Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte van [eiser]
2.De feiten
3.Het geschil
- Wettelijke vakantiedagen 2012: 160 uren
- Wettelijke vakantiedagen 2013: 160 uren
- Wettelijke vakantiedagen 2014: 160 uren
- Bovenwettelijke vakantiedagen 2012: 72 uren
- Bovenwettelijke vakantiedagen 2013: 72 uren
- Bovenwettelijke vakantiedagen 2014: 72 uren
- Overgebleven vakantiedagen 2011: 100 uren
verrekening toekomstige uren
39 uren
- Overgebleven vakantie-uren uit 2011 en eerder: 100 uren
- Re-integratie uren over 2013: 14,46 uren
- Wettelijke vakantie-uren tot 1 november 2014 en bovenwettelijke vakantie-uren tot 1 november 2014 minus 84 opgenomen uren
Voor wat betreft het subsidiaire standpunt van [eiser] wijst Atos erop dat [eiser] niet zomaar van de juistheid van de in het MyAtos overzicht weergegeven vakantie-uren mocht uitgaan, omdat hierbij geen rekening wordt gehouden met ziekte of een eerdere datum van uitdiensttreding. Het daadwerkelijk aantal opgebouwde maar niet genoten vakantie-uren wordt bij uitdiensttreding berekend. Bovenwettelijke vakantie-uren worden bij het eindigen van de arbeidsongeschiktheid (her)berekend. [eiser] had kunnen weten dat het aantal uren dat in MyAtos stond vermeld niet juist was.
4.De beoordeling
- de vraag of het aantal door [eiser] opgebouwde vakantiedagen in 2012 en 2013 is vervallen;
- de vraag of in het geval van bovenwettelijke vakantiedagen mag worden afgeweken van de wettelijke regeling dat de arbeidsongeschikte werknemer, voor zover hij recht heeft op loon, tijdens de volledige periode van arbeidsongeschiktheid vakantieaanspraken opbouwt.
“de uit jurisprudentie van het HvJEU voortvloeiende volledige opbouw van vakantiedagen bij langdurige ziekte niet geldt voor de bovenwettelijke vakantiedagen en niet wettelijk geregeld is. Dat is aan partijen zelf.”