ECLI:NL:RBMNE:2016:4456

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2016
Publicatiedatum
4 augustus 2016
Zaaknummer
16/659459-16; 16/701228-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot afpersing en diefstal met bijzondere voorwaarden

Op 4 augustus 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van poging tot afpersing en diefstal. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een poging tot afpersing op 28 december 2015, waarbij hij een schroevendraaier gebruikte om de aangever te bedreigen en geld te eisen. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat het voorwaardelijke strafdeel hoger was dan de eis van de officier van justitie, om de verdachte te motiveren zich aan de voorwaarden van behandeling en begeleiding te houden. Naast de gevangenisstraf zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en opname in een forensische psychiatrische behandelsetting. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, Juwelier [naam] B.V., tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 2.100,00 voor materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659459-16; 16/701228-14 (vordering na voorw. veroordeling); 16/109703-15 (vordering na voorw. veroordeling) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 augustus 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
thans gedetineerd in de P.I. Nieuwegein, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. S. Wortel, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (1) een poging tot diefstal met geweld en/of aan poging tot afpersing en aan (2) diefstal.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het gedeelte van het onder 1 ten laste gelegde feit dat ziet op het slaan en/of stompen. Volgens de verdediging is daarvan geen sprake geweest, maar kan hooguit worden vastgesteld dat verdachte de aangever heeft geduwd.
Verder verzoekt de verdediging verdachte partieel vrij te spreken voor de in het onder 1 ten laste gelegde genoemde schroevendraaier, nu verdachte ontkent een schroevendraaier te hebben gebruikt. In plaats daarvan zou verdachte een balpen hebben gebruikt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De redengevende feiten en omstandigheden die tot dit oordeel leiden zijn de volgende.
Door [aangever 1] is – voor zover hier van belang – het volgende verklaard. [1]
“Ik doe aangifte van poging van diefstal met geweld gepleegd op 28 december 2015 op de openbare weg ter hoogte van de pinautomaat van de Rabobank gelegen aan de [adres] door een mij onbekende man. Terwijl ik voor de pinautomaat stond zag ik verder geen andere personen. Vervolgens zag ik plotseling een linker arm met in de linkerhand een schroevendraaier. Ik zag dat de punt van de schroevendraaier in de richting van zijn gezicht wees. Ik zag dat de schroevendraaier nog net niet mijn gezicht raakte. Ik hoorde deze onbekende man in de Engelse taal riep: “Give me the money.” Nadat ik deze man had weggeduwd zag ik dat deze man met zijn opgeheven linker hand met in deze hand een schroevendraaier mij dreigde te steken. Kennelijk door een passerende auto sprintte de onbekende man weg van de pinautomaat.”
Verbalisant [verbalisant] heeft – voor zover van belang - het volgende verklaard. [2]
“Op 2 februari 2016 kijk ik de camerabeelden uit naar aanleiding van een poging diefstal met geweld. Er is aangifte gedaan en de aangever verklaarde dat bovengenoemd incident heeft plaatsgevonden op 28 december 2015. Dit was aan de [adres] , bij de pinautomaat van de Rabobank. Op de camerabeelden heb ik het volgende gezien:
Camera 1
19:50:54 uur: Ik zie dat persoon 2 een langwerpig, voorwerp in zijn rechterhand houdt. Ik zie dat hij zijn rechterhand gebald heeft. Ik zie dat er een voorwerp van ongeveer vier centimeter uit zijn hand steekt. Ik zie dat dit zilver van kleur is en het uiteinde een punt heeft. Ik zie dat hij zijn vuist met het voorwerp richt op persoon 1.
Camera 2
19:50:49 uur: Ik zie dat hij met zijn linkerhand iets uit zijn linkerjaszak pakt.”
Door verdachte is ter terechtzitting het volgende verklaard. [3]
“Ik wilde geld van de aangever hebben. Ik heb hem geduwd. Ik heb gezegd: “Give me the money.” Ik had een capuchon over mijn hoofd getrokken omdat ik niet herkend wilde worden.”
Nadere bewijsoverweging
De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de gedetailleerde verklaring van de aangever over het gebruik van een schroevendraaier. Dat verdachte een schroevendraaier - en geen balpen - heeft gebruikt wordt ook gestaafd door een screenshot van de camerabeelden opgenomen op pagina 28 van het dossier. Dit onderdeel van de tenlastelegging is naar het oordeel van de rechtbank dan ook wettig en overtuigend is bewezen.
Van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het slaan en/of stompen op de borst van aangever zal verdachte worden vrijgesproken, nu de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 2:
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Aangezien verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde feit heeft bekend en de raadsvrouw niet tot vrijspraak heeft gepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- de aangifte namens [naam] ; [4]
- de bekennende verklaring van verdachte. [5]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 28 december 2015 in de gemeente Houten, aan de openbare weg de [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [aangever 1] ,
- achter die [aangever 1] is gaan staan (terwijl die [aangever 1] bij een pinautomaat stond) en
- een schroevendraaier uit zijn jaszak heeft gepakt en
- die schroevendraaier aan die [aangever 1] heeft getoond en in de richting van het gezicht van die
[aangever 1] heeft gehouden en
- met die schroevendraaier een beweging heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [aangever 1] en
- een vuist heeft opgeheven (gehouden) naar die [aangever 1] en
- die [aangever 1] de woorden heeft toegevoegd: "Give me the money!", terwijl hij, verdachte zijn hoofd (deels) had bedekt door het dragen van een capuchon, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 29 februari 2016 in de gemeente Houten, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een gouden collier/schakelketting, toebehorende aan juwelier ' [naam] '.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Poging tot afpersing;
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Diefstal.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, opname in een zorginstelling en aansluitend opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht met daarbij een forse voorwaardelijke straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft geprobeerd om aangever die geld wilde pinnen bij een pinautomaat te beroven, op de wijze zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven. De aangever is hiervan enorm geschrokken. Verdachte heeft niet stilgestaan bij de mogelijke (psychische) gevolgen voor het slachtoffer en de onrust die zijn handelen in meer algemene zin veroorzaakt. Hij heeft zich volledig laten leiden door zijn persoonlijke en financiële belangen. Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan diefstal van een waardevol collier bij een juwelier.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte al meerdere keren is veroordeeld voor vermogensdelicten en in twee proeftijden liep voor eenzelfde soort delicten.
De rechtbank heeft in haar oordeel ook betrokken het rapport van Victas van 10 juni 2016, opgemaakt door [A]. Uit dit rapport blijkt dat met name financiële problemen, zwakbegaafdheid, impulsiviteit en een gebrek aan probleemoplossende vaardigheden hebben geleid tot de huidige delicten. Verder volgt uit het rapport dat verdachte werkloos is en niet in staat lijkt grip te krijgen op zijn leven. Verwardheid en het niet kunnen overzien en verklaren van zijn handelen zijn zorgwekkende signalen die niet genegeerd mogen worden. Met name de financiële problemen en het sociale isolement waarvan sprake was gedurende de periode voorafgaand aan zijn huidige detentie zorgen ervoor dat de kans op recidive hoog ingeschat moet worden. Victas adviseert naast een meldplicht, de opname van verdachte in een forensische psychiatrische behandelsetting. In een aanvulling op het rapport van 19 juli 2016 blijkt dat verdachte is aangemeld bij de forensische afdeling Poortugaal, onderdeel van [X] . Aansluitend op de klinische behandeling wordt geadviseerd verdachte te verplichten zich te laten opnemen in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk passend en geboden is. Aan het voorwaardelijke deel van de straf verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals deze door Victas zijn geadviseerd. Verdachte zal zich gedurende een proeftijd van 2 jaren aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden moeten houden. Het gevaar op herhaling kan daarmee verder worden ingeperkt. De rechtbank acht het noodzakelijk dat het voorwaardelijke strafdeel hoger is dan de officier van justitie heeft geëist, zodat dit een flinke stok achter de deur vormt voor verdachte om zich aan de voorwaarden van behandeling en begeleiding te houden en om niet opnieuw een strafbaar feit te begaan.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij Juwelier [naam] B.V. heeft een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van € 3.200,00 aan materiële schade en € 1.800,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tot een bedrag van
€ 2.000,00 aan materiële schade en € 200,- aan immateriële schade kan worden toegewezen.
De verdediging betoogt dat de vordering voor wat betreft het materiële gedeelte moet worden afgewezen, omdat het opmerkelijk is dat een besloten vennootschap niet verzekerd is voor diefstal van een collier. Ook het immateriële deel van de vordering moet worden afgewezen, omdat de vordering is ingediend door een rechtspersoon die niet voor vergoeding van dergelijke schade in aanmerking komt.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 2 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht de enkele opmerking van de raadsvrouw dat het collier wellicht vergoed is door de verzekering een onvoldoende gemotiveerde betwisting, zodat de rechtbank aan deze opmerking voorbij gaat. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven bereid te zijn om de door hem gestelde prijs van het collier ad € 2.100,00 te vergoeden. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2016 tot aan de dag van algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Voor het overige deel van de vordering tot materiële schadevergoeding is de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht de vordering tot immateriële schadevergoeding onvoldoende onderbouwd. Nog afgezien van het feit dat de vordering is ingediend door Juwelier [naam] B.V., terwijl de vordering ziet op de immateriële schade die de eigenaar van de B.V. stelt persoonlijk te hebben geleden, valt zonder nadere onderbouwing niet goed in te zien dat de eigenaar immateriële schade heeft geleden nu deze niet zelf bij de diefstal van het collier aanwezig was. De benadeelde partij is dan ook niet-ontvankelijk in haar vordering tot immateriële schadevergoeding. De benadeelde partij kan ook dit gedeelte van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van Juwelier [naam] B.V. wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen

Bij de stukken bevindt zich de op 10 juni 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland, in de zaak met parketnummer 16/701228-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 30 juli 2014 van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bevel dat het voorwaardelijk strafdeel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bij de stukken bevindt zich verder de op 10 juni 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland, in de zaak met parketnummer 16/109703-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 4 januari 2016 van de politierechter in deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijden aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijke straffen te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 24c, 36f, 45, 57, 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 6 genoemde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 (negen) maanden;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- beveelt dat een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt;
- stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- de tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen drie dagen volgend op zijn ontslag uit de penitentiaire inrichting, of drie dagen volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij de reclassering van Victas, centrum voor verslavingszorg, ABC-straat 5 te Utrecht en zich zal blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hierna moet hij zich gedurende de proefperiode blijven melden conform de frequentie van het toezichtniveau. In het geval van opname in een 24-uurs setting (aansluitend op de detentie), geldt dat de veroordeelde zich eveneens dient te houden aan het meldingsgebod, echter met dien verstande dat hij zich dient te melden bij de reclassering van Victas, binnen drie dagen na beëindiging van de behandeling. In het geval dat de veroordeelde eenzijdig de behandeling afbreekt, dient hij zich dezelfde dag te melden bij de reclassering van Victas, centrum voor verslavingszorg;
5. wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen in een forensische psychiatrische behandelsetting of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, voor de duur van maximaal 12 maanden;
6. wordt verplicht om, zulks ter beoordeling van de reclassering, zich aansluitend op de klinische behandeling zoals hierboven verplicht gesteld, te laten opnemen en te verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich te houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan Victas om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- wijst de vordering van Juwelier [naam] B.V. toe tot een bedrag van € 2.100,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt aan verdachte op de verplichting om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Juwelier [naam] B.V., € 2.100,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2016 tot aan de dag van algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 30 juli 2014 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
- gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 4 januari 2016 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Mehilal, voorzitter, mrs. C.A.M. van Straalen en
R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 augustus 2016.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 december 2015 in de gemeente Houten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, op of aan de openbare weg de [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
* van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
* om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- achter die [aangever 1] is gaan staan (terwijl die [aangever 1] bij een pinautomaat
stond) en/of
- die [aangever 1] op de borst, althans op/tegen het lichaam, heeft
geslagen/gestompt en/of
- een schroevendraaier, althans een dergelijk voorwerp, uit zijn jaszak heeft
gepakt en/of
- die schroevendraaier, althans dat dergelijke voorwerp, aan die [aangever 1]
heeft getoond en/of in de richting van het gezicht en/of lichaam van die
heeft gehouden, in ieder geval zichtbaar voor die [aangever 1] heeft
vastgehouden en/of
- met die schroevendraaier, althans dat dergelijke voorwerp, een beweging
heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [aangever 1] en/of
- een vuist heeft opgeheven (gehouden) naar die [aangever 1] en/of
- die [aangever 1] de woorden heeft toegevoegd: "Give me the money!", althans
woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl hij, verdachte zijn gezicht en/of hoofd (deels) had bedekt door het
dragen van een capuchon/muts, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 29 februari 2016 in de gemeente Houten, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een gouden collier/schakelketting, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of juwelier
' [naam] ', in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina 7-9 van het proces-verbaal dossiernummer PL0900-2016105065Z, van politie Midden-Nederland, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 79.
2.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , opgenomen op pagina 19-22 van het proces-verbaal dossiernummer PL0900-2016105065Z, van politie Midden-Nederland, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 79.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 21 juli 2016.
4.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 46-48.
5.De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 21 juli 2016.