ECLI:NL:RBMNE:2016:4279
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.E.A. van Kalveen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot observatie in Pieter Baan Centrum
Op 27 juli 2016 heeft de rechter-commissaris in de zaak met parketnummer 16/652465-16 een beslissing genomen over de vordering van de officier van justitie om de verdachte ter observatie over te brengen naar het Pieter Baan Centrum (PBC). De verdachte, geboren in 1994 en gedetineerd in de PI Nieuwegein, heeft aangegeven niet mee te willen werken aan een psychiatrisch en psychologisch onderzoek. De rechter-commissaris heeft het dossier bestudeerd, inclusief het rapport van de gedragsdeskundige en de rapportages van de reclassering. Uit deze documenten blijkt dat er een ernstig vermoeden bestaat van diverse psychiatrische en neurologische problemen bij de verdachte, waardoor hij een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving vormt.
De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de wachttijd voor plaatsing in het PBC 10 weken bedraagt, gevolgd door een observatieperiode van 14 weken, wat in totaal 24 weken zou zijn. Gezien de relatief beperkte ernst van de verdenkingen, zou er na deze observatie waarschijnlijk geen of slechts een zeer beperkt voorwaardelijk strafdeel overblijven. Bovendien is de rechter-commissaris van mening dat de verdachte niet bereid of in staat is om zich aan enige vorm van ambulante behandeling te houden. Dit leidt tot de conclusie dat een klinische opname in het kader van een voorwaardelijk strafdeel niet haalbaar is.
De rechter-commissaris heeft de vordering van de officier van justitie dan ook afgewezen, met de overweging dat de noodzakelijke behandeling niet binnen het strafrecht kan worden gerealiseerd. De officier van justitie heeft tijdens het verhoor aangegeven dat de reguliere geestelijke gezondheidszorg mogelijk niet voldoende beveiliging kan bieden voor de verdachte. De rechter-commissaris heeft de officier van justitie echter aangeraden om te onderzoeken of een maatregel in het kader van de BOPZ passend zou zijn, met de mogelijkheid van plaatsing in een kliniek met een hoog beveiligingsniveau, zoals de Van der Hoeven Kliniek KIB.
De beslissing is genomen op basis van de artikelen 196, 197 en 198 van het Wetboek van Strafvordering. Een kopie van het bevel is verzonden aan de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en aan de advocaat van de verdachte, mr. J.C. Reisinger, op dezelfde dag.