2.3.In een onderzoeksrapport van Interseco van 30 augustus 2013 is op grond van tactisch onderzoek naar de oorzaak van de brand onder meer het volgende neergelegd.
Als weergave van een gesprek met de heer [X] :
1. Op maandag 15 juli 2013 rond 19.00 uur was hij in [woonplaats] om zijn auto te wassen bij garagebedrijf [naam] . Hij reed daarna tussen de bedrijfsgebouwen door en kwam aan de [adres] , toen hij enorm veel rook en vuur zag komen uit een bedrijfsunit, zijnde een autobedrijf.
2. Hij is daar toen direct gestopt en zag dat er een man (van Turkse afkomst) binnen was, terwijl het gehele autobedrijf volgens hem al in lichtelaaie stond. De vlammen kwamen, achter in de bedrijfsruimte, tot aan het plafond en sloegen vervolgens naar buiten doordat de roldeur openstond.
3. De man binnen heeft hij gesommeerd om naar buiten te komen. Dat kwam hij uiteindelijk wel, maar hij wilde naar eigen zeggen iets pakken en het vuur doven.
4. Met de mobiele telefoon van die man heeft [X] 112 gebeld.
5. Hij heeft die man niets horen zeggen over de oorzaak van de brand, al riep hij iets over kortsluiting. Hij had daarom ook niet nader gevraagd.
Als weergave van een gesprek met de heer [A] :
1. Op maandag 15 juli 2013 rond 19.00 uur was hij ter plaatse aan de [adres] in [woonplaats] aanwezig. Tijdens de brand heeft hij kort gesproken met de hem bekende eigenaar van [bedrijf 3] .
2. Toen hij hem vroeg wat er was gebeurd, vertelde die man hem dat hij bezig was met benzine aftappen o.i.d. en ook met een acculader. Toen hij daarmee bezig was zou er brand zijn ontstaan. Meer dan dit bovenstaande had de heer [A] niet van hem vernomen en / of hem gevraagd.
3. Achteraf hoorde de heer [A] van anderen dat sprake zou zijn van kortsluiting. Dat had hij echter niet uit de mond van de eigenaar van [bedrijf 3] vernomen. Ook had hij ‘vernomen’ dat de eigenaar van [bedrijf 3] zelf geen verzekering had afgesloten en nu een groot probleem had.
Onder de kop ‘contact met de garagehouder’:
Afspraak
Op 30 juli 2013 is de heer [gedaagde 3] telefonisch benaderd. Hij liet weten op dat moment voor drie weken in Turkije te zijn, maar dat hij bereid was om in gesprek te gaan met [bedrijf 4] . Hij verwees daartoe naar “ [bedrijf 2] ”. Zodoende is met de heer mr. [S] gesproken en aan afspraak gemaakt voor woensdag 21 augustus 2013.
Gesprek met de heer [gedaagde 3]
(…) Het gesprek vond plaats ten kantore van “ [bedrijf 2] ” in [woonplaats] . (…) deels in aanwezigheid van de heer mr. [S] . De genoteerde verklaring is uitgeprint en de heer [gedaagde 3] liet toen weten dat hij die liever eerst met de heer [S] wilde doornemen. Dat zou hij dan de volgende dag doen. De alsnog geaccordeerde veklaring is nadien ontvangen (bijlage 4). Voor de inhoud van hetgeen hij heeft verklaard, wordt gemakshalve naar die verklaring verwezen. Kort gezegd komt het er op neer dat de heer [gedaagde 3] geen enkel idee heeft omtrent de brandoorzaak. Hij heeft naar eigen zeggen geen brand gesticht, niet gewerkt met benzinehoudende flacons, jerrycans o.i.d, geen las- en of brandsnijwerkzaamheden uitgevoerd, dan wel andere brandgevaarlijke werkzaamheden. De heer [gedaagde 3] liet weten dat hij kort voor het constateren van de brand nog een auto aan een klant had afgeleverd, die daar was voor de reparatie van een portierhendel van een Hyundai, hij verstrekte de naam van die klant, zijnde [K] .
Als weergave van het gesprek met [K] :
Hij liet weten dat hij naar die garage was gegaan om zijn portierhendel van zijn Hyundai te laten herstellen. Daarbij waren geen las- of snijbrandwerkzaamheden uitgevoerd. hij was ook in het bedrijf aanwezig toen de heer [gedaagde 3] zijn Hyundai van de brug naar buiten reed. Hij had in die periode niets in het bedrijf gezien dat brand zou kunnen veroorzaken dan wel de heer [gedaagde 3] handelingen zien uitvoeren die brandgevaarlijk waren. Er waren buiten hen twee ook geen andere mensen bij het bedrijf aanwezig. Aangezien hij zijn andere auto ging halen thuis omdat er nieuwe remblokjes zouden worden gemonteerd nog die avond, heeft hij niets meegekregen van de brand, anders dan toen hij met de andere auto terugkwam, hij onderweg door de politie werd tegengehouden in verband met de brand.
Als ‘resumé m.b.t. het onderzoek’:
De oorzaak van de brand is niet vastgesteld. De heer [gedaagde 3] heeft daaromtrent ook geen duidelijkheid verschaft. Hij liet weten geen idee te hebben omtrent de oorzaak. Dat hij ten overstaan van een buurman zou hebben verteld, dat hij benzine aan het overtappen was, in relatie tot een aanwezige acculader, ontkende de heer [gedaagde 3] met klem. Hij liet weten dat hij zelf wel dacht aan de acculader en misschien wel in relatie tot de oliehoudende- en brandstofhoudende producten in diezelfde ruimte, maar dat sprake was van overtappen van benzine waarbij de brand ontstond, was volgens hem niet juist.
(…)
Gebleken is dat in het door Delta Lloyd verzekerde opstal, in ieder geval in de bedrijfsunit [nummer] aan de [adres] , een autobedrijf was gevestigd waarin olieproducten en restproducten van olie en diesel en benzine aanwezig waren. Blijkens de verklaring van de heer [gedaagde 3] had hij ook een lasapparaat in zijn bedrijf aanwezig, waarmee hij ook werkte, echter niet op de dag van de brand. Laswerkzaamheden kunnen als brandgevaarlijke werkzaamheden worden beschouwd.