ECLI:NL:RBMNE:2016:42

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 januari 2016
Publicatiedatum
5 januari 2016
Zaaknummer
C/16/364427 / HA ZA 14-204
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake bewijslevering en schikking tussen Effix Holding B.V.B.A. en Propertize B.V. met betrekking tot een vermeende overeenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een tussenvonnis in een civiele procedure tussen Effix Holding B.V.B.A. en Propertize B.V. met betrekking tot een vermeende overeenkomst over een schikking. De rechtbank heeft op 13 januari 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin Effix en [eiseres sub 2] hebben gesteld dat er een minnelijke regeling tot stand is gekomen in juni 2012, waarbij Propertize zich zou hebben verbonden tot betaling van € 316.000,00 aan hen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Effix en [eiseres sub 2] niet zijn geslaagd in het leveren van het bewijs dat deze overeenkomst daadwerkelijk tot stand is gekomen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere correspondentie en getuigenverklaringen, waaruit blijkt dat er geen overeenstemming is bereikt. De getuigen, waaronder mr. [F], hebben verklaard dat er weliswaar gesprekken hebben plaatsgevonden, maar dat er geen bindende afspraken zijn gemaakt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de stellingen van Effix en [eiseres sub 2] niet houdbaar zijn en dat de bewijsopdracht niet is vervuld. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij Propertize en SNS Reaal de gelegenheid hebben gekregen om getuigen te horen over de mededeling in een eerdere brief. De rechtbank heeft de zaak naar de rolzitting verwezen voor het nemen van een akte door Propertize en SNS Reaal.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/364427 / HA ZA 14-204
Vonnis van 13 januari 2016
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar Belgisch recht
EFFIX HOLDING B.V.B.A.,
gevestigd te Antwerpen,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] , België,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. S.W.A.M. Henselmans te Amsterdam
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROPERTIZE B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in reconventie,
2. naamloze vennootschap .
SRH N.V. (tot 30 september 2015 genaamd: SNS REAAL N.V.),
gevestigd te Utrecht,
gedaagden in conventie,
advocaat mr. G.W. Roeters van Lennep te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Effix, [eiseres sub 2] , Propertize en SNS Reaal genoemd worden.

6.De procedure

6.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 januari 2015
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 9 juni 2015
  • de akte houdende uitlating getuigenverhoor en overlegging producties van Propertize en SNS Reaal
  • de conclusie na getuigenverhoor en overlegging van producties van Effix en [eiseres sub 2] ,
  • de antwoordakte na getuigenverhoor en overlegging producties van Propertize en
SNS Reaal.
Uit de kop van de antwoordakte na getuigenverhoor en overlegging producties van Propertize en SNS Reaal leidt de rechtbank af dat SNS Reaal haar naam heeft gewijzigd in SHR N.V. (hierna: SHR). Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis in samenhang van het tussenvonnis van 28 januari 2015 (hierna: het tussenvonnis) zal de rechtbank SHR onder haar oude benaming van SNS Reaal blijven vermelden.
6.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

7.De beoordeling

7.1.
De rechtbank verwijst naar het vonnis van 28 januari 2015 acht de inhoud ervan hier ingelast en volhardt bij hetgeen zij daarin heeft overwogen en beslist. De rechtbank nummert haar overwegingen door, zodat zij in dit vonnis is begonnen met nummer 6.
in conventie
Bewijsopdracht van Effix en [eiseres sub 2]
7.2.
De rechtbank zal eerst beoordelen of [eiseres sub 2] en Effix erin zijn geslaagd het hen opgedragen bewijs te leveren dat eind juni 2012 in onderhandelingen tussen de Belgische advocaat van [eiseres sub 2] en de advocaat van Propertize (White & Case) een minnelijke regeling tot stand is gekomen op grond waarvan Propertize zich heeft verbonden tot betaling aan Effix en/of [eiseres sub 2] van een bedrag van € 316.000,00 (zie punt 4.20 in verbinding met 5.1).
7.3.
Voorafgaand aan de getuigenverhoren is namens Propertize en SNS Reaal bij brief van 4 juni 2015 correspondentie overgelegd tussen mr. [F] en White&Case alsmede één brief van de advocaat die mr. [F] is opgevolgd, mr. [I] , aan Propertize. Het gaat om brieven uit de periode van 3 juli 2012 tot en met 26 september 2012.
7.4.
Effix en [eiseres sub 2] hebben als getuigen doen horen mr. [F] , toenmalig advocaat van Effix en [eiseres sub 2] (hierna: mr. [F] ) en [A] , bestuurder van Effix.
Propertize en SNS Reaal hebben na de getuigenverhoren bij akte afgezien van tegenverhoor. Verder hebben zij een aantal producties overgelegd. In hun na de zojuist genoemde akte genomen conclusie na getuigenverhoor hebben Effix en [eiseres sub 2] , met overlegging van producties, geconcludeerd dat zij zijn geslaagd in het leveren van het hen opgedragen bewijs. Propertize en SNS Reaal hebben in hun antwoordakte na getuigenverhoor en overlegging producties geconcludeerd dat Effix en [eiseres sub 2] niet zijn geslaagd in het hen opgedragen bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt.
7.4.1.
De getuige mr. [F] heeft met betrekking tot een aantal vragen zich beroepen op het hem als advocaat toekomende verschoningsrecht, welke verzoeken zijn gehonoreerd. Om die reden heeft hij een aantal aan hem gestelde vragen niet beantwoord. Deze vragen betroffen met name zijn telefonische, schriftelijke en andere contacten met de advocaat van Propertize en SNS Reaal, die naar zijn standpunt als confraterneel beschouwd moesten worden.
7.4.2.
Mr. [F] heeft, kort samengevat, verklaard dat een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, waarbij zijn cliënten een bedrag van € 316.022,00 zouden ontvangen. Over dat bedrag bestond consensus. Aanvankelijk wilde SNS Reaal dat Effix noch [eiseres sub 2] aangifte tegen (medewerkers van) Propertize zouden doen noch civielrechtelijke actie tegen genoemden zouden ondernemen, maar in een gesprek van 8 juni 2012 tussen mr. [F] en mevrouw [B] van SNS Reaal heeft mevrouw [B] bevestigd dat het een ieder vrij staat aangifte tegen een ander te doen. Deze discussie had geen gevolgen voor de consensus over het genoemde bedrag, aldus mr. [F] . Hij moest zijn cliënten ervan overtuigen het bedrag van € 316.022,00 te aanvaarden. Zijn cliënten hebben dat vervolgens gedaan door middel van ondertekening van de brief van 13 augustus 2012 van mr. [F] aan de advocaat van Propertize en SNS Reaal, welke brief een uitvloeisel was van zijn gesprek met mevrouw [B] en is getypt op verzoek van die advocaat, mr. [G] . Door het ondertekenen van die door [A] als zaakvoerder van Effix en [eiseres sub 2] is de overeenkomst tot stand gekomen. Tot slot heeft mr. [F] nog verklaard dat de termijn voor aanvaarding van het voorstel van mr. [G] (6 juli 2012) naar zijn indruk mondeling is verlengd nadat namens SNS Reaal hem was verzocht de brief van 13 augustus 2012 aan zijn cliënten ter ondertekening voor te leggen.
7.4.3.
De getuige [A] heeft, samengevat, verklaard dat hij namens Effix en met [eiseres sub 2] het aanbod van Propertize en SNS Reaal had aanvaard kort voor 13 augustus 2012 door ondertekening van die brief. Van mr. [F] had hij begrepen dat SNS Reaal niet langer vasthield aan haar standpunt dat ook geen strafrechtelijke aangifte gedaan mocht worden. Van mr. [F] heeft hij voorts gehoord dat de brief op verzoek van mr. [G] was opgesteld. Het was voor hem na zijn ondertekening een sluitende overeenkomst.
7.4.4.
Na de getuigenverhoren hebben Propertize en SNS Reaal bij akte van 5 augustus 2015 stukken overgelegd, Uit deze stukken kan, aldus Propertize en SNS Reaal, het tegendeel van de getuigenverklaringen van mr. [F] en [A] worden gelezen.
7.4.5.
Effix en [eiseres sub 2] hebben op deze brieven gereageerd in hun conclusie na getuigenverhoor, zodat de rechtbank de inhoud van die brieven bij haar beoordeling kan betrekken.
7.4.6.
In de brief van 3 juli 2012 van de advocaat van Propertize aan mr. [F] staat, voor zo ver van belang:
“ (…)
Our client is ready to pay a final cash settlement amount to Effix of EUR 316,022 subject to
the following conditions (all of which must be satisfied):
- Agreement by Effix to this letter in writing no later than close of business on Friday, 6 July, 2012;
-
Execution of definitive documentation effectuating the above-referenced final settlement, including a mutual general release, settlement and confidentiality agreement by the parties (the form and substance of which must be mutualty acceptable to the parties in their respective sole and absolute discretion) no later than Friday, 13 July, 2012 (collectively, the “Definitive Settlement Documents”);
- The delivery to SNS of all SNS property in the possession, custody or control of Effix including, without limitation, materials regarding any SNS project whether held in storage er otherwise such SNS property includes all information (including electronic information and communication) and computers or laptops (and any hard drives or other electronic storage devices) of any other person or party in the possession, custody or control of Effix related to SNS or any SNS project. Such deliveries shall occur no later than the effective date of the settlement. All costs associated with storage and transportation of such property will be paid separately by SNS; and
- By signing the Definitive Settlement Documents, all parties thereto waive their rights to annul or terminate the settlement and/or the Definitive Settlement Documents.
This settlement proposal is non-binding on SNS and is expressly subject to execution of the
Definitive Settlement Documents incorporating the final agreed terms of the settlement (the
form and substance of which must be mutually acceptable to the parties in their sole and
absolute discretion) in the manner set forth above. For the avoidance of doubt, any
settlement will include a general mutual release among the parties including, without
limitation, a release by Effix of any and all claims and causes of action, known or unknown,
against SNS and each of its respective officers, directors, shareholders, affiliates, predecessors, successors, assigns, employees, agents and representatives (each solely in their respective capacities as such) as of the effective date of the settlement including, without limitation, [C] , [D] and [E] (each solely in their respective capacities as officers, employees, agents, or representatives of SNS, as the case may be). Such release by Effix will cover any matter in any way related to SNS including, without limitation, the La Ciguena project in Spain and any other project involving SNS.
Additionally, SNS must be satisfied that (i) there is no threatened or alleged claims against SNS, its officers, employees, agents or representatives (including [C] ) by any prospective buyer procured by Effix regarding the La Ciguena project in Spain, and (ii) Effix will indemnify and hold SNS harmless of and from any future action, litigation or proceeding of any kind or nature either asserted or instigated by Effix (including any actions by third parties caused by Effix) concerning any released claims.
(…)”
7.4.7.
In de brief van 9 juli 2012 van mr. [F] aan de advocaat van Propertize, in reactie op een brief van mr. [F] van 6 juli 2012, staat:
“(…)
These are settlement negotiations. My letter to you was an attempt to settle this matter on SNSPF’s behalf. 1 take your letter as a rejection. Moreover, your suggestion that SNSPF give your clients money to sue its officials is not an option. SNSPF will not settle with Effix only to be dragged into the very litigation it paid to avoid. Your real estate and architect examples do not apply and are not helpful. SNSPF will not settle with Effix except in accordance with the terms of my letter.
1f Effix wants to commence litigation, so be it. Should that occur, all settlement discussions will end immediately. If Effix wants to settle, you have our settlement proposal. It will be kept open for one more week, at which point it is automatically withdrawn and terminated.
Once again, W&C and SNSPF will vigorously defend any litigation by Effix and will prosecute all actions and counterclaims against Effix (and all persons and entities acting in concert or active participation with Effix) to the fullest extent.
(…)”.
7.4.8.
Voorts hebben Propertize en SNS Reaal de brief van 13 augustus 2012 van mr. [F] aan mr. [G] overgelegd, die als volgt luidt:
“(…)
Consistent without meeting on August 8, 2012 in your London office, my clients (…) accept the settlement proposal attached hereto by your client SNS Property Finance BV, subject to a settlement agreement in Dutch in form and substance acceptable to my clients.
(…)”.
De bijlage bij deze brief bestaat uit twee pagina’s uit de brief van 3 juli 2012, zoals hiervoor grotendeels weergegeven in 7.4.6.
De brief van 13 augustus 2012 stemt overeen met een handgeschreven notitie, die blijkens de getuigenverklaring van mr. [F] , niet weersproken door Propertize en SNS Reaal, is opgesteld door mr. [G] .
7.4.9.
Voorts is in het geding gebracht een brief van mevrouw [B] van SNS Reaal aan mr. [G] van 9 september 2012, waarin zij meedeelt geen akkoord meer te willen met Effix en [eiseres sub 2] en dat van onderhandelingen geen sprake meer is.
7.4.10.
Bij hun akte houdende uitlating tegenverhoor en overlegging producties van 5 augustus 2015 hebben Propertize en SNS Reaal onder meer een verklaring van mr. [G] overgelegd. Deze verklaring luidt als volgt:
“White&Case (“W&C”) represented SNS Property Finance (“SNS’) with respect to various
allegations and claims against SNS by Mrs. [eiseres sub 2] , her company, Effix Holding, and its
representatives (collectively “Effix”) during the period between April 2012 and September 2012 (the “Effix Matter”). W&C represented SNS in connection with settlement discussions
concerning the Effix Matter during the summer 2012.
Further to the exchange of correspondence between the lawyers during the summer 2012 – which I understand SNS has presented to the Court -, I have been asked by [J] , lawyer with NautaDutilh to summarize my recollection of the settlement discussion that took place during the meeting at W&C’s London office ‘in August 2012 in the Effix Matter. In connection therewith, 1 have reviewed an English translation of testimony provided to the Court by Mr. [F] of Baker McKenzie (counsel to Effix) and Mr. [A] (director of Effix), respectively, on June 9, 2015.
Mr. [F] ’s testimony that a settlement agreement was reached between Effix and SNS is not correct.
Specifically, Mr. [F] states that the offer contained in my letter of July 3, 2012 was extended orally. That is not correct. I did not extend the terms of my July 3, 2012 offer beyond the July 15, 2012 date (as mentioned in my letter of July 9, 2012). As a result, the offer contained in my letter of July 3, 2012 expired on July 15, 2012.
On 8 August 2012, 1 attended a meeting with Mr. [F] at W&Cs London office. Mr. [F] and I acknowledged that neither of us had any settlement authority on behalf of our respective clients. I made clear to Mr. [F] at our August 8, 2012 meeting that I had no authority to extend any offers of settlement on behalf of SNS, or to accept any settlement on behalf of SNS.
At the London meeting, we discussed the Effix Matter and whether Effix had any interest in
settlement given Effix’s previous correspondence rejecting SNS’ written settlement offer as well as other recent actions taken by Effix against SNS principals. Mr. [F] stated that he would discuss settlement further with his clients after the London meeting.
1 told Mr. [F] that while I could not make or extend any settlement offers, I would discuss any offer Effix might make with my client. We further discussed that if Effix wanted to make a written settlement offer on the same terms as my original July 3, 2012 offer, 1 would see if my client was still willing to settle on those terms. That is the only encouragement 1 gave to Mr. [F] .
Mr. [F] and 1 discussed language to ensure that such offer would be perfectly clear. Mr. [F] indicated he would recommend settlement to his clients based upon SNS’ prior written settlement offer to Effix.
The meeting ended without any agreement by the parties. Rather, Mr. [F] and 1
agreed to have further discussions with our respective clients.
1 received a letter from Mr. [F] dated 13 August 2012 signed by his clients, attached as
Exhibit A (the “Effix Letter”), which was not received by me until the end of August 2012.
After discussing the Effix Letter with SNS, 1 sent Mr. [F] a response letter dated 11 September 2012 rejecting the Effix Letter, attached as Exhibit 3 (the “SNS Letter”).
After sending the SNS Letter to Mr. [F] , 1 received no further communication whatsoever from Mr. [F] regarding either the Effix Letter or the SNS Letter.
(…)”
7.5.
Uit de zojuist besproken verklaringen en brieven, tezamen en in hun onderling verband bezien, kan de rechtbank niet afleiden dat eind juni 2012 noch op enig ander tijdstip tussen partijen de door Effix en [eiseres sub 2] gestelde overeenstemming is bereikt. Effix en [eiseres sub 2] zijn er niet in geslaagd te voldoen aan de bewijsopdracht. De rechtbank overweegt als volgt.
7.6.
In hun conclusie na getuigenverhoor hebben Effix en [eiseres sub 2] , kort gezegd, het volgende naar voren gebracht. Op 8 augustus 2012 zijn de onderhandelingen tussen partijen heropend en wel tussen de partijen vertegenwoordigende advocaten. Gezien het feit dat mr. [G] de tekst van de brief die Effix en [eiseres sub 2] aan hem zouden moeten sturen had gedicteerd mocht mr. [F] er, namens zijn cliënten, vanuit gaan dat het oorspronkelijk bod van Propertize en SNS Reaal was aanvaard en dat Propertize en SNS Reaal akkoord waren. Er was dus geen nieuw bod van Effix en [eiseres sub 2] , maar van het aanvaarden van het (verlengde) bod van Propertize en SNS Reaal.
7.7.
Propertize heeft in haar antwoordakte van 14 oktober 2015 zakelijk samengevat het volgende aangevoerd:
De verklaring van mr. [F] moet volgens haar buiten beschouwing blijven, omdat, gelet op het feit dat hij sommige vragen niet wenste te beantwoorden en andere vragen weer wel, die verklaring een onvolledig beeld geeft van zijn wetenschap.
Met betrekking tot de getuige [A] geldt dat deze moet worden gezien als een partijgetuige.
Uit de bij akte houdende uitlating tegenverhoor en overlegging producties van 5 augustus 2015 door haar in het geding gebrachte correspondentie en uit de schriftelijke verklaring van mr. [G] volgt reeds dat er tussen partijen geen overeenstemming bestond. Uit met name de verklaring van mr. [G] volgt dat het door hem namens SNS Reaal gedane aanbod was verlopen op 15 juli 2012. In de bespreking op 8 augustus 2012 tussen hem en mr. [F] in Londen is geen overeenstemming bereikt. Ook de termijn van geldigheid van het aanbod van SNS Reaal is toen niet verlengd. Mr. [G] heeft slechts toegezegd een brief van Effix en [eiseres sub 2] waarin zij alsnog akkoord gaan met de voorwaarden van SNS Reaal in haar brief van 3 juli 2012 aan SNS Reaal voor te leggen en zijn cliënte te laten bekijken of zij alsnog akkoord wil gaan. SNS Reaal heeft geen akkoord willen geven, hetgeen mr. [G] op 11 september 2012 aan mr. [F] heeft geschreven.
Tegenover hetgeen mr. [G] heeft verklaard staat de verklaring van mr. [F] , die slechts verklaart de indruk te hebben gehad dat de termijn was verlengd. Diens verklaring is volgens Propertize ongeloofwaardig in het licht van de verklaring van mr. [G] en de brief van 11 september 2012. De verklaring van mr. [F] is evenmin in overeenstemming met zijn brief van 14 september 2012 aan een kantoorgenote van mr. [G] , waarin hij schrijft:
“Spijtig genoeg heeft SNS PF de onderhandelingen niet willen heropstarten ondanks onze betrachtingen”.
Ook de opvolgend advocaat van Effix en [eiseres sub 2] is niet teruggekomen op een volgens die partijen gesloten deal.
7.8.
De rechtbank oordeelt dat hetgeen Effix en [eiseres sub 2] (nader) hebben gesteld, in samenhang met de getuigenverklaringen en de correspondentie en de schriftelijke verklaring van mr. [G] geen stand houdt. Mr. [F] heeft geen concrete verklaring afgelegd over hetgeen tussen hem en mr. [G] is besproken op 8 augustus, behalve dat hij een indruk had van hetgeen volgens hem was besproken. Dat is tegenover de gedetailleerde verklaring van mr. [G] en de correspondentie die na 8 augustus 2012 tussen partijen is gewisseld onvoldoende. De verklaring van [G] , die weliswaar niet onder ede is afgelegd, maar die wel aan het tegenbewijs mag bijdragen, is gedetailleerd alsmede in overeenstemming met de brief van 11 september 2012 van [G] aan mr. [F] , alsook in overeenstemming met hetgeen mr. [F] schrijft aan de kantoorgenote van [G] (zie 7.7 onder d). Bovendien blijkt uit een brief van mevrouw [B] van SNS Reaal aan [G] , dat SNS Reaal geen enkele toezegging heeft gedaan, en dus anders, dan waaraan mr. [F] in zijn getuigenverklaring refereert, ook niet dat SNS Reaal ermee kon instemmen dat Effix en/of [eiseres sub 2] aangifte tegen functionarissen van Propertize of van SNS Reaal zouden doen.
Uit deze stukken volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de geldigheid van het aanbod van Propertize en SNS Reaal van 3 juli 2012 eenmaal is verlengd tot 15 juli 2012. Uit hetgeen mr. [F] heeft verklaard is, naast de verklaring van [G] en de brieven van na 8 augustus 2012 niet af te leiden dat op 8 augustus 2012 door [G] enigerlei toezegging is gedaan dat de geldigheid van het aanbod van Propertize en SNS Reaal vernieuwd was. Dat betekent dat de brief van 13 augustus 2012 niet kan worden aangemerkt als een aanvaarding van een aanbod, maar moet worden gezien als een nieuw aanbod, wat blijkens de brief van 11 september 2012 niet is geaccepteerd door Propertize en SNS Reaal.
7.9.
Effix en [eiseres sub 2] stellen nog dat het Propertize en SNS Reaal niet meer vrij stond de onderhandelingen af te breken. Die stelling wordt verworpen. Immers, het aanbod van Propertize en SNS Reaal was reeds op 15 juli 2012 verlopen, terwijl daarna geen enkele toezegging door Propertize en SNS Reaal noch hun advocaat is gedaan op grond waarvan Effix en [eiseres sub 2] redelijkerwijze mochten verwachten dat zij zich alsnog aan het verlopen aanbod zouden (behoren te) houden.
7.10.
De door Effix en [eiseres sub 2] gestelde overeenstemming over betaling van
€ 316.022 zonder dat daaraan de voorwaarde was verbonden dat Effix en [eiseres sub 2] geen juridische stappen zouden ondernemen tegen de in de brief van 3 juli 2012 genoemde en bedoelde personen, of welke overeenstemming dan ook aangaande een vaststellingsovereenkomst tussen partijen, is niet bereikt.
De conclusie luidt, dat Effix en [eiseres sub 2] niet zijn geslaagd in het leveren van het hen opgedragen bewijs. De in punt 3.1, onder subsidiair onder a in het tussenvonnis weergegeven vordering zal dan ook, bij het eindvonnis, worden afgewezen.
Bewijsopdracht aan Propertize
7.11.
In 4.7 van het tussenvonnis heeft Propertize de gelegenheid gekregen dat de mededeling in de brief van 30 september 2011 [eiseres sub 2] heeft bereikt (waarbij het bereiken van [eiseres sub 2] gelijk wordt gesteld met het bereiken van Effix).
In hun antwoordakte na getuigenverhoor en overlegging producties van 14 oktober 2015 hebben Propertize en SNS Reaal, onder verwijzing naar hun akte van 8 april 2015, gemeld dat zij twee getuigen willen horen, namelijk de heren [naam] (die een schriftelijke verklaring heeft verstrekt [productie 14 bij conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie]) en [naam] . Zij wonen beiden in Lagos, Portugal. Beide mogelijke getuigen hebben, zo blijkt uit de akte van 8 april 2015, te kennen gegeven niet naar Nederland te willen komen om een getuigenverklaring af te leggen. Propertize en SNS Reaal hebben verzocht een rogatoire commissie te gelasten.
7.12.
Voordat de rechtbank op het verzoek van Propertize en SNS Reaal zal beslissen, zal zij partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wijze waarop de getuigen gehoord zullen worden. Het is immers ten eerste mogelijk dat de beide getuigen alsnog bereid zullen zijn in Nederland te worden gehoord. Propertize en SNS Reaal kunnen die vraag opnieuw aan hen voorleggen. Ten tweede bestaan er diverse mogelijkheden om een getuige in het buitenland te horen. Dat kan via een rogatoire commissie, maar het kan ook door middel van “telehoren”. Partijen kunnen ook vragen voorstellen die aan de getuigen zouden kunnen worden gesteld. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de hierna te vermelden rolzitting voor het nemen van een akte, door Propertize en SNS Reaal als eersten, over dit punt. Effix en [eiseres sub 2] zullen 4 weken na de akte van Propertize en SNS Reaal een antwoordakte kunnen nemen.
Telefoonkosten
7.13.
Om praktische redenen zal de rechtbank Effix en [eiseres sub 2] eerst gelegenheid geven zich nader uit te laten over de telefoonkosten c.a. na de enquête aan de zijde van Propertize en SNS Reaal.
in reconventie
7.14.
De rechtbank verwijst naar hetgeen is overwogen in de punten 4.33 en 4.34. Zij volhardt daarbij. Ook nu zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden tot bij het eindvonnis.

8.De beslissing

De rechtbank
in conventie
8.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 10 februari 2016voor het nemen van een akte door Propertize en SNS Reaal over hetgeen is vermeld onder 7.12, waarna de wederpartij op de rol van
4 wekendaarna een antwoordakte kan nemen,
8.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
8.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom, mr. P.J. Neijt en mr. A.S. Penders en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2016. [1]

Voetnoten

1.type: ASP/4213