ECLI:NL:RBMNE:2016:4095

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2016
Publicatiedatum
21 juli 2016
Zaaknummer
C/16/401383 / HA ZA 15-802
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake onbevoegde afschrijvingen van een gezamenlijk bouwdepot

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 juli 2016 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de Coöperatieve Rabobank U.A. en een gedaagde. De gedaagde, die samen met zijn ex-echtgenote een bouwdepot had, betwistte de rechtmatigheid van afschrijvingen die door de Rabobank van dit depot waren gedaan. De gedaagde had samen met zijn ex-echtgenote een geldlening afgesloten voor de aankoop van een stuk grond en de bouw van een woning. Na de beëindiging van hun relatie ontstonden er geschillen over de toedeling van de woning en het gebruik van het bouwdepot. De Rabobank had betalingen gedaan vanuit het bouwdepot zonder toestemming van de gedaagde, wat leidde tot een vordering van de Rabobank op de gedaagde voor een restant van de lening. De rechtbank oordeelde dat de Rabobank tekort was geschoten in haar verplichtingen door de afschrijvingen uit het bouwdepot toe te staan zonder de gedaagde te informeren. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde recht had op schadevergoeding, maar dat de hoogte van deze schade nog moest worden vastgesteld. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling en partijen kregen de gelegenheid om zich uit te laten over de invloed van de afschrijvingen op de waarde van de woning.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/401383 / HA ZA 15-802
Vonnis van 27 juli 2016
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
(voorheen: Coöperatieve Rabobank Noord- En Oost-Achterhoek U.A.)
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. N.T.M. Verhoeven te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. C.L. Berkel te Veenendaal.
Partijen zullen hierna Rabobank en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 april 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 juni 2016
  • de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft met zijn toenmalige echtgenote, mevrouw [X] (hierna te noemen: “ [X] ”), een stuk grond gekocht te [adres] om daarop een woning te bouwen. [gedaagde] en [X] hadden een financiering nodig voor de aankoop van de grond en het bouwen van de woning. Zij hebben hiervoor Rabobank benaderd.
De geldlening
2.2.
Rabobank heeft op 16 april 2008 een geldlening aangeboden aan [gedaagde] en [X] . Op 29 april 2016 hebben [gedaagde] en [X] het aanbod van Rabobank aanvaard. De geldlening heeft bestaan uit twee delen: een aflossingsvrije lening ten bedrage van € 65.000,00 en een overbruggingsfinanciering ten bedrage van € 439.000,00. Het aflossingsvrije leningdeel is gestort op een zogenaamd bouwdepot. Dit is een bankrekening die uitsluitend kan worden gebruikt ter betaling van kosten in verband met de bouw van de woning. Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen uit de geldlening, heeft Rabobank een hypotheekrecht op de te bouwen woning en een pandrecht op de vordering van [gedaagde] en [X] uit hoofde van het saldo van het bouwdepot gekregen.
2.3.
Op de geldlening zijn van toepassing de Algemene voorwaarden voor particuliere geldleningen van de Rabobank 2005. In deze algemene voorwaarden zijn de volgende bepalingen opgenomen:

7.Geld op een bouwrekening (bouwdepot)

[…]
b.Zolang zich geen geval voordoet waarin de geldlening onmiddellijk opeisbaar is, zal de bank u toestemming geven om over het tegoed op de bouwrekening te beschikken voor de bouw of het verbouwen van opstallen op een registergoed en/of een ten gunste van de bank voor uw verplichtingen aan de bank verpande zaak als één van de volgende voorwaarden is voldaan:- de door de directie van de bouw afgegeven betalingsmandaten zijn aan de bank overgelegd, of
- de bouwnota’s waarmee u zich akkoord heeft verklaard zijn aan de bank overgelegd.
[…]
f.Als er meer debiteuren zijn, is iedere debiteur bevoegd om over het tegoed op de bouwrekening te beschikken. Intrekking van deze bevoegdheid geldt pas als de bank daarvan schriftelijk bericht heeft ontvangen.
2.4.
Op de geldlening zijn verder de Algemene Bankvoorwaarden van toepassing. In artikel 20 van de Algemene Bankvoorwaarden is bepaald:
Als de cliënt[lees: [gedaagde] ]
de inhoud van de door[…]
de bank aan hem gezonden[…]
rekeningafschriften, niet schriftelijk heeft betwist binnen dertien maanden[…]
, geldt de inhoud van die gegevens in elk geval[…]
als door de cliënt te zijn goedgekeurd.[…]
2.5.
[X] heeft haar vorige woning verkocht voor een bedrag van € 274.412,00. Dit bedrag is gebruikt ter aflossing van een deel van de geldlening. Met het restant van het geleende bedrag hebben [gedaagde] en [X] de koop-/aanneemsom voldaan. Zij zijn vervolgens eigenaar geworden van de grond en een aannemer is begonnen met de bouw van een woning.
Einde van de relatie tussen [gedaagde] en [X]
2.6.
Op 7 augustus 2008 eindigt de relatie tussen [gedaagde] en [X] . [gedaagde] en [X] hebben vervolgens getracht afspraken te maken over toedeling van de woning in aanbouw. [gedaagde] en [X] zijn er hierbij aanvankelijk vanuit gegaan dat de woning eigendom van [X] zou worden. [gedaagde] zou in verband hiermee worden ontslagen uit de verplichtingen uit hoofde van de geldlening bij Rabobank.
2.7.
Op 12 september 2008 heeft een notaris geprobeerd de volgende regeling tussen Rabobank, [gedaagde] en [X] tot stand te brengen.
Naar aanleiding van ons telefoongesprek zojuist vraag ik u[lees: [gedaagde] ]
bij dezen (namens de Rabobank) of u toestemming verleent aan mevrouw [X] om € 17.000,00 uit het bouwdepot te halen voor aflevering van de keuken. Uiteraard wordt bij de toedeling van het huis aan mevrouw [X] de volledige hypotheek (inclusief het bouwdepot) aan haar toegedeeld. Van de Rabobank heb ik inmiddels telefonisch vernomen dat men accoord gaat met uw ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid.
2.8.
[X] heeft geweigerd met deze regeling in te stemmen. Op 19 mei 2009 heeft de behandeling plaatsgevonden van een kort geding tussen [gedaagde] en [X] . Zij hebben ter zitting afgesproken de woning gezamenlijk te verkopen. [gedaagde] en [X] gaan bij het treffen van deze regeling uit van overwaarde op de woning.
2.9.
Op het moment dat een makelaar tot verkoop wilde overgaan, is gebleken dat de woning niet voldoende was afgewerkt en dat een riolering was gesprongen. De woning kon daardoor niet worden verkocht. [X] is vervolgens de woning gaan bewonen.
2.10.
Op 23 maart 2011 komen [gedaagde] en [X] tijdens een comparitie bij de rechtbank te Zutphen overeen dat de woning zal worden toebedeeld aan [X] . In het proces-verbaal van de comparitie wordt verder het volgende vastgelegd:
In het onverhoopte geval dat na verkoop geen bedrag overblijft maar een schuld en de man door de bank voor de voldoening van die schuld wordt aangesproken zal hij, hetgeen alsdan aan de bank betaald moet worden, kunnen en mogen verhalen op de vrouw, voor zover dat het bedrag van € 21.500,-- overtreft.
2.11.
Bij vonnis van 26 juli 2011 heeft de rechtbank [X] in staat van faillissement verklaard.
Afwikkeling geldlening
2.12.
Het saldo van het bouwdepot heeft op 14 juli 2008 een bedrag van € 60.515,14 belopen. [gedaagde] heeft in de periode na 8 augustus 2008 telefonisch contact opgenomen met Rabobank en gevraagd om een blokkade van het bouwdepot. Rabobank heeft per e-mail van 2 september 2008 het volgende aan [gedaagde] bericht:
U heeft meerdere malen contact gezocht met de vraag of het bouwdeposito is opgeheven. Ik kan u meedelen dat er een blokkade op deze rekening is gebracht en dat er van deze rekening geen bedragen kunnen worden opgenomen.
2.13.
Uit het bouwdepot hebben na deze mededeling van Rabobank de volgende betalingen plaatsgevonden voor een totaalbedrag van € 50.281,15:
  • 15 september 2008: een bedrag van € 13.047,50 aan [keuken] Amersfoort,
  • 17 september 2008: een bedrag van € 2.902,50 aan [X] ,
  • 24 september 2008: een bedrag van € 14.875,00 aan [naam] ,
  • 29 september 2008: een bedrag van € 4.384,67 aan [tegels] ,
  • 2 oktober 2008: een bedrag van € 1.600,00 aan [X] ,
  • 7 oktober 2008: een bedrag van € 4.994,92 aan [naam] ,
  • 14 oktober 2008: een bedrag van € 46,90 aan [naam] ,
  • 16 oktober 2008: een bedrag van € 6.254,00 aan [X] ,
  • 20 oktober 2008: een bedrag van € 312,00 aan [X] ,
  • 20 oktober 2008: een bedrag van € 400,00 aan [naam] ,
  • 30 oktober 2008: een bedrag van € 1.463,66 aan [X] .
De afschriften waaruit deze betalingen blijken, heeft Rabobank verzonden aan een adres waar op dat moment alleen [X] woonde.
2.14.
In augustus 2012, nadat [X] failliet was verklaard, heeft Rabobank een bod op de woning ontvangen van € 295.000,00. Op dit moment wordt duidelijk dat de opbrengst van de woning niet voldoende zal zijn voor het aflossen van de volledige schuld uit hoofde van de geldlening. De Rabobank heeft aan [gedaagde] duidelijk gemaakt dat hij voor een eventuele restschuld aansprakelijk zal worden gehouden.
2.15.
Rabobank heeft op een klacht van [gedaagde] gereageerd in een e-mail van 14 augustus 2012. Rabobank heeft in deze e-mail aan [gedaagde] bericht dat de blokkade van het bouwdepot waarschijnlijk was verwijderd, omdat het vrijgeven van de gelden uit het bouwdepot in het belang was van [gedaagde] en [X] gezamenlijk. Met het geld uit het bouwdepot werd immers de woning afgebouwd, waardoor die beter kon worden verkocht, aldus Rabobank.
2.16.
Op 1 november 2012 is de woning verkocht voor een bedrag van € 300.000,00. De netto verkoopopbrengst ten bedrage van € 293.197,71 is gebruikt om de geldlening verder af te lossen. Na deze aflossing resteert een schuld uit hoofde van de geldlening ten bedrage van € 47.951,45.
2.17.
Rabobank heeft op 5 april 2013 [gedaagde] aangesproken tot betaling van zijn schuld. [gedaagde] heeft in reactie hierop aan Rabobank bericht dat hij niet gehouden was tot betaling van de afschrijvingen van het bouwdepot. Rabobank heeft daarna op 26 april 2013, 2 december 2013 en 11 juni 2014 aanspraak gemaakt op betaling van haar vordering.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Rabobank vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 47.951,45, vermeerderd met rente en (buiten)gerechtelijke kosten.
3.2.
Rabobank heeft haar vordering als volgt onderbouwd.
3.2.1.
Rabobank heeft een vordering op [gedaagde] uit hoofde van de geldlening. [gedaagde] en [X] zijn hoofdelijk aansprakelijk gebleven voor deze vordering. De mededeling van de notaris op dit punt, klopt niet. De notaris heeft Rabobank niet kunnen vertegenwoordigen.
3.2.2.
De blokkade van het bouwdepot is op initiatief van Rabobank ingesteld, in verband met de problemen in de relatie tussen [gedaagde] en [X] . Indien [gedaagde] een blokkade van het bouwdepot had gewild, had hij dit ingevolge de algemene voorwaarden schriftelijk moeten vragen. [gedaagde] heeft zich uitdrukkelijk akkoord verklaard met de betalingen die zijn gedaan in verband met ‘de keuken’, waarbij [X] had aangegeven dat zij de eigendom van de woning zou krijgen.
3.2.3.
[gedaagde] heeft niet tijdig geklaagd tegen de afschrijvingen van het bouwdepot. In juli 2009 zijn alle afschriften van het bouwdepot aan een adres van [gedaagde] in [woonplaats] gezonden. Vanaf dit moment was hij dus van de afschrijvingen op de hoogte.
3.3.
[gedaagde] voert verweer als volgt.
3.3.1.
Rabobank heeft aan [gedaagde] bericht dat het bouwdepot zou worden geblokkeerd. Rabobank heeft het bouwdepot vervolgens gedeblokkeerd, zonder [gedaagde] hierover in te lichten. Hiermee is Rabobank tekortgeschoten in haar verplichtingen en heeft [gedaagde] schade geleden, die kan worden verrekend. De wijze waarop het bouwdepot is aangewend, was niet in het belang van [gedaagde] . Hij heeft hiermee zijn onderhandelingspositie jegens [X] verloren. Verder heeft hij geen invloed kunnen hebben op de wijze waarop de woning werd afgebouwd.
3.3.2.
Het klopt dat [gedaagde] in juli 2009 afschriften van Rabobank heeft ontvangen. Partijen zijn steeds uitgegaan van overwaarde op de woning, overdracht van de woning aan [X] en ontslag van [gedaagde] uit de hoofdelijkheid. Pas toen de afrekening kwam, werd duidelijk dat [gedaagde] aansprakelijk werd gehouden voor het tekort, inclusief het gebruik van het bouwdepot door [X] . [gedaagde] heeft hiermee niet ingestemd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijk reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert samengevat - veroordeling van Rabobank tot betaling van schadevergoeding van € 51.000,00, vermeerderd met rente en kosten. [gedaagde] vordert dit voor het geval hij in conventie tot betaling wordt veroordeeld.
3.6.
Rabobank voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Vordering van Rabobank
4.1.
Tussen Rabobank en [gedaagde] is een geldlening tot stand gekomen. Onderdeel van deze geldlening is een hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde] en [X] gezamenlijk. Dit betekent dat [gedaagde] en [X] ieder voor zich aansprakelijk zijn voor de volledige vordering van Rabobank uit hoofde van de geldlening.
4.2.
[gedaagde] heeft, mede gelet op de stellingen van Rabobank, onvoldoende gemotiveerd gesteld dat hij uit de hoofdelijke aansprakelijkheid werd ontslagen. [gedaagde] heeft gewezen op de hiervoor onder punt 2.7. geciteerde mededeling van de notaris. Rabobank heeft betwist dat de notaris haar heeft vertegenwoordigd in het contact met [gedaagde] . Deze stelling van Rabobank heeft [gedaagde] niet weersproken. Daar komt bij dat ook [gedaagde] heeft gesteld dat de regeling die de notaris heeft voorgesteld, niet tot stand is gekomen, omdat [X] weigerde daarmee in te stemmen. Uit de stellingen van [gedaagde] blijkt niet waarom hij er op heeft vertrouwd dat de toezegging van Rabobank om hem te ontslaan uit de hoofdelijkheid wel zou gelden, terwijl hij wist dat de voorgestelde regeling vanwege de weigering van [X] niet tot stand kwam. [gedaagde] is dus aansprakelijk voor het gehele bedrag van de geldlening.
4.3.
Rabobank heeft uit hoofde van de geldlening een bedrag te vorderen van € 47.951,45.
Blokkade van het bouwdepot
4.4.
[gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat hij schade heeft geleden als gevolg van een tekortkoming van Rabobank. Deze tekortkoming bestaat volgens [gedaagde] eruit dat Rabobank ten onrechte heeft toegestaan dat [X] over het saldo van het bouwdepot kon beschikken. De hierdoor ontstane schade wil [gedaagde] verrekenen met de vordering van Rabobank. Aldus het verweer van [gedaagde] .
4.5.
Het saldo van het bouwdepot moet worden aangemerkt als een vordering van [gedaagde] en [X] op Rabobank. Met een betalingsopdracht kunnen zij Rabobank opdracht geven om een betaling te verrichten aan een derde. De Rabobank krijgt vervolgens een vordering op [gedaagde] en [X] ter hoogte van het betaalde bedrag. Deze vordering wordt in het bouwdepot geboekt en, bij een toereikend positief saldo, verrekend met de vordering van [gedaagde] en [X] op Rabobank.
4.6.
In artikel 7 van de algemene voorwaarden is bepaald dat iedere rekeninghouder, dus zowel [gedaagde] als [X] , de bevoegdheid heeft een betalingsopdracht aan Rabobank te geven en daarmee te beschikken over het positieve saldo van het bouwdepot. Op deze regel geldt, eveneens op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden, een uitzondering indien de bevoegdheid om over de rekening te beschikken werd ingetrokken.
4.7.
Voor het intrekken van de bevoegdheid om over het saldo van het bouwdepot te beschikken, is op grond van de algemene voorwaarden voldoende dat hiervan een schriftelijke mededeling wordt gedaan aan Rabobank. [gedaagde] heeft deze mededeling telefonisch gedaan en Rabobank heeft de blokkade van het bouwdepot per e-mail aan [gedaagde] bevestigd.
4.8.
Na een blokkade van het bouwdepot geldt in beginsel dat [gedaagde] en [X] niet langer kunnen beschikken over het saldo van het bouwdepot. Rabobank heeft geen recht om een betaalopdracht desondanks uit te voeren ten laste van het saldo van het bouwdepot. Dit wordt niet anders wanneer Rabobank meent dat een betaling in het belang is van beide debiteuren of haar onderpand (de woning). Omdat het in dit geval om een bouwdepot ging, was duidelijk dat de betalingen werden gebruikt ten behoeve van het afbouwen van de woning. Rabobank wist echter dat [gedaagde] en [X] een geschil hadden in verband met de beëindiging van hun relatie, waarbij op 12 september 2008 aan Rabobank duidelijk is gemaakt dat het de bedoeling was dat [X] in de woning zou blijven. Hieruit had Rabobank kunnen en moeten begrijpen dat de belangen van [X] en [gedaagde] bij het afbouwen van de woning niet gelijk waren. [gedaagde] heeft bijvoorbeeld gesteld dat de woning werd voorzien van zonnepanelen, terwijl hij daarvoor niet had gekozen. Indien Rabobank destijds van mening was dat de waarde van haar onderpand in gevaar kwam, had zij mogelijk op grond van haar bevoegdheden als hypotheekhouder kunnen ingrijpen. Van dergelijke mogelijkheden heeft Rabobank echter geen gebruik gemaakt.
4.9.
[gedaagde] heeft zijn verzoek om het bouwdepot te blokkeren telefonisch gedaan, terwijl in de algemene voorwaarden is voorgeschreven dat dit schriftelijk moet gebeuren. Het niet-naleven van een dergelijk vormvoorschrift staat niet zonder meer in de weg aan het tot stand komen van een rechtshandeling. Een bedongen vormvereiste kan immers door een nadere afspraak tussen partijen ongedaan worden gemaakt. Op deze nadere afspraak is artikel 3:37 lid 1 BW van toepassing. Dit betekent dat een nadere afspraak in elke vorm kan worden gemaakt en ook uit het gedrag van partijen kan worden afgeleid.
4.10.
Nadat [gedaagde] telefonisch had gevraagd het bouwdepot te blokkeren, in die zin dat [X] daarover niet zelfstandig kon beschikken, heeft Rabobank op 2 september 2008 bevestigd dat zij het bouwdepot had geblokkeerd. Rabobank heeft gesteld dat zij niet de bedoeling had hiermee het verzoek van [gedaagde] te honoreren, maar een eigen blokkade op het bouwdepot te zetten. Uit de stellingen van Rabobank volgt niet dat hierover op enig moment een mededeling aan [gedaagde] is gedaan. Ook niet op het moment dat de blokkade van het bouwdepot, ongeveer een week later, werd opgeheven. Onder dergelijke omstandigheden geldt dat [gedaagde] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zijn verzoek tot het blokkeren van het bouwdepot, hoewel dat niet schriftelijk was gedaan, door Rabobank was gehonoreerd en niet zonder nader bericht zou worden opgeheven.
4.11.
De conclusie uit het voorgaande is dat tussen Rabobank en [gedaagde] een nadere overeenkomst tot stand is gekomen, waaruit volgt dat Rabobank de door [X] gegeven betaalopdrachten alleen met toestemming van [gedaagde] ten laste van het bouwdepot mocht brengen.
Gevolgen
4.12.
Het gevolg van de nadere overeenkomst tussen Rabobank en [gedaagde] is in de eerste plaats dat [X] na 2 september 2008 niet langer zelfstandig bevoegd was te beschikken over het saldo op het bouwdepot. De nadien aan Rabobank gegeven betaalopdrachten, mochten dus niet ten laste van het vermogen van het bouwdepot worden gebracht. In de tweede plaats geldt dat Rabobank toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens [gedaagde] het bouwdepot geblokkeerd te houden. [gedaagde] heeft zich beroepen op een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Rabobank, zodat het eerste gevolg van de nadere overeenkomst bij de verdere beoordeling buiten beschouwing zal blijven.
4.13.
Als gevolg van de tekortkoming van Rabobank heeft [gedaagde] schade geleden. Indien Rabobank niet had toegestaan dat [X] betalingen zou doen ten laste van het bouwdepot, had [gedaagde] het vorderingsrecht op Rabobank uit hoofde van het bouwdepot behouden. Deze vordering was vervolgens beschikbaar geweest voor voldoening van de vordering van Rabobank uit hoofde van de geldlening.
4.14.
Anders dan Rabobank heeft gesteld, volgt uit de mededeling van de notaris van 12 september 2008 niet dat [gedaagde] heeft ingestemd met een betaling van ‘de keuken’ uit het bouwdepot. Deze mededeling van de notaris werd gedaan in het kader van een meeromvattende regeling tussen [X] en [gedaagde] . [gedaagde] heeft in de conclusie van antwoord en ter comparitie gesteld, welke stelling Rabobank onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, dat hij toestemming heeft gegeven voor betaling uit het bouwdepot in het kader van een ontslag uit de hoofdelijkheid. Zoals hiervoor (punt 4.2.) werd vastgesteld, is deze regeling niet tot stand gekomen. Onder dergelijke omstandigheden, mocht Rabobank er niet vanuit gaan dat de toestemming voor betalingen van de keuken wel zou gelden.
4.15.
Rabobank heeft zich tegen de hoogte van de schade verweerd met de stelling dat de waarde van de woning is gestegen als gevolg van de verbouwingen die met behulp van het bouwdepot zijn gedaan. Uit de stellingen van Rabobank blijkt echter niet wat de waarde van de woning was voor- en nadat het bouwdepot werd besteed. [gedaagde] heeft gesteld dat [X] de beslissingen omtrent de verbouwing heeft genomen, zonder [gedaagde] daarbij te betrekken en dat mogelijk voor dure oplossingen is gekozen. Hij heeft gewezen op een gerealiseerde uitbouw en de keuze voor zonnepanelen. Aldus de stellingen van partijen.
4.16.
Bij begroting van de schade gaat het om een vergelijking tussen de positie waarin [gedaagde] nu verkeert en de toestand zoals die (vermoedelijk) zou zijn geweest indien de tekortkoming van Rabobank niet zou hebben plaatsgevonden. Hierbij moet worden beoordeeld welke nadelen en welke voordelen in zodanig verband staan met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van Rabobank berust, dat zij redelijkerwijs als een gevolg van deze gebeurtenis aan Rabobank kunnen worden toegerekend. Indien het achteraf niet mogelijk is vast te stellen wat de opbrengst van de woning was geweest op het moment dat voor andere verbouwingen zou zijn gekozen, zal het voordeel dat [gedaagde] door de verbouwing heeft gehad, door de rechtbank moeten worden geschat.
4.17.
Voor een begroting van de schade, zullen partijen zich moeten uitlaten over de vraag welke van de hiervoor onder punt 2.13. genoemde betalingen tot gevolg hebben gehad dat de waarde van de woning is gestegen en met welk bedrag deze waarde als gevolg van de betalingen is gestegen. Partijen zullen hierna de gelegenheid krijgen zich gemotiveerd bij akte uit te laten over de volgende vragen:
Welke van de hiervoor onder punt 2.13. genoemde betalingen hebben wel of geen invloed gehad op de waarde van de woning en waarom?
Indien een betaling invloed heeft gehad op de waarde van de woning, hoe groot was deze invloed en waaruit blijkt dit?
Klachtplicht
4.18.
Artikel 6:89 BW bepaalt dat [gedaagde] geen beroep meer kan doen op de tekortkoming van Rabobank, indien hij Rabobank daarvan niet binnen bekwame tijd nadat hij de tekortkoming heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven. Deze bepaling beschermt Rabobank tegen te late en daardoor moeilijk te betwisten klachten. Het beroep van Rabobank op een schending van de klachtplicht faalt op de hierna volgende grond.
4.19.
Rabobank heeft in juli 2009 alle afschriften van het bouwdepot aan [gedaagde] toegezonden. Op dit moment werd [gedaagde] bekend met de tekortkoming van Rabobank. [gedaagde] had geen reden om eerder onderzoek te doen naar de afschrijvingen van het bouwdepot. Hierbij is van belang dat [gedaagde] er voor juli 2009 vanuit is gegaan dat op de woning een overwaarde zou zitten. Uit de hiervoor onder punt 2.10. geciteerde passage van het proces-verbaal blijkt dat [gedaagde] en [X] er op dat moment beide vanuit gingen dat er overwaarde in de woning zou zitten. [gedaagde] had weliswaar op grond van de algemene voorwaarden de verplichting om zijn nieuwe adres aan Rabobank door te geven, maar hieruit volgt niet dat [gedaagde] eerder onderzoek naar de afschrijvingen van het bouwdepot had moeten doen. Tussen het moment waarop [gedaagde] de tekortkoming van Rabobank heeft ontdekt en het moment waarop hij heeft geklaagd, is de positie van Rabobank niet verslechterd. De afschrijvingen van het bouwdepot hebben immers allemaal ruimschoots voor juli 2009 plaatsgevonden.
4.20.
Het beroep van Rabobank (bij conclusie van antwoord in reconventie) op artikel 20 van de Algemene Bankvoorwaarden, heeft zij onvoldoende gemotiveerd. Uit dit artikel volgt dat [gedaagde] de inhoud van de rekeningafschriften van het bouwdepot heeft goedgekeurd. Tussen partijen staat vast dat de afschrijvingen van het bouwdepot hebben plaatsgevonden, zodat de inhoud van de rekeningafschriften in zoverre klopt. Onder deze omstandigheden volgt uit een goedkeuring van de inhoud van de rekeningafschriften door [gedaagde] , niet zonder meer dat de afschrijvingen op de rekeningafschriften alsnog ten laste van het vermogen van [gedaagde] mochten plaatsvinden. Hiervoor is vastgesteld dat de afschrijvingen wel hebben plaatsgevonden, maar dat dit is gebeurd in opdracht van [X] en dus uitsluitend ten laste van haar vermogen. Een eventuele goedkeuring van de inhoud van de rekeningafschriften houdt niet zonder meer in dat Rabobank erop mocht vertrouwen dat [gedaagde] ermee heeft ingestemd dat afschrijvingen waarvoor hij geen opdracht heeft gegeven, ten laste van zijn vermogen worden gebracht of dat hij alsnog instemde met een opheffing van de blokkade van het bouwdepot.
Conclusie
4.21.
De conclusie uit het voorgaande is dat Rabobank een vordering heeft op [gedaagde] , maar dat [gedaagde] ook een vordering heeft op Rabobank. De hoogte van de vordering van [gedaagde] op Rabobank is afhankelijk van het antwoord op de onder punt 4.17. geformuleerde vragen en zal in een eindvonnis worden vastgesteld.
in reconventie
4.22.
[gedaagde] heeft in reconventie gesteld dat hij schade heeft geleden, omdat zijn onderhandelingspositie met [X] is verslechterd. Rabobank heeft betwist dat deze schade het gevolg is van het toestaan van de afschrijvingen van het bouwdepot. Aldus de stellingen van partijen.
4.23.
Voor toekenning van de in reconventie gevorderde schade is ten minste vereist dat de gestelde schade aan Rabobank kan worden toegerekend als gevolg van de onterechte afschrijvingen. Anders dan [gedaagde] heeft gesteld, kan niet aan Rabobank worden toegerekend dat [X] door de afschrijvingen in staat was de woning te verbouwen. Het is mogelijk dat [gedaagde] er belang bij heeft gehad dat [X] de woning niet kon afbouwen en daardoor gedwongen zou worden met [gedaagde] te onderhandelen, maar uit de stellingen van [gedaagde] volgt niet dat Rabobank in redelijkheid kon verwachten dat zijn onderhandelingspositie door de afschrijvingen zou worden beïnvloed. Daar komt bij dat [gedaagde] met [X] heeft onderhandeld en dat het resultaat van deze onderhandelingen in een proces-verbaal van een comparitie werd vastgelegd. Het is veeleer het gevolg van het faillissement van [X] , dat zij haar verplichtingen vervolgens niet is nagekomen.
4.24.
De vorderingen van [gedaagde] in reconventie worden derhalve afgewezen.
4.25.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De comparitie heeft hoofdzakelijk betrekking gehad op de vordering in conventie, zodat over de kosten daarvan in conventie zal worden beslist. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op € 447,00 voor salaris advocaat (1 punt × tarief € 894,00).
4.26.
Op proceseconomische gronden zal een beslissing in reconventie worden aangehouden tot het moment dat in conventie een eindbeslissing wordt gegeven. Hierdoor kan een eventueel hoger beroep gelijktijdig in conventie en reconventie worden ingesteld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 augustus 2016voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder punt 4.17., waarna de wederpartij op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Neijt en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2016. [1]

Voetnoten

1.type: PJN/4256