Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
verzoeker,
verweerster,
hierna te noemen: [verweerster] .
1.De procedure
2.De feiten
- Je hebt de verkeerde app gebruikt, hier kan ik alleen maar in meekijken in jouw ,,cloud”, ik wil de contactlijst terug
- Je hebt nog steeds bij lange na niet alle zakelijke contacten gegeven zoals ik heb gezegd
tot 18.00 uur vandaagom ervoor te zorgen dat alle zakelijke contacten die je van onze telefoon af hebt gehaald weer in ons bezit zijn. Heb ik die niet, dan kwalificeer ik dit als diefstal en zal ik conform passende maatregelen nemen. Duidelijker kan ik het niet maken. gr [voornaam] ’
3.Het geschil
14 april 2016 gezamenlijk het telefoonboek door te nemen. [verweerster] heeft [verzoeker] echter op 13 april 2016 per email op staande voet ontslagen wegens werkweigering, verduisteren en/of diefstal van bedrijfsgegevens. [verzoeker] stelt dat [verweerster] ten onrechte een bedrag van € 780,00 netto op de eindafrekening heeft ingehouden vanwege de kosten van mobiel bellen buiten de bundel in 2015. Partijen hadden namelijk voor die kosten een betalingsregeling getroffen en die schuld is door inhoudingen op het salaris inmiddels ingelost. Met betrekking tot de verzochte billijke vergoeding heeft [verzoeker] aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW, zodat daarmee het ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] is gegeven. Om die reden verzoek hij om toekenning van een billijke vergoeding van € 3.150,-.
4.De beoordeling
ófop zijn verzoek aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. [verzoeker] heeft ervoor nadrukkelijk, zo bevestigde zijn gemachtigde op de zitting, gekozen om primair de vernietiging van de opzegging te verzoeken. Dit verzoek is toegewezen. Gelet hierop is een verzoek tevens een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 BW toe te wijzen niet toewijsbaar.
5.De beslissing
3 augustus 2016in de gelegenheid om de salarisspecificaties van [verzoeker] over de maanden september 2015 tot en met april 2016 in het geding te brengen,
twee wekenin de gelegenheid wordt gesteld om zich over de door [verweerster] in het geding gebrachte producties uit te laten,