In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 februari 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen WOO Onroerend Goed Beheer B.V. en de Coöperatieve Rabobank U.A. WOO vorderde schadevergoeding van Rabobank wegens een beroepsfout bij het adviseren over een opstalverzekering. De zaak draait om een pand dat WOO verhuurde aan een Chinees-Indisch restaurant, waarvoor Rabobank in 2002 bemiddelde bij het sluiten van een verzekering bij Interpolis. Na een brand in 2010 weigerde Interpolis uit te keren op basis van een preventieclausule. WOO had eerder al een vordering tegen Interpolis verloren en stelde nu dat Rabobank haar niet had geïnformeerd over de mogelijkheid van een verzekering zonder preventieverplichtingen.
De rechtbank oordeelde dat Rabobank niet had aangetoond dat een polis zonder garantieclausules een gangbaar product was en dat WOO niet had gevraagd om een dergelijke polis. De rechtbank concludeerde dat Rabobank mogelijk een beter advies had kunnen geven, maar dat dit niet voldoende was om te concluderen dat zij tekortgeschoten was in haar verplichtingen. De vordering van WOO werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Rabobank, die op € 13.462,00 werden begroot. De rechtbank benadrukte dat de zorg die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht, niet betekent dat de beste of goedkoopste optie altijd geadviseerd moet worden.