ECLI:NL:RBMNE:2016:4195

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2016
Publicatiedatum
25 juli 2016
Zaaknummer
16/705859-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor gewelddadige woningovervallen met nepwapen

Op 25 juli 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man uit Ede en een 30-jarige man uit Baarn. De 26-jarige man is veroordeeld tot 7 jaar gevangenisstraf voor een gewelddadige woningoverval in Bosch en Duin en een poging tot woningoverval in Soest. De 30-jarige man is veroordeeld tot 3,5 jaar gevangenisstraf voor zijn rol in de poging tot woningoverval. De slachtoffers van de overvallen waren alleenwonende vrouwen die onder bedreiging met een nepwapen zijn vastgebonden en gedwongen op de grond te liggen. Tijdens de overval in Bosch en Duin zijn de bankpascodes van het slachtoffer afhandig gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overvallen goed waren voorbereid, waarbij een van de mannen zich voordeed als pakjesbezorger. De poging tot woningoverval in Soest mislukte doordat het slachtoffer kon ontsnappen, maar werd alsnog met geweld benaderd door een van de verdachten. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de medeverdachte als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en het strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingslocatie Utrecht
Strafrecht
Parketnummer: 16/705859-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 25 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1986] ,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “Nieuwegein” te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 8 april 2016 in Soest samen met een ander een woningoverval heeft gepleegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte van het ten laste gelegde vrij te spreken. Uit de WhatsApp-gesprekken volgt niet dat verdachte daadwerkelijk de afspraak met medeverdachte is nagekomen, terwijl afspraken tussen hen vaker niet werden nagekomen. Los van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] is er geen direct bewijs voor verdachtes aanwezigheid bij de overval. De belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] is onbetrouwbaar. Hij probeert kennelijk de schuld in de schoenen van haar cliënt te schuiven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op 8 april 2016 werd aangifte gedaan van een overval in een woning door [aangeefster] , wonende op het [adres] . De overval vond plaats tussen 19.55 uur en 20.08 uur. Aangeefster verklaarde als volgt.
“Ik zag voor de woning een man lopen. Na een minuutje ofzo ging de deurbel. Ik ben naar de deur gelopen en zag een grote man voor de deur met een bivakmuts op. Ik zag dat hij een klein model pistool in zijn hand had. De man riep gelijk: “naar binnen, naar binnen, liggen”. Hij liep gelijk op me af naar binnen. Ik ben op de grond gaan liggen. Ik zag dat hij een bosje tiewraps uit zijn zak haalde en mij vastbond. Hij bond mijn polsen op mijn rug en deed tiewraps om mijn uggs. Er kwam een tweede man de woning in die meteen naar boven liep naar de eerste etage. Toen ik vastgebonden op de grond lag zei de eerste man dat ik tegen een muurtje bij de trap moest gaan zitten. Ik hoorde dat de man boven riep: “waar is de klois, waar is de klois” (fonetisch). Op een gegeven moment liep de eerste man de woonkamer in. Ik had mijn handen los gewrikt uit de tiewraps. Ik stond op en liep snel naar de voordeur. Ik rende naar buiten en begon om hulp te roepen. Ik zag dat de eerste man achter me aan kwam rennen. Hij gaf me een duw waardoor ik hard op de grond viel. Ik kwam met mijn gezicht hard op de grond terecht waardoor ik mijn jukbeen schaafde.” [2]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend betrokken te zijn bij de overval. Ter zitting heeft [medeverdachte] (als getuige) verklaard dat hij dit feit samen met verdachte heeft begaan. [medeverdachte] heeft verklaard dat naar aanleiding van een tip de woning eerst is verkend, dat hij en verdachte samen naar de woning zijn gegaan, zij samen naar binnen zijn gegaan, waarbij [medeverdachte] het nepvuurwapen op aangeefster gericht hield en haar vastbond, terwijl verdachte de woning doorzocht. [3]
In het dossier bevindt zich een uitdraai uit de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] van een WhatsApp-gesprek tussen [medeverdachte] (mobiel nummer [nummer] ) en verdachte (mobiel nummer [nummer] ) van 8 april 2016: [4]
[medeverdachte] : 09:57:55 (UTC+2) – “Vanaaf 19.45 afspreken?”
[verdachte] : 09:59:13 (UTC+2) – “is goed [X] ”
[medeverdachte] : 14:51:31 (UTC+2) – “Vanaaf 19.45 bij parkeerplaats”
[verdachte] : 14:52:23 (UTC+2) – “Das goed man”
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat uit het in de bewijsmiddelen aangehaalde WhatsApp-gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op de dag van de overval duidelijk blijkt dat zij op 8 april 2016 afspreken om 19.45 uur, enkele minuten voordat de woningoverval plaatsvindt. [medeverdachte] heeft de woningoverval bekend en heeft daarbij verdachte als medepleger aangewezen. Er zijn in het dossier geen aanwijzingen dat de afspraak tussen hen beiden niet is doorgegaan. De door de verdediging geopperde mogelijkheid dat de afspraak mogelijk niet zou zijn doorgegaan wordt, als puur hypothetisch, terzijde geschoven.
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] betrouwbaar. Hij legt een voor zichzelf belastende verklaring af, en neemt verantwoordelijkheid voor zijn daden. [medeverdachte] verklaart daarbij gedetailleerd en consistent over zijn eigen rol, de uitvoeringshandelingen die hij verrichtte en welke handelingen verdachte heeft verricht. Daartegenover staat de enkele ontkenning van verdachte, de stelling dat hij [medeverdachte] amper kent en de voorts zwijgende houding van verdachte.
Het ten laste gelegde feit is dan ook wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 08 april 2016 te Soest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangeefster] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en een andere deelnemer van dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken, tezamen en in vereniging met een ander, als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader
- naar voornoemde woning gegaan en
- aangebeld bij die woning en
- toen voornoemde [aangeefster] de deur open deed een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [aangeefster] gericht en
- daarbij geroepen/gezegd "naar binnen, naar binnen, liggen" en
- die woning binnengegaan en
- met tiewraps de armen en benen van die [aangeefster] bij elkaar gebonden en
- die woning heeft doorzocht en die [aangeefster] gevraagd waar de kluis was en
- die [aangeefster] toen zij die woning ontvluchtte met kracht op de grond geduwd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
poging tot diefstal vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot een woningoverval waarbij een (nep) vuurwapen en fysiek geweld tegen aangeefster is gebruikt. De daders hadden de overval goed voorbereid, hetgeen blijkt uit de voorverkenning, het feit dat één van hen zich voordeed als een pakjesbezorger, dat zij hun gezichten (deels) hadden bedekt en een (nep) vuurwapen gebruikten om mee te dreigen. Het wapen is op aangeefster gericht, waarna zij is vastgebonden en op de grond moest gaan liggen, terwijl de rolluiken werden dichtgedaan.
Aangeefster wist toen zij bedreigd werd niet dat het wapen geen echt vuurwapen was en heeft doodsangsten uitgestaan. Dat het bij een poging tot een woningoverval is gebleven is niet aan verdachte en zijn mededader te danken, maar aan de omstandigheid dat aangeefster de straat op is gevlucht, waarna zij door één van de verdachten is achtervolgd en hardhandig tegen de grond is gewerkt. Zij heeft hieraan letsel aan haar gezicht, een gebroken brug in de mond en gekneusde ribben overgehouden.
Uit de slachtofferverklaring van aangeefster, 55 jaar oud, die alleen woont en daardoor kwetsbaar is, komt naar voren dat zij als nasleep van de overval nog altijd te kampen heeft met gevoelens van angst en onveiligheid. Ook heeft de overval een impact gehad op haar buurtgenoten.
Hoewel het hier juridisch gezien om een poging tot gewapende woningoverval gaat, is de fysieke en emotionele impact van dit feit voor aangeefster en haar omgeving duidelijk niet minder dan als het feit wel voltooid was geweest.
Verdachte en zijn mededader hebben zich op geen enkele wijze rekenschap gegeven van de gevolgen van hun handelen en hebben puur voor hun eigen financieel gewin en zonder enig respect voor de woning en de lichamelijke integriteit van aangeefster gehandeld. Daarbij draagt het gepleegde feit ook in bredere zin bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Het voorgaande rekent de rechtbank de verdachte zeer zwaar aan. Daar komt ten nadele van hem ook bij dat hij geen openheid van zaken heeft willen geven en geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juni 2016 waarin naar voren komt dat verdachte tussen 2001 en 2013 meermalen met justitie in aanraking is gekomen wegens vermogensdelicten en vernieling. Ook is hij reeds eerder voor een diefstal met geweld veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan vier maanden voorwaardelijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport van 5 juli 2016 waarin staat dat verdachte beperkt heeft meegewerkt aan de rapportage, dat hij geen toestemming gaf om referenten te raadplegen, geen zelfrisico analyse wilde invullen, niet aan een persoonlijkheidsonderzoek wenste mee te werken en geen behoefte heeft aan hulpverlening. Gelet op de ontkennende houding van verdachte en zijn beperkte medewerking kan de reclassering geen strafmaatadvies geven en komt zij op basis van het delictverleden tot een hoog recidiverisico.
De rechtbank heeft voorts gelet op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de grove wijze waarmee verdachte en zijn mededader geprobeerd hebben de woningoverval te plegen kan met geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden volstaan. Voor een voorwaardelijk deel ziet de rechtbank geen aanleiding. Verdachte heeft aan de reclassering geen informatie willen verschaffen over eventuele delictgerelateerde problematiek zodat niet duidelijk is of, en zo ja, welke interventies kunnen plaatsvinden om recidive te voorkomen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Het verzoek van de raadsvrouw tot opheffing van de voorlopige hechtenis zal worden afgewezen, nu de gronden en bezwaren, zoals opgenomen in het bevel gevangenhouding van 12 mei 2016 nog onverminderd aanwezig zijn en er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.

9.Het beslag

9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de teruggave te gelasten van de onder verdachte in beslag genomen Volkswagen Golf.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens betoogd dat de onder verdachte in beslag genomen Volkswagen Golf aan hem dient te worden teruggegeven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onder verdachte is een Volkswagen Golf, met kenteken [kenteken] , in beslag genomen. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat dit voertuig enige betrokkenheid heeft gehad bij het bewezen verklaarde feit. De rechtbank gelast daarom de teruggave van dit voertuig aan verdachte.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

10.1
De inhoud van de vordering
De vordering van [aangeefster] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 5.125,45 ter zake van materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
10.2
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen voor wat betreft de materiële schade. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft verzocht de gevorderde immateriële schade te matigen.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [aangeefster] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 5.125,45 (vijfduizend honderdvijfentwintig euro en vijfenveertig eurocent), te weten € 4.440,00 aan immateriële schade en € 685,45 aan materiële schade. De vordering kan dan ook geheel worden toegewezen. De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Voornoemd bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling eveneens hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
Gelast de teruggave aan verdachte van een onder verdachte in beslag genomen Volkswagen Golf, kenteken [kenteken] (goednummer: 1603518).
Benadeelde partij
Wijst de vordering van [aangeefster] toe tot een bedrag van € 5.125,45 (zegge vijfduizend honderdvijfentwintig euro en vijfenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster] voornoemd, vermeerderd met de wettelijke rente, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangeefster] , aan de Staat € 5.125,45 (zegge vijfduizend honderdvijfentwintig euro en vijfenveertig eurocent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2061 tot de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 60 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Voorlopige hechtenis
Wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mrs. V. van Dam en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2016.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 08 april 2016 te Soest, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de
[adres] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en / of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal
te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen van
geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster] , te plegen met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of (een) aan andere
deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende
hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- naar voornoemde woning gegaan en/of
- aangebeld bij die woning en/of
- toen voornoemde [aangeefster] de deur open deed een vuurwapen, althans een
daarop gelijkend voorwerp op die [aangeefster] gericht en/of
- ( daarbij) geroepen/gezegd "naar binnen, naar binnen, liggen", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die woning binnengegaan en/of
- ( met tiewraps) de armen en benen van die [aangeefster] bij elkaar gebonden
en/of
- die woning heeft doorzocht en/of die [aangeefster] gevraagd waar de kluis was
en/of
- die [aangeefster] toen zij die woning ontvluchtte met kracht op de grond
geduwd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 2016107157, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 629). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, gedaan door [aangeefster] , van 8 april 2016, pp.121- 122.
3.Getuigenverklaring ter terechtzitting van [medeverdachte] van 11 juli 2016.
4.Proces-verbaal van bevindingen Telecom [medeverdachte] , van 18 april 2016, pp. 229 en 230.