ECLI:NL:RBMNE:2016:4453

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 augustus 2016
Publicatiedatum
4 augustus 2016
Zaaknummer
4955715
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering voorschot loonkostensubsidie na besluit tot nihilstelling subsidie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft de terugvordering van een voorschot loonkostensubsidie door de gemeente Utrecht aan de vennootschap [naam V.O.F.]. De gemeente had in 2011 een voorschot van € 10.762,89 verstrekt, maar stelde later de definitieve subsidie op nihil vast omdat de einddeclaratie niet was ingediend. Het verstekvonnis van 30 december 2015 had de vennoten van [naam V.O.F.], waaronder [eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij], veroordeeld tot terugbetaling van het voorschot. De eisende partij in het verzet vorderde ontheffing van deze veroordeling, stellende dat hij nooit partij was geweest in de subsidieaanvraag en dat de gemeente niet-ontvankelijk was in haar vordering. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij als vennoot van [naam V.O.F.] wel degelijk aansprakelijk was voor de terugbetaling. De gemeente had de formele rechtskracht van haar besluit tot nihilstelling van de subsidie aangetoond, en de kantonrechter bevestigde het verstekvonnis. De eisende partij werd veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 4955715 UC EXPL 16-5402 PK/1097
Vonnis van 10 augustus 2016
inzake
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Utrecht,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen de gemeente,
gedaagde partij in het verzet,
oorspronkelijk eisende partij,
gemachtigde: Rosmalen Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] ,
eisende partij in het verzet,
oorspronkelijk gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.C. Hesen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 november 2015
  • het verstekvonnis van 30 december 2015
  • de verzetdagvaarding van 23 maart 2016
  • de conclusie van antwoord in oppositie van de gemeente van 4 mei 2016
  • de conclusie van repliek in oppositie van [eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] van 1 juni 2016.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

De gemeente heeft aan [naam V.O.F.] V.O.F. (hierna: [naam V.O.F.] ) over 2011 een voorschot loonkostensubsidie verstrekt van € 10.762,89. Bij brief van 1 december 2011 heeft de gemeente aan [naam V.O.F.] de benodigde formulieren voor de einddeclaratie loonkostensubsidies toegezonden, met de mededeling dat de einddeclaratie vóór 1 maart 2012 moet worden opgestuurd. Bij brief van 12 januari 2012 heeft de gemeente [naam V.O.F.] een herinnering gezonden. Bij brief van 15 februari 2012 heeft de gemeente andermaal een herinnering aan [naam V.O.F.] verzonden. Bij e-mailbericht van 9 maart 2012 heeft de gemeente [naam V.O.F.] uitstel voor het indienen van de einddeclaratie verleend tot 15 april 2012. Bij e‑mailbericht van woensdag 11 april 2012 te 22:24 uur heeft [naam V.O.F.] een nader uitstel gevraagd tot eind mei 2012, welke uitstel bij e-mailbericht van 13 april 2012 is verleend. Bij besluit van 4 juli 2012 heeft de gemeente de definitieve loonkostensubsidie over 2011 voor [naam V.O.F.] vastgesteld op € 0, omdat de gemeente geen eindafrekening voor de loonkostensubsidie over 2011 had ontvangen.
Bij het verstekvonnis zijn [naam V.O.F.] en haar beide vennoten [A] en [eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] onder meer veroordeeld om het voorschot van € 10.763,99 aan de gemeente terug te betalen.

3.Het geschil

[eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] vordert ontheffing van de veroordeling van de tegen hem uitgesproken veroordeling in het verstekvonnis van 30 december 2015, althans afwijzing van de vorderingen van de gemeente, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig ingesteld.
4.2.
[eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] voert ten eerste tegen de vordering aan dat de gemeente niet-ontvankelijk is in haar vordering jegens hem omdat hij nimmer partij is geweest. De loonkostensubsidie is immers verstrekt aan de vennootschap [naam V.O.F.] en niet aan hem. De gemeente brengt daar terecht tegen in, dat zij verhaal op hem heeft ter zake van de terugbetaling van het voorschot op de loonkostensubsidie, omdat hij vennoot van [naam V.O.F.] is. Dit verweer faalt dus.
4.3.
Ten tweede stelt [eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] dat de gemeente aan dient te tonen dat voorafgaand aan het verstrekken van het voorschot afspraken zijn gemaakt omtrent de voorwaarden en condities waaronder de subsidie is verstrekt. Dit klemt temeer omdat in het verleden eerder een loonkostensubsidie is verstrekt, en dat toen geen problemen zijn ontstaan. Volgens de gemeente mocht van hem redelijkerwijs worden verwacht dat hij voorafgaand aan de aanvrage heeft moeten en kunnen weten onder welke voorwaarden de gemeente de loonkostensubsidie zou verstrekken.
De kantonrechter zal het midden laten of een eerdere aanvraag wel of niet tot problemen heeft geleid. [eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] heeft immers niet heeft betwist dat hij de op 1 december 2011 aan hem toegezonden formulieren met de instructie om deze tijdig in te dienen heeft ontvangen, en dat hij vervolgens een aantal malen om uitstel voor de inlevering heeft gevraagd. Hij was dus met deze voorwaarden bekend en heeft daar op zijn minst achteraf mee ingestemd. Ook dit verweer faalt.
4.4.
Ten derde stelt [eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] dat de gemeente de benodigde stukken wel degelijk heeft ontvangen, omdat deze door zijn gemachtigde op 16 april 2014 aan de gemeente zijn toegezonden. De gemeente erkent dit, maar stelt dat deze toezending veel te laat is, namelijk bijna 2 jaar na het besluit van 4 juli 2012 waarbij de loonkostensubsidie op nihil was gesteld, en dat op dat moment geen rechtsmiddelen meer tegen dit besluit openstonden. Bij conclusie van repliek in oppositie (punt 2) stelt [eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] dat deze beslissing hem
"nimmer - althans niet in 2012 -"heeft bereikt, en dat de gemeente geen stuk heeft overgelegd waaruit blijkt dat deze beslissing hem c.q. [naam V.O.F.] wél heeft bereikt.
Naar de kantonrechter begrijpt roept de gemeente zich op de formele rechtskracht van het besluit van 4 juli 2012. Een besluit heeft formele rechtskracht wanneer daartegen een met voldoende waarborgen omklede beroepsmogelijkheid heeft opengestaan en de termijn voor het instellen van beroep is verstreken zonder dat die mogelijkheid is gebruikt. Het beginsel van de formele rechtskracht berust daarop dat het oordeel over de vraag of de betrokken beschikking zowel voor wat betreft haar wijze van tot stand komen als voor wat betreft haar inhoud in overeenstemming is met de wettelijke voorschriften en met algemene rechtsbeginselen, bij uitstek toekomt aan de bestuursrechter (HR 26 februari 1988, ECLI:NL:HR:1988:AB9183 ( [naam bedrijf] )). Indien het besluit van de gemeente formele rechtskracht heeft, kan de rechtsgeldigheid van het besluit bij de civiele rechter niet meer aan de orde worden gesteld. Het gaat er in deze zaak dus om of het besluit van de gemeente formele rechtskracht heeft.
4.5.
Indien het besluit op 4 juli 2012 aan [naam V.O.F.] is verzonden en [naam V.O.F.] dat besluit vervolgens heeft ontvangen, had [naam V.O.F.] een bezwaarschrift kunnen indienen binnen 6 weken na dagtekening, dus uiterlijk op 15 augustus 2012. Indien [naam V.O.F.] eerst (veel) later van het besluit heeft kennis genomen had zij binnen een redelijke termijn na kennisneming een bezwaarschrift kunnen indienen met een beroep op een verschoonbare termijnoverschrijding. [eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] heeft voorts gesteld dat hij bij schrijven (het betreft hier echter een e-mailbericht, kantonrechter) van 17 augustus 2013 aan de gemachtigde van de gemeente heeft kenbaar gemaakt het oneens te zijn met de terugvordering van het voorschot, en dat de gemachtigde van [naam V.O.F.] bij brief van 16 oktober 2013 aan de gemeente heeft geschreven dat de subsidie ten onrechte op nihil is gesteld, maar hij heeft niet gesteld dat deze mededelingen ten onrechte niet als een bezwaarschrift zijn aangemerkt. In dat geval zou [naam V.O.F.] de bestuursrechtelijke weg hebben moeten bewandelen door het indienen van een bezwaarschrift tegen het niet ook nemen van een beslissing op het bezwaar.
Vast staat dat [naam V.O.F.] / [eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] geen van deze bestuursrechtelijke mogelijkheden heeft benut, en dat alle termijnen die daarvoor gelden inmiddels ongebruikt zijn verstreken. De kantonrechter dient derhalve uit te gaan van de juistheid van het besluit.
4.6.
[eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] heeft verder nog gesteld dat hij de benodigde stukken persoonlijk bij de gemeente heeft afgegeven, maar ook dit (overigens op geen enkele manier concreet onderbouwde) argument had hij in een bestuursrechtelijke procedure aan de orde kunnen (en moeten) stellen.
4.7.
Aan het voorgaande kan niet afdoen de eventuele juistheid van de stelling van [eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] dat hij altijd op correcte wijze heeft zorg gedragen voor afdracht van belastingen en premies, en dat de betrokken medewerker ten behoeve van wie de subsidie was verstrekt dank zij [naam V.O.F.] als zelfstandig chauffeur aan het werk is kunnen gaan. Dit geldt ook voor zijn stelling dat het de gemeente bekend was dat hij het Nederlands niet goed beheerst, dat hij psychische problemen had, en dat hij de accountantskosten van € 2500,-- niet kon betalen.
4.8.
De slotsom is dat het vonnis waarvan verzet zal worden bevestigd. [eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] zal in de proceskosten van de verzetprocedure worden veroordeeld, welke worden begroot op € 600,-- aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 300,).

5.De beslissing

De kantonrechter:
bekrachtigt het verstekvonnis van 30 december 2015;
veroordeelt [eisende partij in het verzet/oorspronkelijk gedaagde partij] in de kosten van de verzetprocedure aan de zijde van de gemeente, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600, aan salaris gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2016.