ECLI:NL:RBMNE:2016:4203

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2016
Publicatiedatum
25 juli 2016
Zaaknummer
16/659481-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewelddadige woningovervallen met nepwapen en poging tot woningoverval

Op 25 juli 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 26-jarige man uit Ede veroordeeld tot 7 jaar gevangenisstraf voor zijn betrokkenheid bij een gewelddadige woningoverval in Bosch en Duin en een poging tot woningoverval in Soest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een mededader de slachtoffers, alleenwonende vrouwen, met een nepwapen heeft bedreigd, hen heeft vastgebonden en gedwongen op de grond te liggen. Tijdens de overval in Bosch en Duin zijn de bankpascodes van het slachtoffer afhandig gemaakt. De poging tot woningoverval in Soest mislukte doordat het slachtoffer wist te ontsnappen, maar de verdachte heeft haar met geweld tegen de grond gewerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slachtoffers kwetsbaar waren en dat de overvallen een grote impact op hen hebben gehad. De verdachte heeft de feiten bekend, maar zijn rol werd door hem gebagatelliseerd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen voor een bedrag van € 5.125,45, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering van een tweede benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingslocatie Utrecht
Strafrecht
Parketnummer: 16/659481-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 25 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
thans gedetineerd in PI Haaglanden, Huis van Bewaring “Zoetermeer” te Zoetermeer.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.J. de Pree, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 8 april 2016 in Soest samen met een ander een woningoverval heeft gepleegd;
feit 2: op 8 februari 2016 in Baarn een woningoverval heeft gepleegd;
feit 3: op 21 maart 2016 in Bosch en Duin samen met een ander een woningoverval heeft gepleegd;
feit 4: op 21 maart 2016 in Bussum samen met een ander € 1.500,- heeft gestolen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van feit 2 vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat de feiten 1, 3 en 4 wettig en overtuigend kunnen worden
bewezen verklaard. De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak van feit 2
De rechtbank acht op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 februari 2016 een diefstal met geweld heeft gepleegd in Baarn. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Het bewijs voor feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan. Omdat verdachte dit feit heeft bekend en door de raadsman geen vrijspraak is bepleit volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen:
 het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [aangeefster] , van 11 april 2016; [2]
 het proces-verbaal van verhoor van verdachte, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, van 11 april 2016; [3]
 de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 juli 2016.
Het bewijs voor de feiten 3 en 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Omdat verdachte deze feiten heeft bekend en door de raadsman geen vrijspraak is bepleit volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen:
 het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [aangeefster 2] , van 21 maart 2016; [4]
 het proces-verbaal van bevindingen van 24 maart 2016; [5]
 de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 juli 2016.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 08 april 2016 te Soest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangeefster] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en een andere deelnemer van dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken, tezamen en in vereniging met een ander als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader
- naar voornoemde woning gegaan en
- aangebeld bij die woning en
- toen voornoemde [aangeefster] de deur open deed een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [aangeefster] gericht en
- daarbij geroepen "naar binnen, naar binnen, liggen" en
- die woning binnengegaan en
- met tiewraps de armen en benen van die [aangeefster] bij elkaar gebonden en
- die woning heeft doorzocht en die [aangeefster] gevraagd waar de kluis was en
- die [aangeefster] toen zij die woning ontvluchtte met kracht op de grond geduwd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
op 21 maart 2016 te Bosch en Duin, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas, een creditcard en een mobiele telefoon, toebehorende aan [aangeefster 2] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangeefster 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte of zijn mededader,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richtte op [aangeefster 2] ;
- tegen [aangeefster 2] zei: "het is ernst draai je om, geen flauwekul, als je meewerkt gebeurt er niks";
- [aangeefster 2] bij de bovenarmen/schouders vastpakte en met enige kracht omdraaide;
- [aangeefster 2] sommeerde op de grond te gaan liggen;
- meermalen de polsen en enkels van [aangeefster 2] door middel van tiewraps bij elkaar bond;
- tegen [aangeefster 2] zei: "als je mij nu je geld geeft doen we je verder niets, we zijn alleen in geld geïnteresseerd";
- tegen [aangeefster 2] zei: "het is ernst draai je om, geen flauwekul, als je meewerkt gebeurt er niks";
- tegen [aangeefster 2] zei: "we willen geen geweld, als je meewerkt gebeurt er verder niets".
4.
op 21 maart 2016 te Bussum, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 1500 euro, toebehorende aan [aangeefster 2] , waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een pincode.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1: poging tot diefstal vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 4 jaar, waarvan een deel voorwaardelijk. De reclassering ziet nog voldoende mogelijkheden om met verdachte aan de slag te gaan.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van hooguit 5 jaar.
In het voordeel van de verdachte dient volgens de raadsman te worden meegewogen dat hij de feiten heeft bekend, zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, spijt heeft betuigd en geen relevant strafblad heeft.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot een woningoverval en een voltooide woningoverval. Beide aangeefsters zijn bedreigd met een wapen, waarna ze zijn vastgebonden en vervolgens gedwongen werden om op de grond te gaan liggen. Bij één van de aangeefsters werden vervolgens de rolluiken van de woning dichtgedaan. Aangeefsters wisten toen zij bedreigd werden niet dat het wapen geen echt vuurwapen was en hebben doodsangsten uitgestaan.
Verdachte en zijn mededader hebben de overval in Soest goed voorbereid, hetgeen blijkt uit de voorverkenning, het feit dat één van hen zich voordeed als een pakjesbezorger en dat zij hun gezichten (deels) hadden bedekt.
Dat de woningoverval in Soest bij een poging is gebleven is niet aan verdachte en zijn mededader te danken, maar aan de omstandigheid dat aangeefster de straat op is gevlucht, waarna zij door één van de verdachten hardhandig tegen de grond is gewerkt. Zij heeft hieraan letsel aan haar gezicht, een gebroken brug in de mond en gekneusde ribben overgehouden. Hoewel het hier juridisch gezien om een poging tot gewapende woningoverval gaat, is de fysieke en emotionele impact van dit feit voor aangeefster en haar omgeving niet minder dan wanneer het feit wel voltooid was geweest.
Ook de impact van de overval voor de aangeefster woonachtig in Bosch en Duin is aanzienlijk geweest. Met name omdat zij geruime tijd in haar woning samen is geweest met verdachte die haar onder bedreiging de codes van haar bankpassen afhandig maakte.
Beide aangeefsters, respectievelijk 55 en 75 jaar oud, woonden alleen en waren daardoor kwetsbaar. Zij hebben nog altijd te kampen met gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte en zijn mededader hebben zich op geen enkele wijze rekenschap gegeven van de gevolgen van hun handelen en hebben puur voor eigen financieel gewin en zonder enig respect voor de woning en de lichamelijke integriteit van aangeefsters gehandeld. Voorts dragen de gepleegde feiten ook in bredere zin bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het voorgaande rekent de rechtbank de verdachte zeer zwaar aan.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank mee dat hij uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven over deze woningovervallen en daarmee zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Verdachte heeft zijn rol echter wel enigszins gebagatelliseerd door te stellen dat hij is overgehaald door de mededader en als het ware een ‘meeloper’ was. Uit de bewijsmiddelen blijkt dit niet: verdachte droeg het wapen, bond de slachtoffers vast en liep bij de overvallen voorop. Van een ondergeschikte rol is bij de uitvoering van de overvallen geen sprake.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 april 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft voorts gelet op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de grove wijze waarmee verdachte in een korte tijdsperiode deze woningovervallen heeft gepleegd kan met geen andere straf worden volstaan dan met een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur. Voor oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf is naar het oordeel van de rechtbank geen plaats.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De inhoud van de vorderingen
[aangeefster]
De vordering van [aangeefster] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 5.125,45 ter zake van materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
[aangeefster 3]
De vordering van [aangeefster 3] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 250,- ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
9.2
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] toe te wijzen voor wat betreft de materiële schade. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De vordering van de benadeelde partij [aangeefster 3] dient volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat verdachte bereid is de schade van de benadeelde partij [aangeefster] te betalen en dat deze vordering kan worden toegewezen.
De benadeelde partij [aangeefster 3] dient volgens de raadsman niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
[aangeefster]
De behandeling van de vordering van [aangeefster] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 5.125,45 (vijfduizend honderdvijfentwintig euro en vijfenveertig eurocent), te weten € 4.440,00 aan immateriële schade en € 685,45 aan materiële schade. De vordering kan dan ook geheel worden toegewezen. De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn/haar mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Voornoemd bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling eveneens hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[aangeefster 3]
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd, is de benadeelde partij [aangeefster 3] in de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: poging tot diefstal vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Benadeelde partij [aangeefster]
Wijst de vordering van [aangeefster] (feit 1) toe tot een bedrag van € 5.125,45 (zegge vijfduizend honderdvijfentwintig euro en vijfenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster] voornoemd, vermeerderd met de wettelijke rente, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangeefster] , aan de Staat € 5.125,45 (zegge vijfduizend honderdvijfentwintig euro en vijfenveertig eurocent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2061 tot de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 60 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Benadeelde partij [aangeefster 3]
Verklaart [aangeefster 3] (feit 2) niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mrs. V. van Dam en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2016.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] is tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 08 april 2016 te Soest, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de
[adres] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en / of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal
te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen van
geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster] , te plegen met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of (een) aan andere
deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende
hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- naar voornoemde woning gegaan en/of
- aangebeld bij die woning en/of
- toen voornoemde [aangeefster] de deur open deed een vuurwapen, althans een
daarop gelijkend voorwerp op die [aangeefster] gericht en/of
- ( daarbij) geroepen/gezegd "naar binnen, naar binnen, liggen", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die woning binnengegaan en/of
- ( met tiewraps) de armen en benen van die [aangeefster] bij elkaar gebonden
en/of
- die woning heeft doorzocht en/of die [aangeefster] gevraagd waar de kluis was
en/of
- die [aangeefster] toen zij die woning ontvluchtte met kracht op de grond
geduwd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 8 februari 2016 te Baarn, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de
Molenweg geld heeft weggenomen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [aangeefster 3] gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp richtte op [aangeefster 3] en hem naar de grond duwde
om hem op de grond te laten liggen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Hij op of omstreeks 21 maart 2016 te Bosch en Duin, althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
hoeveelheid geld, één of meerdere bankpassen, een creditcard en een mobiele
telefoon, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 2] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangeefster 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte of zijn
mededader,
-een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richtte op [aangeefster 2] ;
-tegen [aangeefster 2] zei: "het is ernst draai je om, geen flauwekul, als je meewerkt
gebeurt er niks";
- [aangeefster 2] bij de bovenarmen/schouders vastpakte en met enige kracht omdraaide;
- [aangeefster 2] sommeerde op de grond te gaan liggen;
-meermalen de polsen en enkels van [aangeefster 2] door middel van tie-wraps bij elkaar
bond;
-tegen [aangeefster 2] zei: "als je mij nu je geld geeft doen we je verder niets, we
zijn alleen in geld geïnteresseerd."
-tegen [aangeefster 2] zei: "het is ernst draai je om, geen flauwekul, als je meewerkt
gebeurt er niks";
-tegen [aangeefster 2] zei: "we willen geen geweld, als je meewerkt gebeurt er verder
niets";
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 21 maart 2016 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in
het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een geldbedrag (van 1500 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangeefster 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een pincode;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 2016107157, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 629). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 121 tot en met 123.
3.Pagina 51 tot en met 68.
4.Pagina 425 tot en met 431.
5.Pagina 440 en 441.