ECLI:NL:RBMNE:2016:4367

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2016
Publicatiedatum
1 augustus 2016
Zaaknummer
5146359 ME VERZ 16-136
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en toewijzing van loon en vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of het ontslag op staande voet van de verzoeker door de werkgever terecht was. De verzoeker, die sinds 1 mei 2013 in dienst was als Commercieel Manager, werd op 13 april 2016 op staande voet ontslagen. De werkgever stelde dat de verzoeker zich schuldig had gemaakt aan werkweigering, verduistering en/of diefstal van bedrijfsgegevens. De verzoeker betwistte deze beschuldigingen en voerde aan dat er geen dringende reden was voor het ontslag. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet had aangetoond dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag. De kantonrechter wees het verzoek van de verzoeker om de opzegging van het ontslag te vernietigen toe, en oordeelde dat de verzoeker recht had op doorbetaling van zijn loon en een transitievergoeding. De werkgever werd veroordeeld om het verschuldigde loon en de transitievergoeding binnen tien dagen na betekening van de beschikking te betalen. Daarnaast werd de werkgever ook veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de verschuldigde bedragen. De beslissing over de eindafrekening en de loonstroken werd aangehouden, zodat de werkgever in de gelegenheid werd gesteld om de benodigde documentatie te overleggen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Zaak- en rekestnummers: 5146359 ME VERZ 16-136
Datum beslissing: 21 juli 2016
Beschikking
in de zaak van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde N.C. de Kiefte (werkzaam bij Stichting Achmea Rechtsbijstand),
hierna te noemen: [verzoeker] ,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
vertegenwoordigd door B. de Vries,
hierna te noemen: [verweerster] .

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift ontvangen op 10 juni 2016,
- het verweerschrift van 30 juni 2016,
- de op 30 juni 2016, 4 juli 2016 en 5 juli 2016 nagezonden producties van [verzoeker] ,
- de mondelinge behandeling op 7 juli 2016,
- de pleitnota van [verzoeker] .
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 7 juli 2016. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is geboren op [1984] en thans dus 31 jaar oud. Hij is op 1 mei 2013 voor de duur van één jaar in dienst getreden van [verweerster] als Commercieel Manager [naam bedrijf] . De arbeidsovereenkomst is één keer schriftelijk en één keer stilzwijgend verlengd steeds voor de duur van één jaar, laatstelijk tot 1 mei 2016. Het salaris bedraagt € 3.500,00 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
2.2.
Op 29 september 2015 hebben partijen een schriftelijke betalingsregeling getroffen in verband met niet-zakelijke belkosten die buiten de belbundel om zijn gemaakt. Partijen zijn hierover overeengekomen: ‘I.v.m. niet-zakelijke kosten (totaal 1.040,-) welke buiten het abonnement zijn in de periode 01-01-15 t/m 31-07-15 is eenmalig een betalingsregeling getroffen waarvoor 130,- per maand gedurende 8 maanden ingaande september 2015 inhouden zal worden op het nettoloon. E.e.a. wederzijds bevestigd per email d.d. 17 augustus 2015.’
2.3.
Op 29 maart 2016 heeft [verweerster] aan [verzoeker] geschreven:
‘Op 30 april 2016 eindigt jouw arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege. Hierbij laten wij je weten dat wij jouw (voor de 2e maal verlengde) arbeidsovereenkomst met inachtneming van de geldende aanzegtermijn, niet zullen verlengen. Dit houdt in dat je laatste werkdag zal zijn op 30 april 2016. […]’
2.4.
Op 6 april 2016 heeft [verzoeker] – kort gezegd – één van de beveiligingscamera’s in het pand van [verweerster] uitgezet, een fles wodka gepakt en is vertrokken.
2.5.
Op 8 april 2016 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] en [verzoeker] over de gebeurtenis op 6 april 2016. Aansluitend hebben partijen een ‘overeenkomst betaald verlof’ gesloten. Hierin is onder andere vermeld:
‘Werknemer zal betaald verlof genieten vanaf 08 april 2016 tot en met 30 april 2016. […] Werknemer blijft gedurende de verlofperiode beschikbaar/oproepbaar om eventueel over te dragen informatie in de meeste ruime zin probleemloos te laten verlopen. […]’
2.6.
Per e-mail van 10 april 2016 heeft [verweerster] aan [verzoeker] geschreven:
‘Ik heb de telefoon van je gekregen zonder de zakelijke contacten die je opgedaan hebt in de tijd dat je bij [naam bedrijf] werkt. Deze lijst heb je uiteraard wel, dus zou je die mij morgen even willen doorsturen. Ik bedoel dus niet het lijstje organisatoren dat in de dropbox stond maar ALLE [naam bedrijf] gerelateerde contacten in het adresboek dat in de telefoon stond.’
2.7.
Per e-mail van 11 april 2016 heeft [verweerster] aan [verzoeker] geschreven:
‘ [voornaam verzoeker] , ik ben er nu klaar mee. Ik geeft je een app waarmee je me de contacten kan sturen en jij komt met een andere app aan waarmee ik contacten met je kan delen. Doe gewoon dat ik zeg, daar wordt je voor betaalt! Je hebt 800 contacten in je telefoon en je wilt in deze app 45 contacten gaan delen met mij. […]Gewoon ALLE zakelijke contacten sturen aub met de app die ik je gegeven heb. Doe je dat niet, dan beschouw ik dat als werkweigering en/of verduistering en neem ik gepaste maatregelen. Ik heb je al aangegeven wat de consequenties daarvan zijn en ik neem aan je die kant niet op wilt. [voornaam] ’
2.8.
Hierop heeft [verzoeker] per e-mail van 11 april 2016 als volgt gereageerd richting [verweerster] :
‘Beste [voornaam] , Ik heb het precies via de app gedaan die ik van je heb ontvangen. Ik heb je nu alle zakelijk contacten gegeven die in mijn bezit zijn, hierin kun je een groep maken en contacten selecteren die ik met je per email heb geshared. Ik vind het erg jammer te lezen dat je dit wederom wantrouwt. Mvg, [voornaam verzoeker] .’
2.9.
Nadat hierna nog een aantal keer heen en weer is gemaild, schrijft [verweerster] aan [verzoeker] per e-mail van 12 april 2016:
‘Hoi [voornaam verzoeker] ,
Het gaat er niet om dat ik jou moet zeggen wat ik wel/niet mis. Het gaat erom dat je niet onrechtmatig informatie van [naam bedrijf] moet wegnemen.
  • Je hebt de verkeerde app gebruikt, hier kan ik alleen maar in meekijken in jouw ,,cloud”, ik wil de contactlijst terug
  • Je hebt nog steeds bij lange na niet alle zakelijke contacten gegeven zoals ik heb gezegd
Ik wil een back-up van de data die op de telefoon stond en daar is de app die ik je heb aangegeven geschikt voor. Ik geef je nog
tot 18.00 uur vandaagom ervoor te zorgen dat alle zakelijke contacten die je van onze telefoon af hebt gehaald weer in ons bezit zijn. Heb ik die niet, dan kwalificeer ik dit als diefstal en zal ik conform passende maatregelen nemen. Duidelijker kan ik het niet maken. gr [voornaam] ’
2.10.
[verzoeker] heeft hierop per e-mail van 12 april 2016 om 17.51 uur gereageerd:
‘Hi [voornaam] , De tonen maken weer de muziek. Ik ben donderdag zoals afgesproken bij jullie op kantoor. Laten we dan samen mijn adresboek doorlopen en als jij contacten hierin ziet die jij vind nodig te hebben dan kun je die direct van mij overnemen. Je snapt natuurlijk zelf ook wel dat ik mijn prive nummers niet met je ga delen aangezien je niks aan het nummer van o.a. mijn moeder hebt. […]’
2.11.
Per e-mail van 13 april 2016 om 2.49 uur heeft [verweerster] aan [verzoeker] geschreven:
‘Het is duidelijk dat je wederom niet bereid bent geweest mijn instructies op te volgen. Ik heb je meerdere malen hierop gewezen en je ruimschoots de tijd gegeven, echter zonder resultaat.
Bij deze ben je per heden op staande voet ontslagen voor werkweigering, het verduisteren en/of diefstal van bedrijfsgegevens.
De afspraak van a.s. donderdag is sowieso overbodig en annuleer ik ook bij deze. Het gezamenlijk opstellen van een bericht, zoals afgelopen vrijdag afgesproken komt dus te vervallen. Dit is ook zinloos aangezien je afgelopen vrijdag voor mijn neus, terwijl je zegt bezig te zijn de computer te ontdoen van privé zaken, via FB (en andere media) zelf al aangeeft dat je vertrekt.
Per heden ben je dan ook niet meer welkom in [naam bedrijf] , dus ook a.s. zaterdag niet. De afhandeling van jouw dienstverband zal ik uitvoeren conform de ontslagaanzegging die ik je bij deze gedaan heb. Jammer dat het zo moet lopen, ondanks diverse waarschuwingen in de afgelopen periode.’
2.12.
Per e-mail van 14 april 2016 heeft [verzoeker] aan [verweerster] geschreven:
‘Beste [voornaam] , je hebt me gisteren laten weten dat ik op staande voet ben ontslagen voor werkweigering, het verduisteren en/of diefstal van bedrijfsgegevens. Ik ben het hier niet mee eens en betwist dat er sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Ik behoud me het recht voor om hier op een later tijdstip inhoudelijk op te reageren.
Volledigheidshalve stel ik me hierbij uitdrukkelijk bereid en beschikbaar om per eerste oproep mijn werkzaamheden op de gebruikelijke manier te hervatten. Ik maak dan ook aanspraak op doorbetaling van mijn salaris.
2.13.
Op 19 april 2016 heeft [verweerster] aangifte gedaan tegen [verzoeker] van Cybercrime.
2.14.
Op 2 mei 2016 heeft [verweerster] een eindafrekening aan [verzoeker] verstrekt. Op het uit te betalen bedrag is onder andere een bedrag van € 780,00 netto ingehouden onder de noemer: ‘kosten buitenbundel mobiel: periode 2015 (restschuld)’.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt, na wijziging van haar verzoeken ter zitting, samengevat:
Primair;
De opzegging van 13 april 2016 te vernietigen,
[verweerster] te veroordelen tot betaling binnen tien dagen na betekening van deze beschikking van:
het loon, vakantiegeld en overige emolumenten vanaf 13 april 2016 tot 1 mei 2016, zijnde € 2.340,00 bruto;
de transitievergoeding van € 3.150,00 bruto;
een billijke vergoeding van € 3.150,00;
een bedrag van € 780,00 netto in het kader van de eindafrekening;
de wettelijke verhoging over de onder a) en d) genoemde posten;
de wettelijke rente vanaf datum van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening over de onder a), d) en e) genoemde posten;
de buitengerechtelijk incassokosten van € 424,71;
de proceskosten;
3. [verweerster] te veroordelen deugdelijke specificaties van bovengenoemde bedragen te verstrekken op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat [verweerster] nalatig is hieraan uitvoering te geven;
4. [verweerster] te veroordelen om binnen tien dagen na betekening van de beschikking de salarisspecificaties over de periode van april 2013 tot en met april 2016 te verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat [verweerster] nalatig is hieraan uitvoering te geven;
Subsidiair verzoekt [verzoeker] - naast het hierboven onder 2 tot en met 4, met uitzondering van a) - hem een vergoeding van € 2.340,00 op grond van 7:672 lid 9 toe te kennen over de termijn dat de overeenkomst bij regelmatige opzegging had behoren te duren.
3.2.
[verzoeker] voert daartoe - kort gezegd - aan dat [verweerster] hem op 13 april 2016 onterecht heeft ontslagen op staande voet voor het niet opvolgen van instructies, werkweigering, verduistering en/of diefstal van bedrijfsgegevens. [verzoeker] betwist dat hij moedwillig zakelijke contacten heeft achtergehouden. [verzoeker] heeft op 12 april 2016 voorgesteld om samen het adresboek door te nemen zodat [verweerster] kon aangeven welke zakelijke contacten volgens haar misten. Partijen hebben vervolgens afgesproken om op
14 april 2016 gezamenlijk het telefoonboek door te nemen. [verweerster] heeft [verzoeker] echter op 13 april 2016 per email op staande voet ontslagen wegens werkweigering, verduisteren en/of diefstal van bedrijfsgegevens. [verzoeker] stelt dat [verweerster] ten onrechte een bedrag van € 780,00 netto op de eindafrekening heeft ingehouden vanwege de kosten van mobiel bellen buiten de bundel in 2015. Partijen hadden namelijk voor die kosten een betalingsregeling getroffen en die schuld is door inhoudingen op het salaris inmiddels ingelost. Met betrekking tot de verzochte billijke vergoeding heeft [verzoeker] aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW, zodat daarmee het ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] is gegeven. Om die reden verzoek hij om toekenning van een billijke vergoeding van € 3.150,-.
3.3.
[verweerster] heeft verweer gevoerd. [verweerster] stelt dat [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan werkweigering, verduistering en/of diefstal van bedrijfsgegevens van [verweerster] , omdat [verzoeker] de herhaalde instructie voor het overdragen van de data niet heeft opgevolgd. [verweerster] heeft opgedragen de app ‘easy-backup-assistent’ te gebruiken, en [verzoeker] heeft bewust een andere app genaamd ‘simpler contacts’ gebruikt. Hierdoor heeft hij de data niet overgedragen maar alleen gedeeld, waardoor [verweerster] de data niet kan bewerken en terugzetten maar alleen kan inzien. De gedeelde lijst met contactgegevens van zakelijke contacten van [verweerster] is niet geloofwaardig en verre van compleet. [verzoeker] heeft moedwillige zakelijke contacten achtergehouden. Tevens stelt [verweerster] dat [verzoeker] de mobiele telefoon volgens de arbeidsovereenkomst alleen zakelijk mocht gebruiken. Dat de mobiele telefoon ook privécontacten bevat is volgens [verweerster] dan ook niet relevant en in strijd met de arbeidsovereenkomst. Naast verduistering en diefstal van bedrijfsgegevens heeft [verzoeker] zich ook schuldig gemaakt aan diefstal van bedrijfseigendommen. Op 6 april 2016 is op beveiligingscamera’s geconstateerd dat [verzoeker] een beveiligingscamera uitzet en vervolgens een fles Wodka meeneemt uit de bar. Op 8 april 2016 is [verzoeker] hiermee geconfronteerd. [verzoeker] heeft in dat gesprek verklaard dat hij de fles drank had meegenomen omdat zijn moeder jarig was en dat hij de camera had uitgezet omdat hij een seksafspraak had geregeld in het kantoor van [verweerster] met een collega en hij dit niet op beeld wilde hebben. Op 12 april 2016 is de collega in kwestie gehoord en zij verklaarde dat de afspraak ‘s middags al was afgezegd door haar. Ook bleek de moeder van [verzoeker] niet jarig. Al het voorgaande heeft er toe geleid dat [verweerster] geen andere keuze had dan het geven van een ontslag op staande voet.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vernietiging ontslag op staande voet
4.1.
In de onderhavige zaak staat ter beoordeling of het op 13 april 2016 aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet in stand kan blijven. Om dit te kunnen beoordelen is van belang of sprake was van een dringende reden voor [verweerster] om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, en of die reden onverwijld is medegedeeld aan [verzoeker] .
4.2.
Het vereiste van onverwijlde mededeling van de dringende reden voor ontslag op staande voet strekt ertoe dat voor de wederpartij onmiddellijk duidelijk moet zijn welke eigenschappen of gedragingen de ander hebben genoopt tot het beëindigen van de dienstbetrekking.
4.3.
In de e-mail van 13 april 2016, waarin het ontslag op staande voet wordt aangezegd, heeft [verweerster] als reden opgegeven: werkweigering, het verduisteren en/of diefstal van bedrijfsgegevens. Deze e-mail volgt in aansluiting op diverse e-mails met betrekking tot het overdragen van data door [verzoeker] . [verzoeker] heeft in het verzoekschrift gesteld dat hij er derhalve vanuit is gegaan dat dit ook de reden is geweest die [verweerster] aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd. Dat aan het ontslag op staande voet derhalve tevens het uitzetten van de camera, de vermeende diefstal van de fles Wodka, het liegen daarover en het plannen van een seksafspraak op kantoor van [verweerster] , ten grondslag zijn gelegd, was voor [verzoeker] gelet op dit voorgaande redelijkerwijs – zonder daar enige twijfel bij te hebben – niet duidelijk. Dit geldt te meer nu [verzoeker] op 8 april 2016 al gehoord is over de diefstal van de fles Wodka, partijen daarna de overeenkomst “betaald verlof” hebben getekend en het ontslag op staande voet dateert van 13 april 2016. Voor de beoordeling van de dringende reden wordt derhalve enkel gekeken naar de gestelde feiten rondom de bedrijfsgegevens (de overdracht van de zakelijke telefooncontacten).
4.4.
[verweerster] stelt dat [verzoeker] de zakelijke contacten heeft geshared in plaats van heeft overgedragen, en dat lang niet alle contacten door [verzoeker] met [verweerster] zijn gedeeld. De kantonechter is van oordeel dat ook indien dit komt vast te staan, [verzoeker] betwist dit immers, [verweerster] had moeten volstaan met een mildere sanctie, vanwege de belangen van [verzoeker] en de vergaande consequenties die een ontslag op staande voet voor [verzoeker] meebrengen, mede gezien de korte duur die het dienstverband nog zou voortduren.
4.5.
Een ontslag op staande voet is immers een ultimum remedie, een maatregel die terughoudend moet worden toegepast. Tussen [verweerster] en [verzoeker] bestond gelet op de overgelegde e-mails sinds 10 april 2016 contact over de overdracht van de data. [verweerster] stelde dat [verzoeker] de verkeerde app gebruikte en niet al zijn zakelijke data overdroeg, terwijl [verzoeker] volhield dat hij de juiste app had gebruikt en de zakelijke data wel degelijk had overgedragen. Teneinde te zorgen voor een goede overdracht, heeft [verzoeker] [verweerster] op 13 april 2016 voorgesteld om samen op de afspraak van 14 april 2016 op kantoor van [verweerster] door het adresboek te lopen, om te zien welke zakelijke contacten [verweerster] nog miste. [verweerster] heeft dit redelijke aanbod van [verzoeker] te lichtvaardig afgewezen. Van [verweerster] had gevergd kunnen worden om de gemaakte afspraak op 14 april 2016 af te wachten. De kantonrechter acht het weliswaar ongeloofwaardig dat van de 800 contacten slechts 45 een zakelijk karakter hebben, zoals door [verzoeker] is betoogd, maar door de afspraak van 14 april 2016 niet af te wachten heeft [verweerster] partijen de mogelijkheid ontnomen om te bekijken waaraan dit lag en of [verzoeker] hiervan dus wel een verwijt te maken viel. Dat uit de laatste schriftelijke arbeidsovereenkomst volgt dat [verzoeker] de telefoon alleen zakelijk mocht gebruiken, doet hieraan niet af. Daarnaast had [verweerster] – in plaats van het gegeven ontslag op staande voet - een loonsanctie kunnen toepassen op het moment dat de door haar gegeven deadline op 12 april 2016 om 18.00 uur was verstreken.
4.6.
Bovendien geldt dat [verweerster] de gemaakte afspraak van 14 april 2016 niet heeft afgewacht - zo heeft [verweerster] ter zitting verklaard - omdat op 13 april 2016 duidelijk werd dat [verzoeker] op 8 april 2016 had gelogen over de reden waarom hij op 6 april 2016 de beveiligingscamera had uitgezet en de fles Wodka had weggenomen. Dit is volgens [verweerster] ook de kern geweest van het gegeven ontslag op staande voet. Die feiten zijn echter zoals onder 4.3 vermeld is niet, ook niet afzonderlijk, aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd. Die feiten kunnen dan ook geen rol spelen bij het beantwoorden van de vraag of sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Indien die gebeurtenissen, en de aan het licht gekomen leugens op 13 april 2016, worden weggedacht, was er ook voor [verweerster] dan ook geen aanleiding de afspraak op 14 april 2016 niet af te wachten.
4.7.
Gelet op het vorenstaande, is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van een dringende reden, althans dat die reden niet aan het gegeven ontslag op staande voet ten grondslag is gelegd, zodat het gegeven ontslag niet in stand kan blijven. Het verzoek van [verzoeker] de opzegging van 13 april 2016 te vernietigen zal worden toegewezen.
Loon over de periode 13 april tot 1 mei 2016
4.8.
Nu de opzegging van 13 april 2016 zal worden vernietigd, betekent dit dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege op 1 mei 2016 is geëindigd, en dat [verweerster] gehouden is om [verzoeker] tot het einde van de arbeidsovereenkomst loon te betalen. Niet is weersproken dat dit een bedrag van € 2.340,00 bruto bedraagt. Het verzoek van [verzoeker] om [verweerster] te veroordelen het loon van 13 april 2016 tot 1 mei 2016 van € 2.340,00 bruto te betalen is daarmee toewijsbaar.
Transitievergoeding
4.9.
[verzoeker] heeft verzocht hem een transitievergoeding toe te kennen. Uitgangspunt is dat een werknemer, als sprake is van een einde van rechtswege op initiatief van de werkgever en de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd, zoals in dit geval, recht heeft op een transitievergoeding. De transitievergoeding is niet verschuldigd indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . Hiervan is geen sprake. De arbeidsovereenkomst is immers door tijdsverloop van rechtswege geëindigd. De gestelde verwijtbare gedragingen van [verzoeker] hebben zich voorgedaan nadat [verweerster] de beslissing om de arbeidsovereenkomst niet voort te zetten reeds was genomen en kenbaar was gemaakt. Tegen het verzochte bedrag is geen afzonderlijk verweer gevoerd. Gelet hierop is het verzoek om [verweerster] te veroordelen de transitievergoeding van € 3.150,00 bruto te betalen toewijsbaar.
Billijke vergoeding
4.10.
Ten aanzien van het verzoek van [verzoeker] om hem een billijke vergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:681 BW overweegt de kantonrechter het volgende.
4.11.
Artikel 7:681 BW bepaalt – voor zover hier van belang - dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen
ófop zijn verzoek aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. [verzoeker] heeft ervoor nadrukkelijk, zo bevestigde zijn gemachtigde op de zitting, gekozen om primair de vernietiging van de opzegging te verzoeken. Dit verzoek is toegewezen. Gelet hierop is een verzoek tevens een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 BW toe te wijzen niet toewijsbaar.
Wettelijke verhoging, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
Gelet op de omstandigheden van het geval, ziet de kantonrechter aanleiding om de wettelijke verhoging die [verweerster] over het achterstallige salaris verschuldigd is te matigen tot 0%.
4.13.
De wettelijke rente over het achterstallige loon is op de wet gegrond en zal worden toegewezen.
4.14.
[verzoeker] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [verzoeker] heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal daarom worden afgewezen.
Specificatie
4.15.
Tegen het verzoek van [verzoeker] om hem een schriftelijke en deugdelijke specificatie te verstrekken waaruit de toegewezen bedragen blijken, is geen afzonderlijk gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verzoek zal worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, nu er geen aanleiding is te veronderstellen dat [verweerster] hieraan geen gehoor zal geven.
Eindafrekening en loonstroken
4.16.
[verzoeker] heeft verzocht om [verweerster] te veroordelen tot betaling van
€ 780,00 netto vanwege een onterechte inhouding op de eindafrekening. Tevens heeft [verzoeker] verzocht om aan hem de loonstroken over de periode van april 2013 tot en met april 2016 te verstrekken. [verweerster] stelt dat de inhouding op de eindafrekening wel correct is, en dat zij de salarisstroken vanaf april 2013 reeds aan [verzoeker] heeft verstrekt.
4.17.
Vaststaat dat partijen in september 2015 zijn overeengekomen dat [verweerster] gedurende acht maanden een bedrag van € 130,00 netto per maand zou inhouden op het loon van [verzoeker] , in verband met niet-zakelijke belkosten van € 1.040,00 netto. [verweerster] stelt dat het bedrag van € 130,00 netto alleen in september en oktober 2015 op het loon is ingehouden, zodat er nog een bedrag van € 780,00 netto te verrekenen was op de eindafrekening.
4.18.
De kantonrechter overweegt dat het op de weg van [verweerster] ligt om aan te tonen dat zij gerechtigd was een bedrag van € 780,00 netto in te houden op de eindafrekening. Aan de hand van de thans in het geding gebrachte producties is niet vast te stellen of alleen in september en oktober 2015 inhoudingen op het loon hebben plaatsgevonden in verband met de belkosten. [verweerster] zal daarom in de gelegenheid worden gesteld alsnog alle loonstroken vanaf september 2015 tot 1 mei 2016 in het geding te brengen. [verzoeker] zal de gelegenheid krijgen om hierop te reageren, waarbij de kantonrechter partijen nadrukkelijk in overweging geeft om naar aanleiding van de loonstroken zelf in onderling overleg vast te stellen of de eindafrekening correct is, en alsdan de kantonrechter gezamenlijk te berichten of zij nog op dit punt een beslissing wensen.
4.19.
De kantonrechter zal het verzoek van [verzoeker] om [verweerster] te veroordelen om ook de loonstroken vanaf april 2013 te verstrekken aanhouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt de op 13 april 2016 door [verweerster] gedane opzegging van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] ;
5.2.
veroordeelt [verweerster] om binnen tien dagen na betekening van deze beschikking het verschuldigde loon, vakantiegeld en overige emolumenten, vanaf 13 april 2016 tot 1 mei 2016 aan [verzoeker] te voldoen, zijnde een bedrag van € 2.340,00 bruto, onder overlegging van een deugdelijke netto/bruto specificatie,
5.3.
veroordeelt [verweerster] om binnen tien dagen na betekening van deze beschikking aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 3.150,00 bruto, onder overlegging van een deugdelijke netto/bruto specificatie,
5.4.
veroordeelt [verweerster] om binnen tien dagen na betekening van deze beschikking de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de onder 5.2 en 5.3 genoemde bedragen, vanaf het opeisbaar worden van dat bedrag tot de dag der voldoening, aan [verzoeker] te betalen,
5.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
houdt de beslissing omtrent de eindafrekening, de loonstroken vanaf april 2013 en de proceskosten aan,
5.7.
wijst het anders of meer verzochte af,
5.8.
stelt [verweerster] tot
3 augustus 2016in de gelegenheid om de salarisspecificaties van [verzoeker] over de maanden september 2015 tot en met april 2016 in het geding te brengen,
5.9.
bepaalt dat [verzoeker] hierna
twee wekenin de gelegenheid wordt gesteld om zich over de door [verweerster] in het geding gebrachte producties uit te laten,
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken door mr. R.M. Berendsen op 21 juli 2016.