm, afmetingen en kleur een
sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) pistool, merk Sig Sauer, model
P229,
en/of
- ( een) wapen( s ) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee
door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of
pijn kan worden toegebracht
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
art 13 lid 1 Wet wapens en munitiei

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900-2015311042 (onderzoek 09 TALMA) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster] , d.d. 21 oktober 2015, p. 231.
3.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster] , d.d. 15 oktober 2015, p. 124.
4.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster] , d.d. 15 oktober 2015, p. 233.
5.Het proces-verbaal van verhoor van [aangeefster] bij de rechter-commissaris, d.d. 12 juli 2016, p. 4 (afzonderlijk proces-verbaal).
6.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster] , d.d. 21 oktober 2015, p. 233.
7.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster] , d.d. 21 oktober 2015, p. 234.
8.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster] , d.d. 15 oktober 2015, p. 125.
9.Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , d.d. 22 juli 2015, p. 90.
10.Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , d.d. 22 juli 2015, p. 92.
11.Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , d.d. 22 juli 2015, p. 90.
12.De geneeskundige verklaring, d.d. 2 november 2015, p. 249.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 oktober 2015, p. 126.
14.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster] , d.d. 15 oktober 2015, p. 125.
15.De bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 oktober 2015, p. 130.
16.De bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 oktober 2015, p. 138.
17.De bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 oktober 2015, p. 144.
18.De bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 oktober 2015, p. 149.
19.De bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 okotber 2015, p. 161.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 januari 2016, p. 351.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 januari 2016, p. 352.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 januari 2016, p. 353.
23.De schermafdruk van een Whatsapp-gesprek, p. 221.
24.De schermafdruk van het Facebookaccount ‘ [verdachte] ’, p. 295.
25.De schermafdruk van het Facebookaccount van ‘ [B] ’, p. 122.
26.De schermafdruk van een Whatsapp-gesprek, p. 123.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 november 205, p. 115.
28.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [C] , d.d. 3 november 2015, p. 264.
29.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [C] , d.d. 23 juli 2015, p. 107.
30.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [C] , d.d. 23 juli 2015, p. 108.
31.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [C] , d.d. 3 november 2015, p. 265.
32.De schermafdruk van een Whatsapp-gesprek, p. 102.
33.‘O’= opmerking verbalisant, ‘V’= vraag verbalisant, ‘A’= antwoord verdachte.
34.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 3 november 2015, p. 386.
35.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 3 november 2015, p. 388.
36.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 3 november 2015, p. 387.
37.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 20 juli 2016.
38.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 20 juli 2016.
39.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met als bijlage de lijst van in beslag genomen goederen, d.d. 3 november 2015, p. 323-331.
40.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, d.d. 2 november 2015, p. 332-335.
41.Het NFI rapport identificatie drugs en precursoren, d.d. 17 november 2015, niet doorgenummerd.
42.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 januari 2015, p. 60.
43.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 januari 2015, p. 64.
44.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 januari 2015, p. 65.
45.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 20 juli 2016.