4.3Het oordeel van de rechtbank
16/659173-16
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 18 februari 2016 heeft [aangever 1] aangiftegedaan van diefstal van zijn personenauto, een grijze Volkswagen Golf, met kenteken [kenteken] . Daarbij heeft aangever verklaard dat hij zijn auto had geparkeerd bij de [naam] te Veenendaal, dat hij zijn autosleutels in één van zijn jaszakken had gedaan, dat hij zijn jas aan een kapstok in de kerk had opgehangen, en dat hij na afloop van de door hem in de kerk bijgewoonde lezing zijn jas had opgehaald en de autosleutels niet meer in zijn jaszak aantrof.
Getuige [getuige] heeft verklaarddat hij als koster werkzaam is in de [naam] te Veenendaal en dat er in kerk camera’s hangen die onder meer gericht zijn op de garderobe.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat op de camerabeelden is te zien dat omstreeks 21:20 uur een jongen de kerk binnen komt, dat die persoon naar de garderobe toeloopt en in de jassen voelt.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden bekeken en heeft daarover het volgende verklaard. Verbalisant zag op de camerabeelden omstreeks 21:18 uur een man naar de ingang van de kerk lopen, zag de man de toegangsdeur openen, zag dat de man naar de garderobe liep, zag dat een jas in de garderobe door toedoen van de man bewoog, en dat de man daarna nog 1 of 2 jassen doorzocht. Verbalisant zag op enig moment dat de man met zijn rechterhand in een jaszak van een jas ging, dat hij zijn hand weer uit de jaszak haalde en toen vlot naar de uitgang van de kerk liep en de kerk verliet. De man had een jas aan met lichtgekleurde ritsen en lichtgekleurde banen ter hoogte van de bovenarmen. Voorts droeg de man donkerkleurige sportschoenen met een opvallend dikke licht gekleurde zool.
In het arrestantencomplex te Houten is de kleding van verdachte als volgt omschreven: een paar zwarte sportschoenen met opvallend witte zolen en een zwarte jas met oranje strepen rondom de mouwen ter hoogte van de bovenarmen en opvallend witte ritsen.
Op 19 februari 2016 omstreeks 05:00 uur hoordenverbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van de centralist van het operationeel centrum, dat er een grijze VW Golf voorzien van het kenteken [kenteken] van [adres] was weggereden in de richting van de A12 en dat het voertuig als gestolen stond gesignaleerd. Omstreeks 05:06 uur zagen verbalisanten op de A12 een grijze VW Golf met 39 als begin van het kenteken de surveillance-auto passeren. Nadat de surveillance-auto de VW Golf had genaderd, bleek sprake te zijn van de als gestolen gesignaleerde auto.
Ongeveer 200 meter voor de afrit Bunnik, werd een stopteken gegeven aan de bestuurder van de VW Golf. De verbalisant [verbalisant 2] zag dat de snelheid van de VW Golf minderde, dat de auto de afslag Bunnik nam, dat collega’s met de surveillance-auto MD3303 onderaan de afrit stond, dat een collega uit die auto stapte en naar de VW Golf liep, dat de MD3303 voor de VW Golf ging staan, dat de VW Golf langs de MD3303 wegreed, dat de MD3303 met optische en geluidssignalen achter de VW Golf aan reed, dat de bestuurder van de VW Golf in Bunnik een rood verkeerslicht negeerde met een snelheid van ongeveer 80 km/uur, en zag dat de VW Golf de N229 in de richting van Odijk/Werkhoven op reed.
Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de snelheid van de VW Golf op de N229 varieerde van 100 tot 150 km/uur, terwijl de maximum snelheid op die weg 80 km/uur is, zag dat het regende en dat het wegdek nat was, zag dat er weinig zicht was door de regen, zag dat er meerdere tegenliggers aankwamen, dat de bestuurder geen gehoor af aan het stopteken, dat de VW Golf ging slingeren over de rijbanen en daardoor meerdere keren de doorgetrokken streep overschreed, en dat de bestuurder van de VW Golf de MD3303 belette om voorbij of naast de VW Golf te rijden.
Aangekomen in de bebouwde kom van Wijk bij Duurstede zagverbalisant [verbalisant 2] dat de bestuurder van de VW Golf meerdere keren naar links stuurde als de verbalisant met de surveillance-auto links voorbij de VW Golf probeerde te komen, en moest verbalisant wel acht keer vol in de remmen om een aanrijding met de VW Golf te voorkomen. Op enig moment, op de [adres] , kwam de surveillance-auto voorbij de VW Golf en zag verbalisant dat de MD3303 de VW Golf aan de achterkant insloot. Verbalisant voelde ineens een hele harde klap aan de rechter achterkant van de surveillance-auto, had in de gaten dat de surveillance-auto was geramd door de VW Golf, zag daarna dat de VW Golf hierdoor naar rechts schoot, zag dat de VW Golf aan de rechterzijde op de surveillance-auto kwam afrijden, en hoorde en voelde een harde klap. Verbalisant [verbalisant 2] zag vervolgens dat de VW Golf tegen een klein boompje aanreed en tot stilstand kwam met een snelheid van ongeveer 20 km/uur. Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat de bestuurder van de VW Golf heel veel mogelijkheden heeft gehad om gehoor te geven aan het stopteken, dat de bestuurder bewust doorreed, dat de VW Golf de surveillance-auto tot tweemaal toe heeft geramd, dat verbalisant toen echt het idee had dat de bestuurder in staat was om verbalisant en collega [verbalisant 3] iets aan te doen, dat verbalisant heel erg van de tweede klap schrok omdat de VW Golf recht in de zijkant van de surveillance-auto reed, en voelde toen de angst dat er met haar en collega [verbalisant 3] iets zou gebeuren. Verbalisant [verbalisant 2] heeft aangiftegedaan van een poging tot doodslag dan wel zware mishandeling.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft verklaarddat hij in Wijk bij Duurstede een harde klap aan de achterzijde van het dienstvoertuig voelde, dat hij het gevoel had dat de VW Golf hen probeerde te rammen, dat het dienstvoertuig door de klap fors heen en weer ging, dat hij zag en voelde dat de VW Golf daarna bewust met zijn linkerzijde tegen de rechterzijde van het dienstvoertuig reed, dat hij daarbij een harde klap voelde en zag dat de rechter buitenspiegel van het dienstvoertuig afbrak. Verbalisant [verbalisant 3] heeft verklaarddat hij het gevoel had dat er diverse gevaarlijke situaties ontstonden, omdat de bestuurder van de VW Golf bewust gevaarlijke manoeuvres maakte in de richting van het dienstvoertuig en het dienstvoertuig daarbij tevens heeft geraakt. Verbalisant [verbalisant 3] heeft aangiftevan een poging tot doodslag.
De bestuurder van de VW Golf is aangehouden en ter voorgeleiding overgebracht naar het politiebureau te Zeist. De bestuurder bleek [verdachte] , geboren op [1996] te [geboorteplaats] , te zijn.
In het rapport VOA(VerkeersOngevallenAnalyse) staat vermeld dat uit de GPS-data van het navigatiesysteem van het aangereden dienstvoertuig bleek dat de snelheden tijdens de achtervolging over de N229 overeen kwamen met de processen-verbaal van bevindingen van de basis politiezorg. De hoogste snelheid was 140 km/uur op het weggedeelte tussen Werkhoven en Cothen. De snelheid binnen de bebouwde kom was ten hoogste 60 km/uur. Tijdens de aanrijding, waarbij het dienstvoertuig vanaf de achterzijde werd aangereden door de VW Golf, nam de GPS-snelheid van het dienstvoertuig binnen één seconde toe van 10 km/uur naar 24 km/uur. Hieruit bleek dat de aanrijding tussen de VW Golf en het dienstvoertuig bij zeer lage snelheid plaatsvond en de inzittenden aan een versnelling werden blootgesteld waarbij enig lichamelijk letsel niet te verwachten valt.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaarddat hij had moeten stoppen, maar dat hij niet aangehouden wilde worden, dat hij probeerde te ontkomen, dat hij wist dat de situatie gevaarlijk kon worden als hij een stopteken negeert en probeert te ontkomen.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht de onder 1, primair, en 2 ten laste gelegde feiten op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
Vaststaat dat verdachte de VW Golf onder zich had, en dat die VW Golf enkele uren daarvoor in Veenendaal was gestolen. Aangezien verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het onder zich hebben van de VW Golf, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte deze VW Golf heeft gestolen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het wegnemen van de autosleutels en het wegnemen van de auto zijn te duiden als twee aparte wilsbeslissingen en dat de officier van justitie om die reden twee feiten ten laste kon leggen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 3, primair, ten laste gelegde feit, met name gelet op hetgeen het VOA-rapport vermeldt over de kans op enig lichamelijk letsel als gevolg van de aanrijdingen.
Het onder 3, subsidiair, ten laste gelegde feit acht de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend bewezen. Gezien de omstandigheden, namelijk het vluchtgedrag tijdens de achtervolging en de kennelijke vastberadenheid van verdachte aan de politie om te ontkomen, kon door het afrijden op de politieauto bij de inzittenden ervan de redelijke vrees ontstaan voor ernstig letsel. De (lage) snelheid die in het rapport VOA is genoemd, ziet op de snelheid van de politieauto tijdens de eerste aanrijding en niet op de tweede.
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde feit eveneens wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bewijsmiddelen, met dien verstande dat gelet op de door de verdediging ter terechtzitting overgelegde twee beschikkingen inzake het niet stoppen voor rood licht en het niet stoppen voor een stopteken, delen van de tenlastelegging zullen worden weggestreept die daarop betrekking hebben. Naar het oordeel van de rechtbank is een strafrechtelijke vervolging als in casu, voor hetzelfde feitencomplex, in strijd met het wettelijk stelsel.
Hieraan moet de conclusie worden verbonden dat het openbaar ministerie op grond van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte ten aanzien van het niet stoppen voor rood licht en het niet stoppen voor een stopteken.
Anders dan door de verdediging is betoogd, is bij het in de tenlastelegging opgenomen aanrijden van het dienstvoertuig niet sprake van een dubbele vervolging. Het onder feit 3 ten laste gelegde dient naar het oordeel van de rechtbank een ander beschermd belang.
16/652205-16
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 18 februari 2016 heeft [aangever 2] namens EFM Support Team BV aangiftegedaan van joyriding. Daarbij heeft aangever verklaard dat tussen vrijdag 5 februari 2016, 18:00 uur, en dinsdag 9 februari 2016, 14:00 uur, een Opel Corsa met het kenteken [kenteken] en de autosleutels van die Opel Corsa te Amersfoort zijn weggenomen door verdachte en dat er in die periode ongeveer 1800 km met de auto is gereden. Aangever heeft voorts verklaard dat verdachte hem in de voormiddag van 9 (de rechtbank leest 10) februari 2016 heeft gebeld en dat verdachte toen tegen hem heeft gezegd dat hij op vrijdag de Opel Corsa had gepakt, en dat aangever vervolgens een politieagent aan de telefoon kreeg.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft verklaarddat hij op 10 februari 2016 de hem ambtshalve bekende [verdachte] zag bij een supermarkt, dat hij zag dat verdachte wegliep bij een geparkeerde Opel Corsa met het kenteken [kenteken] , dat verdachte de supermarkt in liep, dat verdachte een paar minuten laten de supermarkt weer uit liep en in de Opel Corsa stapte en het parkeervak uitreed. Verbalisant heeft verklaard dat het hem ambtshalve bekend is dat verdachte niet in het bezit is van een geldig rijbewijs, en dat hij verdachte staande heeft gehouden. Daarbij heeft verdachte verklaard dat hij de autosleutel van de Opel Corsa had gepakt zonder dat zijn begeleider van EFM Support dit wist. Vervolgens heeft verbalisant [verbalisant 4] telefonisch contact opgenomen met [aangever 2] van EFM Support, die nog niet had gemerkt dat de Opel Corsa weg was. Op verzoek van [aangever 2] heeft verbalisant de autosleutel van de Opel Corsa ingenomen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaarddat hij de autosleutels van de Opel Corsa heeft weggehaald uit het kantoortje van EFM Support en dat hij is gaan rijden in de Opel Corsa, dat hij met de Opel Corsa overal en nergens is geweest, en dat hij zijn begeleider [aangever 2] van EFM Support had gebeld nadat hij door de politie was gesnapt. Verdachte heeft ter terechtzitting tevens verklaard dat hij wist dat de autosleutel van de Opel Corsa was, dat hij de sleutel op vrijdag (de rechtbank begrijpt 5 februari 2016) heeft gepakt toen hij zag dat niemand dat zag, dat hij de auto niet op maandag heeft teruggebracht, en dat hij bij de staande houding door de politie de autosleutel aan de politieagent heeft gegeven.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen van oordeel dat het primair ten laste gelegde, te weten diefstal door middel van een valse sleutel, wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de auto heeft gehad. Verdachte heeft de autosleutel weggenomen en is vervolgens als heer en meester over de auto gaan beschikken. Hij heeft eerst bij de staande houding op 10 februari 2016 de autosleutel afgegeven.
Gelet hierop is het niet aannemelijk geworden dat verdachte voornemens was om de auto en de autosleutel terug te brengen naar EFM Support.