Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding van 5 februari 2016
- de conclusie van antwoord van 23 maart 2016
- de conclusie van repliek van 20 april 2016
- de conclusie van dupliek van 18 mei 2016.
2.De feiten
3.Het geschil
die vorderingen(onderstreping kantonrechter) bij wijze van subrogatie op de verzekeraar overgaan voor zover deze die schade vergoed heeft. Tegenover [gedaagde] heeft Bovemij dus niet meer rechten dan aan [naam] toekwamen. Indien [naam] [gedaagde] zelf zou hebben aangesproken, zou zij geen aanspraak hebben kunnen maken op een hoger bedrag dan de daadwerkelijke waarde van het voertuig, € 6.690,--.
"Conform onze polisvoorwaarden bieden wij geen dekking voor deze schade. Wij vorderen € 9.325,69 van u terug". Uit deze laatste zin leidt de kantonrechter juist af dat op dat moment dit bedrag wél aan [naam] was betaald, omdat anders niet te begrijpen is waarom gesproken wordt van terugvorderen. De verwijzing naar de polisvoorwaarden moet voorts een verschrijving zijn geweest. [gedaagde] moet echter duidelijk begrepen hebben waar de brief op doelde, en hij heeft ook niet gesteld dat hij de brief niet heeft begrepen.
"Betaling verrichten/Voorstellen betalingsregeling". Voorts heeft hij zich online geregistreerd. Het voorstel van € 100,-- per maand is afgewezen, en op 6 januari 2016 heeft de gemachtigde van Bovemij een tegenvoorstel van € 200,-- per maand gedaan.
- dagvaarding € 96,03
- vastrecht € 471,--
- salaris gemachtigde
- totaal € 1.067,03.