ECLI:NL:RBMNE:2016:4193

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
22 juli 2016
Zaaknummer
4255089 UC EXPL 15-9945
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring tussen DEFAM B.V. en ex-echtgenoten over kredietverplichtingen

In deze zaak heeft DEFAM B.V. een vordering ingesteld tegen de ex-echtgenoten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wegens het niet nakomen van hun betalingsverplichtingen uit een kredietovereenkomst. De vordering is ingesteld op 29 juni 2015, waarbij DEFAM haar eis heeft verminderd. [gedaagde 1] heeft niet gereageerd op de dagvaarding, waardoor verstek is verleend. [gedaagde 2] heeft wel geantwoord en een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van [gedaagde 1] ingediend. De rechtbank heeft op 11 november 2015 [gedaagde 2] toegestaan [gedaagde 1] in vrijwaring op te roepen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn ex-echtgenoten en hebben tijdens hun huwelijk een kredietovereenkomst gesloten met Directbank N.V., de rechtsvoorgangster van DEFAM. Na hun echtscheiding in 2006 is de schuld aan DEFAM aan [gedaagde 1] toegescheiden. Vanaf maart 2013 is er een betalingsachterstand ontstaan, waarna DEFAM in 2014 het krediet vervroegd heeft opgeëist. [gedaagde 2] heeft aangevoerd dat de vordering is verjaard en dat DEFAM haar zorgplicht heeft geschonden door geen periodieke overzichten te verstrekken.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van DEFAM niet is verjaard en dat DEFAM aan haar zorgplicht heeft voldaan. De vordering van DEFAM is toegewezen, waarbij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag en de proceskosten. In de vrijwaringszaak heeft de kantonrechter [gedaagde 1] veroordeeld om aan [gedaagde 2] te betalen, aangezien hij ingevolge de echtscheidingsbeschikking verantwoordelijk is voor de schuld aan DEFAM.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 25 mei 2016
In de zaak met zaaknummer: 4255089 UC EXPL 15-9945 CD/942 van
de besloten vennootschap
DEFAM B.V.,
gevestigd te Bunnik,
verder ook te noemen Defam,
eisende partij in de hoofdzaak,
gemachtigde: Schuman Incasso & Gerechtsdeurwaarders,
tegen:

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde 1] ,
gedaagde partij sub 1 in de hoofdzaak,
niet verschenen,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde 2] ,
gedaagde partij sub 2 in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. P.C. Smit,
en
in de zaak met zaaknummer: 4710724 UC EXPL 15-20458 CD/942 van
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde 2] ,
eisende partij in vrijwaring,
gemachtigde: mr. P.C. Smit,
tegen:
[gedaagde 1],
wonende te Utrecht,
verder ook te noemen [gedaagde 1] ,
gedaagde partij in vrijwaring,
niet verschenen.

1.De procedures

1.1.
Defam heeft op 29 juni 2015 bij dagvaarding een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Daarbij heeft zij 5 producties gevoegd. Op de eerstdienende dag heeft Defam haar vordering verminderd.
1.2.
[gedaagde 2] heeft een conclusie van antwoord genomen (tevens houdende een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van [gedaagde 1] ), met daarbij 1 productie. [gedaagde 1] heeft niet geantwoord en heeft evenmin uitstel gevraagd, zodat tegen hem verstek is verleend.
1.3.
Bij vonnis in incident van 11 november 2015 is het [gedaagde 2] toegestaan [gedaagde 1] in vrijwaring op te roepen.
1.4.
Daarna heeft Defam in de hoofdzaak nog een conclusie van repliek genomen, met daarbij de aanvullende producties 6-11. [gedaagde 2] heeft een conclusie van dupliek in het geding gebracht.
1.5.
Daarna is in de hoofdzaak vonnis bepaald.
1.6.
In de vrijwaringszaak heeft [gedaagde 2] op 21 december 2015 een dagvaarding ingesteld tegen [gedaagde 1] . Daarbij heeft zij 18 producties gevoegd.
1.7.
[gedaagde 1] heeft in de vrijwaringszaak niet geantwoord en evenmin uitstel gevraagd, zodat tegen hem verstek is verleend.
1.8.
Ten slotte is ook in de vrijwaringszaak vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn ex-echtgenoten van elkaar.
2.2.
Op 10 november 2000, tijdens hun huwelijk, hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een overeenkomst gesloten met Directbank N.V. (hierna: Directbank), een rechtsvoorgangster van Defam. Op grond van die overeenkomst heeft Directbank aan hen een doorlopend krediet verstrekt tot een maximum van NLG 60.000,00 (€ 27.226,81). Maandelijks moet 1% van de kredietlimiet worden afgelost. Partijen zijn een (variabele) rente van destijds 0,732% per maand overeengekomen en een (variabele) effectieve kredietvergoeding van destijds 9,1% per jaar.
2.3.
In de “
Voorwaarden Doorlopend Krediet DEFAM B.V. (v.20130930)” (hierna: algemene voorwaarden) is het volgende bepaald:

1. Indien meerdere personen de kredietovereenkomst als kredietnemer ondertekenen zullen deze hoofdelijk gehouden zijn tot nakoming van alle voor hen uit de kredietovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. (…).
(…)
3. DEFAM zal de kredietnemer eenmaal per maand schriftelijk een opgave verstrekken van het oude en nieuwe saldo, alsmede van de mutaties, daaronder begrepen de in rekening gebrachte kredietvergoeding, die tot het nieuwe saldo hebben geleid.
(…)
10. De kredietnemer verplicht zich aan DEFAM een vertragings-vergoeding te betalen in het geval:
- dat één of meer termijnen niet op de overeengekomen vervaldagen zijn ontvangen; en
- (…).
De vertragingsvergoeding die de kredietnemer in bovenstaande gevallen aan DEFAM verschuldigd is, is gelijk aan het aan de kredietovereenkomst ten grondslag liggende jaarlijks kostenpercentage. De berekening geschiedt, voor elke dag dat kredietnemer in verzuim is, met ingang van de dag na het verstrijken van de in de ingebrekestelling genoemde termijn, in dagen nauwkeurig.
11. Het aan DEFAM verschuldigde zal terstond en in zijn geheel opeisbaar zijn indien de kredietnemer:
a. gedurende tenminste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag en na in gebreke te zijn gesteld nalatig blijft in de volledige nakoming van zijn verplichtingen;
b. (…).
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Utrecht van 9 augustus 2006 is de echtscheiding uitgesproken tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . In de beschikking, waarin [gedaagde 1] wordt aangeduid als ‘de man’ en [gedaagde 2] als ‘de vrouw’, is voorts het volgende beslist:

Aan de man wordt toegescheiden de schuld van partijen bij de Direct Bank (…), onder vrijwaring en het verlenen van finale kwijting aan de vrouw.
2.5.
De echtscheiding is op 2 november 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.6.
Vanaf maart 2013 is een achterstand ontstaan in de betaling van de maandelijks aan Defam verschuldigde termijnen.
2.7.
Bij brieven van 30 oktober 2013, die aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] afzonderlijk zijn verstuurd, heeft Defam [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in gebreke gesteld:

Ondanks eerdere aanmaningen hebben wij tot op heden de achterstand in de termijnbetaling(en) nog steeds niet ontvangen. (…).
Wij sommeren u om binnen 8 werkdagen na dagtekening van deze brief de volledige achterstand op onderstaande bankrekeningnummer te voldoen of binnen het gestelde termijn contact met ons op te nemen voor het treffen van een passende regeling.
Indien u niet binnen het gestelde termijn van deze aanmaning gevolg geeft aan deze ingebrekestelling, er zal worden overgegaan tot beëindiging van de relatie en zal het volledige kredietsaldo in zijn geheel worden opgeëist met aansluitend het treffen van rechtsmaatregelen via onze Gerechtsdeurwaarder. Alle bijkomende (gerechtelijke)kosten worden op u verhaalt.
(…).
2.8.
Bij brieven van 31 januari 2014, die aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] afzonderlijk zijn verstuurd, heeft Defam het krediet vervroegd opgeëist:

Ondanks herhaaldelijke verzoeken middels aanmaningen c.q. ingebrekestelling hebben wij geen volledige betaling van de achterstallige termijnbedragen ontvangen. Wij zijn dan ook genoodzaakt om tot vervroegde opeising van het totale kredietsaldo over te gaan.
Wij sommeren u het bedrag van € 18.438,87 binnen 8 dagen na dagtekening van deze brief over te maken op onderstaand bankrekeningnummer (…)..
Indien betaling niet binnen de gestelde termijn heeft plaatsgevonden zullen wij overgaan tot het nemen van rechtsmaatregelen. Het volledige dossier zal worden overgedragen aan de Gerechtsdeurwaarder. Alle hier aan verbonden (gerechtelijke) kosten, welke aanzienlijk kunnen zijn, worden op u verhaald.
(…).
2.9.
Bij brieven van 19 februari 2014 heeft de gemachtigde van Defam [gedaagde 1] en [gedaagde 2] afzonderlijk aangemaand hun betalingsverplichtingen jegens Defam na te komen.
2.10.
Bij brief van 7 april 2014 schreef de gemachtigde van Defam het volgende aan [gedaagde 1] :

Hierbij bevestig ik met u een regeling te hebben getroffen voor de openstaande vordering(en). De regeling van € 200,00 per maand geldt voorlopig voor een periode van 12 maanden, waarvan de eerste termijn vervalt op 30 april 2014 en zo vervolgens maandelijks. (…).
2.11.
Bij brief van 30 juli 2014 schreef de gemachtigde van Defam het volgende aan [gedaagde 2] :

Hierbij bevestig ik met u een regeling te hebben getroffen voor de openstaande vordering(en). De regeling van € 25,00 per maand geldt voorlopig voor een periode van 6 maanden, waarvan de eerste termijn vervalt op 30 augustus 2014 en zo vervolgens maandelijks. (…).
2.12.
Bij brief van 9 februari 2015 schreef de gemachtigde van Defam het volgende aan [gedaagde 1] :

Tot mijn teleurstelling heb ik moeten constateren dat ik na 30 december 2014 geen betaling meer van u heb ontvangen. Ondanks het verstrijken van de uiterste betaaldata van de overeengekomen betalingsregeling en de daarop volgende herinnering die u hebt ontvangen, is een betaling tot uitgebleven.
Als gevolg hiervan is de rente verder gestegen, ik stel u bij dezen in gebreke en mij rest niets anders dan alle lopende betaalafspraken te laten vervallen, zodat nu het totaal verschuldigde weer ineens en in haar geheel opeisbaar wordt gesteld.
(…).
2.13.
Bij brief van diezelfde dag, 9 februari 2015, bevestigde de gemachtigde van Defam aan [gedaagde 2] de verlenging met twaalf maanden van de eerder met haar overeengekomen betalingsregeling.
2.14.
Bij brief van 3 juni 2015 schreef de gemachtigde van Defam het volgende aan [gedaagde 2] :

U en uw medecontractant zijn beiden meerdere malen door mij tot betaling aangeschreven. Met u heb ik een afbetalingsregeling getroffen ad € 25,00 per maand. Welke u correct nakomt
Helaas moet ik constateren dat uw medecontractant geenszins reageert op mijn sommaties en in gebreke blijft met betaling. Hierdoor is mijn cliënte genoodzaakt over te gaan tot het treffen van rechtsmaatregelen.
Mijn cliënte heeft mij verzocht ook u ter meerdere zekerheid in rechte te betrekken, waartoe aan u een dagvaarding zal worden betekend, zodat cliënte uiteindelijk jegens beide contractanten over een vonnis komt te beschikken. Zolang u echter de betalingsafspraken nakomt, zal het vonnis uiteraard niet jegens u ten uitvoer worden gelegd en zullen de proceskosten ook niet bij u in rekening worden gebracht. Al met al veranderd er dus niets voor u zolang u stipt aan uw verplichtingen blijft voldoen.
Daar ik namens mijn cliënte graag verneem of u ook daadwerkelijk kunt instemmen met voorgestelde handelswijze, verzoek ik u om een exemplaar van dit schrijven “voor akkoord” te ondertekenen en binnen één week na heden aan mij middels bijgevoegde antwoordenveloppe te retourneren. Indien u nog vragen heeft, dan sta ik u uiteraard gaarne nader te woord
2.15.
[gedaagde 2] heeft de brief voor akkoord ondertekend en geretourneerd.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
Defam vordert, na vermindering van eis (omdat [gedaagde 2] in het kader van de met haar overeengekomen betalingsregeling vóór de eerstdienende dag nog een termijn heeft voldaan), dat de kantonrechter [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk zal veroordelen om aan Defam te voldoen:
- € 18.962,15, te vermeerderen met de contractuele rente van 0,877% per maand, met als maximum de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding krachtens artikel 35 Wck, over de hoofdsom vanaf 26 juni 2015 tot de voldoening,
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien niet binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis zal zijn betaald.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt Defam dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen ingevolge de tussen Directbank enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds gesloten overeenkomst door het op grond daarvan verschuldigde bedrag, ondanks sommaties, onbetaald te laten, waarna Defam op 31 januari 2014 is overgegaan tot vervroegde opeising van het krediet. Volgens haar bedroeg het uitstaande saldo op die dag (inclusief de tot die dag verschenen contractuele rente) € 18.444,08. Defam heeft hieraan toegevoegd dat over genoemd bedrag in de periode van 1 februari 2014 tot en met 25 juni 2015 een bedrag van € 2.693,07 aan contractuele rente is verschenen. Op het totaal verschuldigde bedrag van € 18.444,08 + € 2.693,07 = 21.137,15 is vervolgens in mindering voldaan € 2.175,00, zodat het gevorderde bedrag van € 18.962,15 overblijft.
3.3.
[gedaagde 2] heeft hiertegen aangevoerd dat de vordering jegens haar is verjaard. Zij heeft er in dat verband op gewezen dat de schuld bij Defam na de echtscheiding in 2006 aan [gedaagde 1] is toegescheiden en dat [gedaagde 2] daarna tot januari 2014 nooit door Defam is aangesproken op terugbetaling. Voor zover de vordering niet zou zijn verjaard, heeft Defam jegens haar gehandeld in strijd met haar zorgplicht jegens hoofdelijke schuldenaren. Defam had volgens [gedaagde 2] op grond van die zorgplicht namelijk jaarlijks overzichten aan haar moeten verstrekken met informatie over de hoogte van het uitstaande saldo, het afgeloste bedrag en het aan rente verschenen bedrag. Dat heeft zij tussen eind 2006 en begin 2014 niet gedaan, en daarmee is zij ernstig tekort geschoten in haar zorgplicht jegens [gedaagde 2] , die in die periode in de veronderstelling heeft verkeerd dat zij geen schulden meer had bij Defam. Gelet op de lengte van die periode gaat het niet aan dat Defam zich nu alsnog (ook) nog tot [gedaagde 2] wendt, aldus [gedaagde 2] , die concludeert dat de kantonrechter Defam niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering jegens haar, althans deze vordering zal afwijzen, met veroordeling van Defam in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
De overeenkomst tussen Directbank enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds is een consumentenkredietovereenkomst, waarop de Wet op het Consumentenkrediet (Wck) van toepassing is, zoals deze tot 25 mei 2011 gold. De overeenkomst is immers voor die datum tot stand gekomen. De regels omtrent consumentenkredietovereenkomsten moeten, voor zover deze zien op de bescherming van de consument, ambtshalve worden toegepast, dat wil zeggen ook als de consument daar geen beroep op doet. Dat is niet anders in het geval de consument verstek laat gaan, zoals in dit geval [gedaagde 1] . De stelling van Defam, dat de vordering jegens [gedaagde 1] voor integrale toewijzing gereed ligt, aangezien hij niet is verschenen, gaat vanwege de noodzaak tot ambtshalve toetsing dan ook niet op.
4.2.
De kantonrechter zal eerst het verweer van [gedaagde 2] beoordelen (achtereenvolgens dat de vordering is verjaard en dat Defam haar zorgplicht jegens [gedaagde 2] heeft geschonden) en de vordering indien nodig daarna nog ambtshalve beoordelen.
4.3.
Met betrekking tot de aangevoerde verjaring overweegt de kantonrechter het volgende. In artikel 1 aanhef en onder f van de Wck zoals deze tot 25 mei 2011 gold, is bepaald dat in geval van een overeenkomst van geldkrediet, zoals in deze zaak is gesloten, de kredietnemer op verschillende tijdstippen geldsommen bij de kredietgever kan opnemen, voor zover het uitstaand saldo een bepaald bedrag (de kredietlimiet) niet overschrijdt. In dit geval vervullen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] beiden de rol van kredietnemer. Zij hebben de overeenkomst immers allebei als kredietnemer ondertekend. In artikel 1 van de algemene voorwaarden, waarvan Defam onweersproken heeft gesteld dat die van toepassing zijn op de overeenkomst, is in dit verband vermeld dat in het geval waarin meerdere personen de overeenkomst als kredietnemer ondertekenen, die personen hoofdelijk gehouden zijn tot nakoming van alle voor hen als kredietnemer uit de kredietovereenkomst voortvloeiende verplichtingen.
4.4.
Personen die gezamenlijk als kredietnemer fungeren kunnen onderling afspreken dat de verplichtingen door slechts één van hen zullen worden voldaan, zoals [gedaagde 1] en [gedaagde 2] na hun scheiding hebben gedaan. Toen is de schuld immers aan [gedaagde 1] toegescheiden. Dat verandert echter niets aan de verhouding tussen de kredietnemer en de kredietgever. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bleven daarom ook na de scheiding hoofdelijk aansprakelijk jegens Defam.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde 1] tot maart 2013 heeft voldaan aan de betalingsverplichting van de kredietnemer. Aangezien ook [gedaagde 2] daarvoor hoofdelijk aansprakelijk is, moet het ervoor worden gehouden dat ook [gedaagde 2] tot maart 2013 heeft voldaan aan de betalingsverplichting van de kredietnemer, hoewel zij in die periode feitelijk niets aan Defam heeft betaald. Als gevolg daarvan is tot maart 2013 geen sprake geweest van enig verzuim, en dus ook niet van een opeisbare en aan verjaring onderhevige vordering van Defam jegens [gedaagde 2] . De verjaringstermijn is pas gaan lopen op het moment dat de betaling in maart 2013 werd gestaakt. Geconcludeerd moet daarom worden dat de vordering van Defam jegens [gedaagde 2] nog niet was verjaard op het moment dat Defam zich met betrekking tot de betalingsverplichting tot [gedaagde 2] wendde. Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat partijen weliswaar van mening verschillen over het antwoord op de vraag wanneer Defam zich tot [gedaagde 2] heeft gewend (najaar 2013 dan wel voorjaar 2014), maar dat het precieze antwoord op die vraag in het midden kan blijven, omdat de vordering in beide genoemde periodes nog niet was verjaard.
4.6.
[gedaagde 2] heeft verder aangevoerd dat Defam heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht jegens [gedaagde 2] , en dat zij zich daarom niet meer tot haar zou kunnen wenden. Zoals hiervoor al uiteen is gezet, kunnen personen die gezamenlijk als kredietnemer fungeren, onderling afspreken dat de verplichtingen feitelijk door slechts één van hen zullen worden voldaan, zoals [gedaagde 1] en [gedaagde 2] na hun scheiding hebben gedaan. Een dergelijke afspraak verandert echter niets aan de verhouding tussen de (gezamenlijk als) kredietnemer (fungerende personen) en de kredietgever, en ook niets aan de zorgplicht van de kredietgever jegens de (gezamenlijk als) kredietnemer (fungerende personen). Die zorgplicht bestaat onder meer hierin, dat de kredietgever de kredietnemer gedurende de looptijd van de overeenkomst periodiek een opgave van het saldo dient te verstrekken. In dit geval is in artikel 3 van de algemene voorwaarden bepaald dat Defam dit maandelijks dient te doen. De kantonrechter overweegt dat een kredietgever dikwijls niet op de hoogte zal zijn van afspraken die de gezamenlijk als kredietnemer fungerende personen onderling maken. Daarom voldoet een kredietgever in beginsel aan zijn zorgplicht met betrekking tot het periodiek informeren van de kredietnemer, ingeval hij de bedoelde opgave aan één van de gezamenlijk als kredietnemer fungerende personen verstrekt.
4.7.
In dit geval moet worden geoordeeld dat Defam aan haar zorgplicht jegens de (gezamenlijk als) kredietnemer (fungerende personen) heeft voldaan. Aangevoerd noch gebleken is immers dat Defam [gedaagde 1] niet periodiek een opgave zou hebben verstrekt van het saldo. Dat Defam dat niet zou hebben gedaan is ook niet aannemelijk, aangezien niet in geschil is dat [gedaagde 1] de betalingsverplichting jarenlang, tot maart 2013, deugdelijk is nagekomen.
4.8.
De kantonrechter overweegt nog dat de kredietgever, die de periodieke opgave aan één van de gezamenlijk als kredietnemer fungerende personen verstrekt, er in beginsel op mag vertrouwen dat deze door de kredietgever geïnformeerde persoon op zijn beurt alle overige als kredietnemer fungerende personen zal informeren over de stand van zaken met betrekking tot het krediet. Het is aan de gezamenlijk als kredietnemer fungerende personen onderling om daar afspraken over te maken. De kredietgever staat daar buiten. Het voorgaande zou mogelijk anders kunnen zijn in het geval (één van) de als kredietnemer fungerende personen aan de kredietgever bericht(en) dat zij voortaan allen dienen te worden geïnformeerd. In dat geval zou een aparte zorgplicht jegens de andere, tot dan toe niet door de kredietgever geïnformeerde, personen kunnen worden aangenomen. Aangevoerd noch gebleken is echter dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] aan Defam heeft laten weten dat zij voortaan beiden de periodieke opgave wensen te ontvangen. Om die reden kan niet worden geoordeeld dat Defam een zorgplicht jegens [gedaagde 2] zou hebben geschonden.
4.9.
De verweren van [gedaagde 2] slagen niet, zodat de kantonrechter de vordering nu ambtshalve verder dient te beoordelen.
4.10.
Defam heeft onweersproken gesteld dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet hebben voldaan aan de op hen gezamenlijk als kredietnemer rustende betalingsverplichting. Gelet op hetgeen partijen overeen zijn gekomen, wat op dit punt niet afwijkt van hetgeen in de Wck is bepaald, was Defam daarom gerechtigd om daarover gedurende de looptijd van de overeenkomst de overeengekomen rente in rekening te brengen.
4.11.
In de vordering van Defam zit ook een vergoeding van contractuele rente over de periode vanaf het verzuim besloten. De kantonrechter overweegt dat Defam in artikel 10 van de algemene voorwaarden een vertragingsvergoeding heeft bedongen over het bedrag van de te late betaling, met ingang van de dag na het verstrijken van de in de ingebrekestelling genoemde termijn voor nakoming. Ingevolge artikel 34 sub b Wck is een dergelijke vertragingsvergoeding toelaatbaar. In de ingebrekestelling is een termijn genoemd van 8 werkdagen na 30 oktober 2013, zodat het verzuim is ingetreden op dinsdag 12 november 2013 en de vertragingsvergoeding worden toegewezen vanaf die dag. Als einddatum voor deze vertragingsvergoeding zal de kantonrechter uitgaan van de datum 31 januari 2014, aangezien op die datum het totaal verschuldigde bedrag is opgeëist. Als gevolg van die opeising was het voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] immers niet meer mogelijk om gebruik te maken van het krediet, zodat de kredietovereenkomst toen is geëindigd. Defam heeft onweersproken gesteld dat het saldo op 31 januari 2014 € 18.444,08 bedroeg, zodat de kantonrechter ook van dat bedrag zal uitgaan.
4.12.
Wat betreft de gevorderde rente over de periode na 31 januari 2014 overweegt de kantonrechter dat uit de artikelen 10 en 11 van de algemene voorwaarden niet volgt dat Defam aanspraak kan maken op de vertragingsvergoeding, nadat het totaal verschuldigde bedrag is opgeëist, en de kredietovereenkomst dus feitelijk is geëindigd. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
4.13.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn te beschouwen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij en zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Defam worden begroot op:
- twee dagvaardingen € 96,16
- griffierecht € 78,00
- salaris gemachtigde €
300,00(1 punten x tarief € 300,00)
Totaal € 474,16
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals in het dictum vermeld.

5.Het geschil in vrijwaring en de beoordeling daarvan

5.1.
[gedaagde 2] vordert dat de kantonrechter [gedaagde 1] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen om aan [gedaagde 2] te betalen:
- het totale bedrag waarin [gedaagde 2] in de hoofdzaak zal worden veroordeeld, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 december 2015 tot de voldoening;
- de proceskosten in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak;
- € 4.550,62, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2015 tot de voldoening, te voldoen binnen één week na de datum van dit vonnis;
- € 80,00 per maand, met ingang van 1 juli 2015, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 december 2015 tot de voldoening;
- de proceskosten in de vrijwaringszaak, waaronder de nakosten.
5.2.
[gedaagde 2] legt aan die vordering ten grondslag dat [gedaagde 1] ingevolge de echtscheidingsbeschikking de schuld aan Defam dient te voldoen. Om die reden is hij gehouden haar ingeval van een veroordeling in de hoofdzaak te vrijwaren. Verder vordert [gedaagde 2] in deze procedure terugbetaling door [gedaagde 1] van hetgeen zij in het kader van de met de gemachtigde van Defam overeengekomen betalingsregeling aan Defam heeft voldaan. Ook vordert zij betaling door [gedaagde 1] van de helft van door [gedaagde 2] (af)betaalde huwelijkse schulden, waarvoor [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ieder voor de helft draagplichtig zijn.
5.3.
[gedaagde 1] heeft geen verweer gevoerd tegen deze vordering, die de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, en die daarom zal worden toegewezen, met dien verstande dat [gedaagde 1] een langere termijn zal worden gegund om (een deel van) de veroordeling na te komen. Die termijn zal worden bepaald op veertien dagen in plaats van één week, zoals gevorderd. De gevorderde € 80,00 per maand, met de wettelijke rente daarover vanaf datum dagvaarding, zal worden toewezen als in het dictum vermeld, rekening houdend met de mogelijkheid dat termijnbedragen eerst na datum dagvaarding verschuldigd zullen zijn.
5.4.
Ook dient in acht te worden genomen dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] in de hoofdzaak hoofdelijk veroordeeld zijn en dat Defam aan [gedaagde 2] heeft toegezegd dat zij zich niet op [gedaagde 2] zal verhalen zo lang [gedaagde 2] de met haar overeengekomen betalingsregeling nakomt. Daardoor staat niet vast dat Defam het vonnis in de hoofdzaak jegens [gedaagde 2] ten uitvoer zal leggen. De kantonrechter zal dit deel van de vordering daarom toewijzen, zoals in het dictum vermeld.
5.5.
De vordering van [gedaagde 2] omvat voorts de veroordeling van [gedaagde 1] tot vergoeding van de proceskosten in de hoofdzaak. De kantonrechter acht die vordering toewijsbaar. De in de hoofdzaak verschenen proceskosten aan de zijde van Defam zijn in de hoofdzaak begroot op € 1.724,32, waarin begrepen € 600,00 aan salaris gemachtigde, en aan de zijde van [gedaagde 2] worden zij begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde.
5.6.
[gedaagde 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in vrijwaring ook worden veroordeeld in de vrijwaringsprocedure verschenen proceskosten (die zijn twee keer gevorderd, maar de kantonrechter neemt als vaststaand aan dat dit een kennelijke verschrijving betreft). De kosten aan de zijde van [gedaagde 2] worden begroot op:
- in debet gestelde explootkosten
€ 70,64
(Gerechtsdeurwaarder [naam] te Utrecht)
- betaalde explootkosten
€ 23,55
- informatiekosten
€ 1,97
- salaris gemachtigde
€ 300,00
(1 punt x tarief € 300,00)
- griffierecht
€ 78,00
Totaal
€ 474,16
5.7.
Aangezien aan [gedaagde 2] een toevoeging is verleend, dienen de in debet gestelde explootkosten te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank, aangezien deze kosten door de rechtbank aan de deurwaarder zijn of worden voldaan.
5.8.
De nakosten, waarvan [gedaagde 2] betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

6.Beslissing

De kantonrechter:
in de hoofdzaak met zaaknummer 4255089 UC EXPL 15-9945
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, om aan Defam tegen bewijs van kwijting te betalen € 18.444,08;
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Defam, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.724,32, waarin begrepen € 600,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer: 4710724 UC EXPL 15-20458
6.5.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [gedaagde 2] te betalen het totale bedrag waarin [gedaagde 2] in de hoofdzaak met zaaknummer 4255089 UC EXPL 15-9945 wordt veroordeeld, indien en voor zover Defam het in de hoofdzaak gewezen vonnis jegens [gedaagde 2] ten uitvoer legt, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 december 2015 tot de voldoening;
6.6.
bepaalt dat tot de veroordeling onder 6.5. ook behoren de proceskosten van de hoofdzaak waarin [gedaagde 2] is veroordeeld, aan de zijde van Defam begroot op € 1.724,32 en aan de zijde van [gedaagde 2] worden zij begroot op € 600,00;
6.7.
veroordeelt [gedaagde 1] om binnen veertien dagen na dit vonnis aan [gedaagde 2] te betalen € 4.550,62, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 december 2015 tot de voldoening;
6.8.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [gedaagde 2] van € 80,00 per maand, met ingang van 1 juli 2015, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 december 2015, dan wel vanaf de datum waarop de termijn verschuldigd is (als deze later is dan 21 december 2015), tot de voldoening;
6.9.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 2] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 474,16, waarin begrepen € 300,00 aan salaris gemachtigde;
6.10.
bepaalt dat [gedaagde 1] van het hiervoor genoemde bedrag aan totale proceskosten een bedrag van € 70,64 dient te voldoen aan de griffier nadat hij een nota van de rechtbank daarvoor heeft gekregen;
6.11.
veroordeelt [gedaagde 1] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde 2] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.12.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2016.