Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Verloop van de procedure
- een brief van 2 juni 2014 van mr. Oerlemans, waarbij productie 9 wordt overgelegd;
- een brief van 3 juni 2014 van mr. Oerlemans, waarbij een akte houdende vermindering van het zelfstandig tegenverzoek wordt ingediend.
- de heer [verzoeker] , in persoon;
- mevrouw [A] , partner van [verzoeker] ;
- mr. Shirmeister, advocaat voornoemd;
- mevrouw [verweerster] , in persoon;
- de heer [B] , partner van [verweerster] ;
- mr. Oerlemans, advocaat voornoemd.
2.Feiten
30 april 2007, de verzekeringspremies waarvan de vervaldatum ligt na die datum en hypotheekrente na die datum voor rekening zijn van de man, een en ander zonder nadere verrekening.
’s-Hertogenbosch, is op 24 oktober 2007 in de daartoe bestemde registers ingeschreven.
(€ 1.450.000,00) verminderd met de saldi van de hypotheken en het krediet onder de verplichting zich ertoe in te spannen dat [verweerster] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire leningen en het hypothecaire krediet.
- € 1.450.000,00 (per 4 februari 2007, 11 mei 2007 en 28 oktober 2007);
- € 1.200.000,00 (per 31 juli 2009).
Mr. Shirmeister heeft bij brief van 4 februari 2014 het voorstel van [verzoeker] opnieuw aan [verweerster] voorgelegd en haar voorgehouden dat als een reactie van haar zijde zou uitblijven [verzoeker] over zou gaan tot indiening van onderhavig verzoek.
3.Verzoek
4.Verweer en tegenverzoek
€ 1.450.000,00 en zij steeds haar volledige medewerking heeft verleend aan de verkoop van de woning. Ook heeft zij meermalen ingestemd met verlaging van de verkoopprijs van de woning, onder de voorwaarde dat de verkoopprijs niet onder het totaalbedrag van de hypothecaire lasten, te vermeerderen met de courtage van de makelaar, zou komen. Het is volgens [verweerster] eerder [verzoeker] geweest die de verkoop van de woning heeft gefrustreerd door herhaaldelijk het te koop bord weg te halen en volgens haar was [verzoeker] in een eerder stadium van de afwikkeling van de echtscheiding juist niet bereid om de woning toegedeeld te krijgen. Gelet daarop vindt [verweerster] het opmerkelijk dat [verzoeker] in de periode van 23 juni 2011 tot en met 28 mei 2013 in totaal een bedrag van € 130.500,00 heeft afgelost op de aflossingsvrije kredieten van de woning. Vooralsnog meent [verweerster] dat [verzoeker] nimmer van plan is geweest om de woning aan een derde te verkopen, maar net zo lang heeft gewacht tot het dieptepunt van de woningmarkt is bereikt, om vervolgens de woning toegedeeld te krijgen.
€ 1.222.000,00, heeft [verweerster] het volgende aangevoerd. Als de woning wordt verkocht voor een lager bedrag dan € 1.222.000,00 zal [verweerster] naar verwachting worden geconfronteerd met een restschuld, waar zij geen financiële ruimte voor heeft om deze te dragen, en waarbij het maar de vraag is of zij in aanmerking komt voor de fiscale regeling voor een restschuld. Volgens de berekeningen van de door [verweerster] ingeschakelde Registercontroller, de heer C.S.M. Gerritsen, heeft [verweerster] niet de financiële ruimte om de rente van een mogelijke restschuld te dragen. Als de verkoop van de woning tot een restschuld voor [verweerster] leidt, dan verwacht zij dat zij genoodzaakt zal zijn om een beroep op de schuldsanering te moeten doen, wat tot gevolg zal hebben dat zij haar functie als rechter in de sector bestuursrecht bij de rechtbank Rotterdam zal verliezen, vanwege het risico dat ligt in de sfeer van corrumpeerbaarheid. Ook zal [verweerster] dan genoodzaakt zijn om met de kinderen te moeten verhuizen, wat eveneens niet in hun belang is. Daar komt bij dat [verweerster] in voornoemde situatie ook met een restschuld van haar huidige woning in Rotterdam zal worden geconfronteerd, welk naar verwachting ongeveer € 160.000,00 zal bedragen. Vooralsnog zijn partijen een overeenkomst tot verkoop zonder tijdsbepaling aangegaan, waarbij afgesproken is dat een ieder gerechtigd is tot de helft van het resterende netto saldo van de verkoopopbrengst. [verweerster] meent dat er thans geen sprake is van een gerechtvaardigd belang om thans over te gaan tot toedeling van de woning aan [verzoeker] , danwel tot verkoop aan een derde, waarbij zij met een restschuld zal worden geconfronteerd met alle voornoemde gevolgen van dien. Gelet daarop is het volgens [verweerster] dan ook gerechtvaardigd om te wachten met de verkoop van de woning, tenzij de woning kan worden verkocht voor een koopprijs van € 1.222.000,00. Indien onderhavig verzoek wordt toegewezen dan is [verweerster] van mening dat de WOZ-waarde van € 845.000,00, zijnde een fiscale waarde, niet als uitgangspunt kan worden genomen, temeer daar zij meent dat deze taxatie niet op de juiste uitgangspunten is gebaseerd.
5.Beoordeling
- een voorstel te doen met betrekking tot de persoon van de te benoemen deskundige, waarbij de rechtbank benadrukt dat het in dit kader de voorkeur verdient dat partijen
- zich uit te laten over de onder 5.3. genoemde vraagstelling;
- zich uit te laten over de vraag voor wiens rekening de kosten van de te benoemen deskundige dienen te komen.
6.Beslissing
27 augustus 2014de rechtbank, bij voorkeur
gezamenlijk, te berichten (t.a.v. de heer R.P.P. Roestenburg, H1-61, faxnr. 030-2233099) omtrent het overwogene in 5.4.;