Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
KONE: Kone Corporation and [Kone]: from June 1 1999 to March 5 2004;
Otis: [UTC][…] and [Otis]: from April 15 1998 to March 5 2004;
Schindler: [Schindler Holding] and [Schindler Liften]: [from] June 1 1999 to March 5 2004;
ThyssenKrupp: [Thyssenkrupp A.G.] and [ThyssenKrupp Liften]: from April 15 1998 to March 5 2004 and
[Mitsubishi]: from January 11 2000 to March 5 2004.”
4.De beoordeling
Toepasselijk recht
lex loci delicti-regel. Die regel houdt in dat een vordering uit onrechtmatige daad, behoudens rechtskeuze, in beginsel wordt beheerst door het recht van het land waar de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden [4] . De gestelde onrechtmatige handelingen en ook de gestelde betrokkenheid van de Moedervennootschappen daarbij hebben in Nederland plaatsgevonden, zodat niet alleen op de vorderingen voor zover gericht tegen de Liftfabrikanten, maar ook op de vorderingen voor zover gericht tegen de Moedervennootschappen Nederlands recht moet worden toegepast. De stelling van de Moedervennootschappen dat voor zover hen iets verweten kan worden, het om gedragingen buiten Nederland gaat, maakt dat niet anders. Ook gedragingen van de Moedervennootschappen buiten Nederland, voor zover die er in dit kader zijn geweest, zijn erop gericht geweest om binnen Nederland een effect in het leven te roepen [5] . Ook indien en voor zover de gestelde betrokkenheid van de Moedervennootschappen alleen zou hebben bestaan uit het gedogen van de inbreukmakende gedragingen van hun Nederlandse dochtervennootschappen, de minst vergaande vorm van actieve betrokkenheid, heeft dat gedogen (mede) plaatsgevonden in Nederland, althans was dat erop gericht om binnen Nederland effect te sorteren.
Manfredigeoordeeld dat een ieder de nietigheid kan inroepen van een door (thans) artikel 101 VWEU verboden mededingingsregeling of onderling afgestemde feitelijke gedraging en, indien er een causaal verband bestaat tussen deze regeling of gedraging en de schade, schadevergoeding kan vorderen en dat het een aangelegenheid is van de interne rechtsorde van elke lidstaat om de regels vast te stellen voor de uitoefening van dit recht, met inbegrip van de regels voor de toepassing van het begrip “causaal verband” [6] . In Nederland zijn regels vastgesteld waardoor de mogelijkheid tot uitoefening van het recht op schadevergoeding wordt gewaarborgd. Voor de beoordeling of in dit geval het recht op schadevergoeding jegens de Moedervennootschappen kan worden uitgeoefend, geldt dus het Nederlandse recht. In het Nederlandse recht is een vennootschap in beginsel niet aansprakelijk voor schade die wordt veroorzaakt door een onrechtmatige daad van een andere vennootschap, ook niet wanneer die twee vennootschappen tot hetzelfde concern behoren. Slechts in uitzonderlijke situaties gaat dit uitgangspunt niet op; bijvoorbeeld in de (hier niet aan de orde zijnde) situatie zoals beschreven in artikel 2:11 BW.
Bolloré SA e.a./Commissie [7] , die door een aantal Moedervennootschappen is aangehaald. In die zaak had de Commissie in de fase van de mededeling van de punten van bezwaar Bolloré SA alleen in de hoedanigheid van moedervennootschap aangesproken op een inbreuk op het kartelverbod. In de beschikking van de Commissie is Bolloré SA echter ook eigen betrokkenheid bij de inbreuk verweten. Bolloré SA heeft bij het Gerecht bezwaar gemaakt tegen het feit dat zij zich niet tegen dat verwijt heeft kunnen verdedigen, welk bezwaar het Gerecht heeft verworpen op de grond dat Bolloré SA als moedervennootschap toch al aansprakelijk kon worden gehouden. Advocaat‑Generaal Y. Bot heeft er vervolgens, samengevat, op gewezen dat het voor de beoordeling van de civiele aansprakelijkheid door de nationale rechter van belang is vast te stellen of en, zo ja, in welke mate Bolloré SA daadwerkelijk zelf bij de inbreuk van het kartelverbod was betrokken [8] . Het Hof van Justitie heeft vervolgens geoordeeld dat Bolloré SA de mogelijkheid moet hebben zich te verdedigen tegen het verwijt dat zij persoonlijk bij de inbreuk van het kartelverbod was betrokken en heeft om die reden het arrest van het Gerecht ten aanzien van Bolloré SA vernietigd.
12.844,00(4,0 punten × tarief € 3.211,00)
12.844,00(4,0 punten × tarief € 3.211,00)
12.844,00(4,0 punten × tarief € 3.211,00)
12.844,00(4,0 punten × tarief € 3.211,00)
12.844,00(4,0 punten × tarief € 3.211,00)