ECLI:NL:RBMNE:2016:4083

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
20 juli 2016
Zaaknummer
16.705811-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en bedreiging van politieagenten via social media, heling van politiejassen en huisvredebreuk

Op 20 juli 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man uit Lelystad. De verdachte werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het beledigen en bedreigen van politieagenten via social media, heling van gestolen politiejassen en huisvredebreuk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk beledigende uitlatingen had gedaan over wijkagent [A] op zijn Instagram- en Facebookaccounts, en dat hij [A] had bedreigd door een foto van kogelpatronen te plaatsen die zijn naam vormden. Daarnaast had de verdachte zich schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk binnendringen in de woning van een ander en het in bezit hebben van gestolen politiejassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een klinische opname en het verwijderen van zijn social media-accounts. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat zijn gedrag ernstige gevolgen had voor de betrokken agenten en de politie als geheel. De verdachte werd ook verplicht om de gestolen politiejassen terug te geven en een contact- en locatieverbod te respecteren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.705811-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] [adres] ,
uit andere hoofde gedetineerd in detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.J.S. Visser en van hetgeen mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of of omstreeks 29 maart 2016 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [benadeelde] , agent van politie Eenheid Midden-Nederland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk op/via internet (www. [naam] .com en/of zijn, verdachtes, Instagram-account en/of Facebook-account) een foto geplaatst en/of geplaatst gelaten van een aantal (scherpe) kogelpatronen, die gezamenlijk de naam " [A] " vormen, zijnde de voornaam van [benadeelde] voornoemd, welke afbeelding gelet op de hem, [benadeelde] , bekende feiten en omstandigheden omtrent verdachte, een dreigende aard of strekking heeft;
2.
hij in of omstreeks 1 januari 2016 tot en met 22 april 2016 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [benadeelde] , gedurende en / of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, (via het Instagram-account van hem, verdachte) heeft toegevoegd de woorden " Wijkagent [A] respect moet je hebben voor me flikker" en/of "KK hoerenkinderen [A] blijft me achtervolgen" en/of "wijkagentje die niks mag", althans woorden van gelijke beledigende aard en / of strekking;
3.
hij op of omstreeks 22 april 2016 te Lelystad, in een woning/besloten lokaal/besloten erf, gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [B] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 december 2015 tot en met 22 april 2016 te Lelystad en/of te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, goederen, te weten een tweetal politiejassen (een zogenaamde softshell en een regenjas met rangonderscheidingstekens) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen / dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
hij op of omstreeks 16 februari 2016 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [benadeelde 2] , hoofdagente van politie Eenheid Midden-Nederland,, gedurende en / of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "gaf ik je geen aandacht lelijkerd, ga lekker huilen lelijkerd", althans woorden van gelijke beledigende aard en / of strekking.
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de eerste regel van het onder 2. ten laste gelegde feit
“in of omstreeks 1 januari 2016 tot en met 22 april 2016”in plaats van
“in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 22 april 2016”. De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke taal- en/of schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1. tot en met 5. ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de aan verdachte onder 1., 2. en 4. ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en zij heeft bepleit verdachte van deze feiten vrij te spreken. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 3. en 5. ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
De hierna vermelde bewijsmiddelen en -overwegingen hebben telkens betrekking op het feit of de feiten zoals bij deze bewijsmiddelen en -overwegingen is aangegeven.
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit:
  • pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, opgenomen in het dossier MD2R016535 (BHV nummer 2016097073), opgemaakt door Politie Midden-Nederland of
  • pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, opgenomen in het dossier ‘Dragen gestolen politiejassen en op social media voordoen als’ (BHV nummer 2016018286), opgemaakt door Politie Midden-Nederland, bij welke paginanummers is opgenomen dat deze betrekking hebben op het ‘dossier politiejassen’.
Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Feiten 1. en 2.
Verdachte heeft een Instagram-account onder de naam ‘ [naam] ’. [1] Daarnaast heeft hij een website www. [naam] .com en heeft hij ook op YouTube de naam ‘[naam]’. [2] Verdachte plaatst zelf filmpjes op Instagram [3] en ook foto’s van zichzelf plaatst hij zelf. [4]
[benadeelde] is werkzaam bij Politie Eenheid Midden-Nederland te Lelystad. [5] [benadeelde] is wijkagent in Lelystad. [6] Zijn voornaam is [A] . [7]
Verdachte verklaart dat [A] de wijkagent is. [8]
Verdachte verklaart dat het Instagram-account van hem is en dat hij de verantwoordelijkheid ervoor neemt. [9]
Feit 1.
Op maandag 28 maart 2016 is op de Instagram-pagina ‘ [naam] ’ een foto toegevoegd waarop patronen zichtbaar zijn, neergelegd in de vorm van de letters [A] . [10]
Tijdens een verhoor op 22 april 2016 verklaart verdachte op de vraag wanneer hij de foto met [A] naam in kogels op Instagram heeft gezet: ‘Ik weet niet, drie weekjes ofzo?’. [11] Verdachte dacht dat [A] er wel mee om kon gaan. [12]
Op 29 maart 2016 ziet [benadeelde] bij aanvang van zijn dienst op het politiebureau te Lelystad op de Instagram-pagina ‘ [naam] ’ de foto met daarop zijn naam [A] in patronen geschreven. [13] [benadeelde] doet daarop aangifte van bedreiging. [14]
[benadeelde] verklaart ambtshalve te weten dat verdachte in het verleden meermalen in het bezit is geweest van een vuurwapen c.q. munitie en dat hij te boek staat als vuurwapengevaarlijk. [15] In november 2015 is een vuurwapen in beslag genomen op het adres waar verdachte destijds woonachtig was. [16]
Op het Instagram-account is niet alleen de foto met munitie in de vorm van de letters [A] geplaatst maar ook een foto waarop een persoon in de ene hand een vuurwapen vasthoudt en in de andere hand drie patronen, met het onderschrift ‘En we doen het met de dienstwapen’. [17] Verdachte heeft verklaard dat hij degene is die de drie patronen en het vuurwapen in zijn handen heeft. [18]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het plaatsen van de foto waarop de naam [A] in patronen is geschreven op het Instagram-account ‘ [naam] ’ heeft bij [benadeelde] , mede gelet op de wetenschap dat verdachte in het verleden meermalen in het bezit is geweest van een vuurwapen c.q. munitie en dat hij als vuurwapengevaarlijk te boek staat en de omstandigheid dat op voornoemde account een foto is geplaatst waarop verdachte in zijn ene hand een vuurwapen en in zijn andere hand drie patronen vasthoudt, de redelijke vrees kunnen opwekken dat hij het leven zou kunnen verliezen.
Het verweer dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het plaatsen van de foto om reden dat deze foto niet door hemzelf maar door één van zijn vrienden is geplaatst, wordt verworpen omdat uit de door verdachte op 22 april 2016 afgelegde verklaring kan worden opgemaakt dat hij degene is geweest die de foto heeft geplaatst.
Feit 2.
Op het Instagram-account ‘ [naam] ’ zijn meer teksten geplaatst zoals:
‘Wijkagent [A] respect moet je hebben voor me flikker’
‘KK hoerenkinderen [A] blijft me achtervolgen’
‘wijkagentje die niks mag’. [19]
[benadeelde] verklaart op 30 maart 2016 zich diep beledigd te voelen door (onder meer) de teksten op het Instagram-account ‘ [naam] ’. [20] Hij doet aangifte tegen verdachte en stelt dat hij in zijn goede naam en eer is aangetast. [21]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde] heeft beledigd.
Het verweer dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte de teksten zelf heeft geplaatst, wordt verworpen. Verdachte heeft verklaard dat het zijn Instagram-account is en dat hij de verantwoordelijkheid hiervoor neemt.
Feit 3
Verdachte is op 22 april 2016 omstreeks 15.15 uur aangehouden. Voorafgaand aan zijn aanhouding is hij, in een poging zich aan zijn aanhouding te onttrekken, de voordeur van de woning van zijn zus aan de [adres] te [woonplaats] ingerend, [22] aan de achterzijde van die woning over het balkon geklommen en vanaf het dak van een aangrenzend schuurtje overgesprongen naar het balkon aan de achterzijde van een woning van een tegenoverliggend woonblok. [23] Omdat de achtervolgende verbalisant op dat moment geen zicht meer had op verdachte, is hij naar de voorzijde van het woonblok gerend waar hij verdachte ziet wegrennen. Hij realiseert zich dat verdachte door de betreffende woning was gerend. [24]
[B] doet aangifte van huisvredebreuk, gepleegd op 22 april 2016 tussen 15.05 uur en 15.35 uur. [25] Aangever had de achterdeur van zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] , welke uitkomt op het balkon, opengelaten en hij had de voordeur van zijn woning niet op slot gedaan. Een motoragent heeft hem meegedeeld dat een man door zijn woning was gelopen.
Verdachte heeft verklaard dat hij door de woning van zijn zus aan de [adres] is gelopen, naar het balkon is gelopen, op het dak van een schuurtje is gesprongen en zich omhoog heeft getrokken bij een ander balkon. [26] Hij wist niet van wie deze woning was. [27]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door de woning aan de [adres] te [woonplaats] is gerend en aldus deze woning wederrechtelijk is binnengedrongen.
Feit 4
Op internet zijn foto’s verschenen van verdachte en vrienden van verdachte, gekleed in kleding welke deel uitmaakt van het nieuwe politie-uniform, [28] welke kleding zeer waarschijnlijk afkomstig is van een diefstal uit een auto van een politieagent. [29] Uit deze auto zijn gestolen een softshell damesjas en een all-weather damesjack, met op de schouders respectievelijk stoffen epailletten/4 strepen en metalen epailletten/4 strepen. [30]
Op een van de foto’s staan verdachte en [medeverdachte] met een politiejas aan. [31] Verdachte draagt een softshell politiejas en [medeverdachte] een politie overjas. Aan deze laatste jas is te zien dat het een vrouwenjas is omdat de ritssluiting rechts over links loopt. [32] Op een andere foto [33] zijn links een buitenjas met los daarop stalen rangonderscheidingstekens zichtbaar en rechts een softshell jas. [34]
[medeverdachte] heeft foto’s laten maken waar hij met politiekleding op staat. Deze kleding was niet van hem, maar van verdachte. Deze kleding bevond zich in de woning van de zus van verdachte. [medeverdachte] verklaart: ‘Ik weet dat we deze kleding niet op een eerlijke manier hebben gekregen.’ [35] Hij vertelt dat verdachte een afspraak had gemaakt met iemand die politiejassen te koop aanbood en dat verdachte deze jassen heeft afgepakt van degene die ze wilde verkopen. [36] [medeverdachte] wist dat de jassen waren gestolen en had nog duidelijk tegen verdachte gezegd dat hij geen foto’s op het internet moest zetten. [37] Op de vraag waar de jassen zijn, antwoordt hij dat deze of bij de moeder of bij de zus van verdachte in de woning moeten liggen. [38]
[getuige] heeft van verdachte gehoord dat hij de jassen heeft gestolen. Zij is bij verdachte geweest en heeft de jassen gezien. [39]
Uit de inbeslaggenomen telefoon van verdachte worden WhatsApp gesprekken tussen verdachte en diverse andere personen uitgelezen en wordt bekeken welke foto’s verdachte tijdens deze gesprekken verstuurt. [40] Daarbij worden onder meer de volgende teksten en foto’s gelezen en gezien:
Dinsdag 12 januari 2016 tussen 21.39 uur en 23.30 uur – een gesprek tussen verdachte (O) en ‘ [bijnaam] ’ (F) [41] :
O verstuurt 2 foto’s met een politie buitenjas en een softshell
O: Ik haal straks 1
F: Zeg hoe veel
O: 150
O: Per stuk
F: Ai maar compleet gewoon alles of allen jas
O: Jaa maar broek hall je winkel
O: Die op lijkt
O: Jas is belangrijkste
O: In die broek zit niet die kleur
O: Gaan we snel die jassen afpakken
F: Van wie
O verstuurt daarop een foto met daarop een manspersoon [42]
O: Lets play cops men
O: Ga gelijk dealers buiten de stad afpersen
O: met deze kan je werken overdag via voordeur alles
O: Geen stress ze denken we zijn cops [43]
Op het Instagram-account ‘ [naam] ’ zijn de volgende teksten geplaatst:
‘Ik steel hun jasje’s’
‘ze kunnen niets doen’. [44]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twee politiejassen, te weten een zogenaamde softshell jas en een buitenjas, beide met rangonderscheidingstekens, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze jassen van een misdrijf afkomstig waren.
Feit 5:
De rechtbank acht het onder 5. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert de bewezenverklaring op inhoud van de navolgende bewijsmiddelen:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, houdende een aangifte van [benadeelde 2] , hoofdagente van Politie Eenheid Midden-Nederland (pagina’s 618 en 619);
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op 22 april 2016 ten overstaan van de politie (pagina 116).
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij op of omstreeks 29 maart 2016 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland,[benadeelde] , agent van politie Eenheid Midden-Nederland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk op/via internet (www. [naam] .com en/ofzijn, verdachtes, Instagram-accounten/of Facebook-account)een foto geplaatst en/ofgeplaatst gelaten van een aantal(scherpe)kogelpatronen, die gezamenlijk de naam " [A] " vormen, zijnde de voornaam van [benadeelde] voornoemd, welke afbeelding gelet op de hem, [benadeelde] , bekende feiten en omstandigheden omtrent verdachte, een dreigende aard of strekking heeft;
2.
hij inof omstreeksde periode van 1 januari 2016 tot en met 22 april 2016 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland,opzettelijk beledigend(een)ambtena(a)r(en), te weten [benadeelde] , gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, (via het Instagram-account van hem, verdachte) heeft toegevoegd de woorden "Wijkagent [A] respect moet je hebben voor me flikker" en/of"KK hoerenkinderen [A] blijft me achtervolgen" en/of"wijkagentje die niks mag", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij opof omstreeks22 april 2016 te Lelystad, in een woning/besloten lokaal/besloten erf,gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [B] ,althans bij een ander of anderen dan bij verdachte,wederrechtelijk is binnengedrongen;
4.
hijop één of meer tijdstip(pen)inof omstreeksde periode van 2 december 2015 tot en met 22 april 2016 te Lelystad en/of te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen, althans alleen, goederen, te weten een tweetal politiejassen (een zogenaamde softshell en een regenjas met rangonderscheidingstekens) heeft verworven en voorhanden gehaden/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen/dit goedwist, althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het(een)door misdrijf verkregen goed(eren)betrof;
5.
hij opof omstreeks16 februari 2016 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland,opzettelijk beledigend(een)ambtena(a)r(en), te weten [benadeelde 2] , hoofdagente van politie Eenheid Midden-Nederland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "gaf ik je geen aandacht lelijkerd, ga lekker huilen lelijkerd", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen onder 1. tot en met 5. meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1.:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feiten 2. en 5., telkens:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Feit 3.:
In een woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Feit 4.:
Medeplegen van opzetheling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van de door hem bewezen geachte feiten de oplegging aan verdachte gevorderd van:
  • een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar;
  • een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 61 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden:
  • een contactverbod m.b.t. [benadeelde] ;
  • een locatieverbod voor de Landstrekenwijk te Lelystad;
  • een verplichting om alle door hem gebruikte politie-attributen binnen 48 uren na het wijzen van het vonnis te doen toekomen aan de politie.
  • een verbod om zich op internet of social media uit te laten over de politie, althans over [benadeelde] ;
  • een verplichting om alle politie gerelateerde foto’s, filmpjes en uitlatingen die nu op zijn Instagram-account, Facebook-pagina, website en YouTube-pagina staan, binnen 48 uren na het wijzen van het vonnis te verwijderen en verwijderd te houden;
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd de bijzondere voorwaarden uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat niet wordt voldaan aan de door de wet gestelde vereisten voor het opleggen van een ISD-maatregel. Zij heeft bepleit aan verdachte niet een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen, maar een werkstraf.
Met betrekking tot de door de officier van justitie geformuleerde bijzondere voorwaarden heeft de raadsvrouw gesteld geen bezwaar te maken tegen het opleggen van een contactverbod. Zij heeft bezwaar gemaakt tegen het opleggen van een locatieverbod om reden dat het haar niet bekend is hoe het sociale netwerk van verdachte is. Zij heeft voorts bezwaar gemaakt tegen oplegging van de voorwaarde om de politiejassen terug te brengen omdat verdachte niet over deze jassen beschikt en daarom niet in staat is aan deze voorwaarde te voldoen en ten slotte tegen de beide andere voorwaarden om reden dat verdachte niet de enige is die toegang heeft tot zijn accounts.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is na te noemen beslissing passend.
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal misdrijven. Het beledigen van agenten op social media en met name het concreet bedreigen van een van hen betreft uiterst kwalijke gedragingen waardoor deze agenten niet alleen worden gehinderd in de uitoefening van hun functie, maar waarmee ook inbreuk wordt gemaakt op hun persoonlijke integriteit. Met de heling van politiejassen en het op social media plaatsen van foto’s waarbij deze jassen worden gedragen heeft verdachte beoogd het gezag van de politie in het algemeen te ondermijnen. Bovendien lijkt verdachte, ondanks andersluidende mededelingen tegen de deskundigen die hem hebben onderzocht, ook niet van plan zijn gedrag te veranderen. Op 4 juli 2016 stonden op het Instagram-account ‘ [naam] ’ een foto van verdachte waarbij hij het politiedossier in handen heeft, zijn middelvinger opsteekt en als tekst is opgenomen ‘woorden zijn niet genoeg’, een foto waarop een van de politiejassen zichtbaar is en een foto van een gedeelte van een proces-verbaal uit het onderliggende strafdossier dat betrekking heeft op de aanhouding van verdachte en waarbij als tekst is opgenomen ‘wanneer je vlucht is alles toegestaan ik ren gwn door je huis’.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een Consult strafrechtspleging van 26 april 2016, uitgebracht door A.M. de Jong, psychiater, werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie;
  • een Reclasseringsadvies (rapport schorsing / raadkamer) van 11 mei 2016, uitgebracht door H. Wiebe, reclasseringswerker van Reclassering Nederland, Advies & Toezicht Unit 2, Midden-Noord te Utrecht;
  • een niet gedateerd Reclasseringsadvies (rechtszitting), uitgebracht door H. Wiebe voornoemd;
  • een psychologisch rapport van 21 juni 2016, uitgebracht door drs. T. Smits, GZ-psycholoog;
  • een psychiatrisch rapport van 29 juni 2016, uitgebracht door F.M.J. Bruggeman, psychiater.
In het reclasseringsadvies ten behoeve van de rechtszitting wordt geadviseerd om verdachte een ISD-maatregel op te leggen. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat, welke inschatting mede is gebaseerd op het aanhoudende delictgedrag van verdachte, zijn houding ten opzichte van hulpverlening tot op heden en zijn beperkte coping. Toezicht op bijzondere voorwaarden en interventies/behandelingen zijn niet geïndiceerd; gezien eerdere onttrekkingen aan hulp in het verleden moet er rekening mee worden gehouden dat verdachte zich opnieuw hieraan zal onttrekken. Voor een behandeling binnen een klinisch kader bestaan mogelijkheden, maar dan alleen binnen het kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Verdachte is gemotiveerd voor een klinische opname; hij wil richting geven aan zijn leven en werken aan het beëindigen van zijn cannabisgebruik.
Uit het psychologisch rapport van 21 juni 2016 blijkt dat verdachte geen medewerking heeft willen verlenen aan onderzoek door de psycholoog, hetgeen ertoe heeft geleid dat deze deskundige geen advies heeft geformuleerd.
Verdachte heeft medewerking verleend aan het onderzoek door psychiater Bruggeman.
Het psychiatrisch rapport houdt onder meer in dat bij verdachte sprake is van afhankelijkheid van cannabis, een aandachtstekortstoornis en narcistische persoonlijkheidskenmerken, maar niet van een persoonlijkheidsstoornis. Het voorgaande was aanwezig ten tijde van het onder 1. ten laste gelegde en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen. De niet aflatende behoefte aan aandacht, de sterke ik-gerichtheid, de zelfbepaaldheid in de zin van je recht willen halen, het ontbreken van stopmechanismen, de impulsiviteit, de behoefte aan spanning en sensatie op basis van ADHD problematiek en de cannabisafhankelijkheid hebben doorgewerkt in het ten laste gelegde feit. Verdachte heeft het strafwaardige van het ten laste gelegde kunnen inzien, maar op basis van de geschetste pathologie onvoldoende naar dit inzicht kunnen handelen. De deskundige adviseert verdachte verminderd toerekeningsvatbaarheid te beschouwen. Voor een behandeling van verdachte zijn van belang dat deze klinisch moet aanvangen in een forensisch psychiatrisch kader, met aandacht voor zijn verslavingsproblematiek en voor praktische hulpverlening. Mogelijk zijn oplegging van een straf waarbij de behandeling van verdachte als bijzondere voorwaarde wordt opgenomen dan wel oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel. Gelet op de hardnekkigheid van de problematiek van verdachte adviseert de deskundige het laatste.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige Bruggeman ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid op de daarvoor in het psychiatrisch rapport bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert op grond van dit rapport dat het onder 1. bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar. De rechtbank ziet geen aanleiding anders te oordelen ten aanzien van de overige bewezen verklaarde feiten.
Gelet op de inhoud van voornoemd reclasseringsrapport (ten behoeve van de rechtszitting) en het psychiatrisch rapport is de rechtbank van oordeel dat een behandeling van verdachte noodzakelijk is en dat een zodanige behandeling dient plaats te vinden in het kader van een klinische opname in een forensisch psychiatrisch kader. In zoverre neemt de rechtbank de conclusies en het advies van de deskundigen Wiebe en Bruggeman op de daarvoor in hun rapporten genoemde gronden over en maakt die tot de hare.
De rechtbank zal de door de deskundigen Wiebe en Bruggeman geadviseerde en door de officier van justitie gevorderde ISD-maatregel
nietopleggen, nu niet wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van deze maatregel. Immers is niet voldaan aan de voorwaarde dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van de thans bewezen verklaarde feiten ten minste driemaal onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel of tot een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf. Hieruit volgt dat oplegging aan verdachte van een ISD-maatregel niet mogelijk is.
Alles overwegende acht de rechtbank oplegging van gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan door de officier van justitie is gevorderd en bij vergelijkbare zaken wordt opgelegd, passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 maanden, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten zouden door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend worden.
De noodzakelijke klinische behandeling van verdachte zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf worden verbonden. De rechtbank acht het geïndiceerd dat in het kader van deze klinische opname tevens behandeling van verdachte zal plaatsvinden voor zijn verslavingsproblematiek. Voor het geval dit niet mogelijk is in het kader van de klinische opname, zal de rechtbank bepalen dat deze behandeling aansluitend aan de klinische opname dient plaats te vinden.
De rechtbank zal voorts aan verdachte een locatie- en contactverbod opleggen zoals door de officier van justitie is gevorderd, alsmede de verplichting tot het retourneren van de beide politiejassen aan de politie te Lelystad. Het verweer dat verdachte niet over deze jassen zou beschikken is op geen enkele wijze onderbouwd en wordt verworpen.
Ten slotte zal aan verdachte de verplichting worden opgelegd zijn Instagram-account, Facebook-pagina, website en YouTube-pagina
onder de naam [naam] ([naam])van internet te verwijderen en verwijderd te houden en tevens alle (eerder) daarop geplaatste politie gerelateerde foto’s, filmpjes en uitlatingen verwijderd te houden.

10.BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde] – daartoe vertegenwoordigd door [C] en [D], casemanagers geweldsprotocol van politie, team VGW – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van immateriële schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 700,--.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de onder 1. en 2. bewezen verklaarde feiten. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 500,--, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 138, 267, 285 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1., 2., 3., 4. en 5 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte (gedurende de proeftijd):
* zich uiterlijk binnen twee werkdagen na het wijzen van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland op het adres De Meent 4, 8224 BR Lelystad, en zich zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich op internet / social media niet zal uitlaten over [benadeelde] ;
* zich niet zal bevinden in de Landstrekenwijk te Lelystad, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* de in dit dossier genoemde en op de foto’s zichtbare politiejassen, te weten een softshell damesjas en een dames buitenjas, beide met rangonderscheidingstekens, uiterlijk één week na het wijzen van dit vonnis (zijnde uiterlijk op woensdag 27 juli 2016) zal doen toekomen aan de politie te Lelystad;
* zijn Instagram-account, Facebook-pagina, website en YouTube-pagina
onder de naam [naam] ([naam])uiterlijk twee dagen het wijzen van dit vonnis (zijnde uiterlijk op vrijdag 22 juli 2016 om 13.15 uur) van internet zal verwijderen en verwijderd zal houden en tevens alle (eerder) daarop geplaatste politie gerelateerde foto’s, filmpjes en uitlatingen zal verwijderen en verwijderd zal houden (en niet opnieuw zal plaatsen op andere pagina’s / accounts / websites);
* zich zal laten opnemen in IMC Zutphen (Tactus verslavingszorg) of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, voor de duur van maximaal 12 maanden, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
* zich na zijn klinische behandeling
zo nodigambulant zal laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek bij een nader te indiceren forensische verslavings(poli)kliniek, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, binnen welk ambulant behandeltraject:
- verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek kan plaatsvinden;
- verdachte wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken indien de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toe tot een bedrag van € 500,--;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2016 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 500,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2016.
Mr. Bos en mr. Oosterling-van der Maarel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Pagina 114
2.Pagina 116
3.Pagina 116
4.Pagina 116
5.Pagina 506
6.Pagina 503
7.Pagina’s 506 en 507
8.Pagina 115
9.Pagina 118
10.Pagina’s 503 en 505
11.Pagina 121
12.Pagina 118
13.Pagina 507
14.Pagina’s 506 en 507
15.Pagina 507
16.Pagina 506
17.Pagina’s 517 en 586
18.Pagina’s 120-121
19.Pagina 622
20.Pagina 622
21.Pagina 622
22.Pagina’s 102 en 572
23.Pagina’s 102 en 103
24.Pagina 103
25.Pagina 597
26.Pagina 114
27.Pagina 114
28.Pagina’s 99, 162, 164, 193, 194, 195, 197, 201, 202
29.Pagina 506
30.Pagina 155
31.Pagina 164 (dossier politiejassen)
32.Pagina 163 (dossier politiejassen)
33.Pagina 237 (dossier politiejassen)
34.Pagina 189 (dossier politiejassen)
35.Pagina 67 (dossier politiejassen)
36.Pagina 72 (dossier politiejassen)
37.Pagina 72 (dossier politiejassen)
38.Pagina 72 (dossier politiejassen)
39.Pagina 48 (dossier politiejassen)
40.Pagina 208 (dossier politiejassen)
41.Pagina 211 (dossier politiejassen)
42.Pagina 211 (dossier politiejassen)
43.Pagina 212 (dossier politiejassen)
44.Pagina 622