ECLI:NL:RBMNE:2016:4279

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
16/652465-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.E.A. van Kalveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot observatie in Pieter Baan Centrum

Op 27 juli 2016 heeft de rechter-commissaris in de zaak met parketnummer 16/652465-16 een beslissing genomen over de vordering van de officier van justitie om de verdachte ter observatie over te brengen naar het Pieter Baan Centrum (PBC). De verdachte, geboren in 1994 en gedetineerd in de PI Nieuwegein, heeft aangegeven niet mee te willen werken aan een psychiatrisch en psychologisch onderzoek. De rechter-commissaris heeft het dossier bestudeerd, inclusief het rapport van de gedragsdeskundige en de rapportages van de reclassering. Uit deze documenten blijkt dat er een ernstig vermoeden bestaat van diverse psychiatrische en neurologische problemen bij de verdachte, waardoor hij een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving vormt.

De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de wachttijd voor plaatsing in het PBC 10 weken bedraagt, gevolgd door een observatieperiode van 14 weken, wat in totaal 24 weken zou zijn. Gezien de relatief beperkte ernst van de verdenkingen, zou er na deze observatie waarschijnlijk geen of slechts een zeer beperkt voorwaardelijk strafdeel overblijven. Bovendien is de rechter-commissaris van mening dat de verdachte niet bereid of in staat is om zich aan enige vorm van ambulante behandeling te houden. Dit leidt tot de conclusie dat een klinische opname in het kader van een voorwaardelijk strafdeel niet haalbaar is.

De rechter-commissaris heeft de vordering van de officier van justitie dan ook afgewezen, met de overweging dat de noodzakelijke behandeling niet binnen het strafrecht kan worden gerealiseerd. De officier van justitie heeft tijdens het verhoor aangegeven dat de reguliere geestelijke gezondheidszorg mogelijk niet voldoende beveiliging kan bieden voor de verdachte. De rechter-commissaris heeft de officier van justitie echter aangeraden om te onderzoeken of een maatregel in het kader van de BOPZ passend zou zijn, met de mogelijkheid van plaatsing in een kliniek met een hoog beveiligingsniveau, zoals de Van der Hoeven Kliniek KIB.

De beslissing is genomen op basis van de artikelen 196, 197 en 198 van het Wetboek van Strafvordering. Een kopie van het bevel is verzonden aan de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en aan de advocaat van de verdachte, mr. J.C. Reisinger, op dezelfde dag.

Uitspraak

Rechtbank Midden-Nederland
rechter-commissaris in strafzaken

beslissing

(afwijzig op vordering opname in het Pieter Baan Centrum zoals bedoeld
in artikel 196 Wetboek van Strafvordering)
Parketnummer: 16/652465-16
RC-nummer: 16/3486
De rechter-commissaris heeft het dossier gezien in de strafzaak tegen:
[verdachte]
geboren op [1994] in [geboorteplaats]
gedetineerd: PI Nieuwegein - HvB loc. Nieuwegein in Nieuwegein
De rechter-commissaris heeft gelet op:
De vordering van de officier van justitie, het rapport van de gedragsdeskundige in het kader van
een voorgeleidingsconsult en de rapportages van de reclassering die over de verdachte zijn
opgemaakt;
Het verhoor van verdachte, waarbij de verdachte heeft verklaard niet mee te werken aan een
psychiatrisch en psychologisch onderzoek.

OVERWEGINGEN

De rechter-commissaris heeft een bevel tot bewaring van deze verdachte gegeven;
Aan verdachte is nog geen dagvaarding of kennisgeving van verdere vervolging betekend;
Uit het dossier komt naar voren dat er een ernstig vermoeden is van diverse problemen op
psychiatrisch en neurologisch gebied, waardoor verdachte een gevaar voor zichzelf en zijn
omgeving vormt. Verdachte heeft aangegeven niet te willen meewerken aan enig onderzoek
naar zijn geestvermogens in het kader van het strafrecht en ook zal trachten zich zoveel
mogelijk aan de observatie te onttrekken.
Gebleken is dat de wachttijd voor een plaatsing in het PBC 10 weken bedraagt. De observatie
en verslaglegging zullen nog eens 14 weken duren. Dus in totaal 24 weken.
Gelet op de relatief beperkte ernst van de verdenkingen brengt dit met zich mee dat er geen
of een zeer beperkt voorwaardelijk strafdeel zal resteren, nadat de observatie is beëindigd. Uit
het dossier is af te leiden dat verdachte niet bereid of in staat is zich aan enige vorm van
ambulante behandeling en begeleiding te houden. Voor een mogelijk uit beveiligings- en
behandelingsopzicht wenselijke klinische opname in het kader van een voorwaardelijk
strafdeel zal naar de inschatting van de rechter-commissaris dan ook geen ruimte zijn.
De inschatting van de rechter-commissaris is dat enige maatregel, in het kader van het
strafrecht niet opgelegd zal worden.
De conclusie is dan ook dat de mogelijk noodzakelijk behandeling niet in het strafrecht
haalbaar is en de rechter-commissaris zal de vordering dan ook afwijzen.
De rechter-commissaris heeft hiervoor reeds geconstateerd dat er een ernstig vermoeden is
dat er bij verdachte diverse problemen op psychiatrisch en neurologisch gebied spelen,
waardoor verdachte een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving vormt. De officier van justitie
heeft gedurende het verhoor op deze vordering aangegeven dat de reguliere GGZ -al dan
niet in het kader van een machtiging op grond van de BOPZ- waarschijnlijk een te laag
beveiligingsniveau kan bieden voor verdachte. De rechter-commissaris geeft de officier van
justitie echter nadrukkelijk in overweging te doen onderzoeken of een maatregel in het kader
van de BOPZ passend is, waarbij zij op de mogelijkheid van plaatsing op de Van der Hoeven
Kliniek KIB (kliniek voor intensieve Behandeling) wijst. Een dergelijke kliniek biedt immers een
hoog beveiligingsniveau en plaatsen voor betrokkenen met een BOPZ-machtiging.
De rechter-commissaris heeft gelet op de artikelen 196, 197 en 198 van het Wetboek van
Strafvordering.

BESLISSING

De rechter-commissaris wijst af de vordering van de officier van justitie dat de verdachte ter observatie
zal worden overgebracht naar het Pieter Baan Centrum in Utrecht.
Utrecht, 27 juli 2016.
De rechter-commissaris,
mr E.E.A. van Kalveen
Een kopie van dit bevel is verzonden aan de Officier van Justitie, mr. T. Tanghe, en aan de advocaat van de verdachte, mr. J.C.Reisinger, op woensdag 27 juli 2016.