In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft de terugvordering van een voorschot loonkostensubsidie door de gemeente Utrecht aan de vennootschap [naam V.O.F.]. De gemeente had in 2011 een voorschot van € 10.762,89 verstrekt, maar stelde later de definitieve subsidie op nihil vast omdat de einddeclaratie niet was ingediend. Het verstekvonnis van 30 december 2015 had de vennoten van [naam V.O.F.], waaronder [eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij], veroordeeld tot terugbetaling van het voorschot. De eisende partij in het verzet vorderde ontheffing van deze veroordeling, stellende dat hij nooit partij was geweest in de subsidieaanvraag en dat de gemeente niet-ontvankelijk was in haar vordering. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij als vennoot van [naam V.O.F.] wel degelijk aansprakelijk was voor de terugbetaling. De gemeente had de formele rechtskracht van haar besluit tot nihilstelling van de subsidie aangetoond, en de kantonrechter bevestigde het verstekvonnis. De eisende partij werd veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure.