Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.MR. D.J. BOS Q.Q.,
MR. H. PASMAN Q.Q.,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 7 januari 2015
- de akte van de curatoren d.d. 21 januari 2015 strekkende tot vermeerdering van eis in (voorwaardelijke) reconventie en overlegging van producties
- het proces-verbaal van comparitie van 10 december 2015, ter gelegenheid waarvan Holding een conclusie van antwoord in reconventie heeft genomen
- de brieven van partijen van 30 december 2015, 8 januari 2016 en 13 januari 2016 met opmerkingen over de inhoud van het proces-verbaal.
2.De feiten
(€ 499.158,24), hierna te noemen: Lening 3,
€ 476.470.
“Artikel 2.2
De overgenomen Achtergestelde Vordering, de Holding Vordering zullen op een door [achternaam 1] Holding nader te bepalen datum en wijze, doch uiterlijk op 31 december 2004, worden omgezet in eigen vermogen [achternaam 1] Groep.“
(…)”
‘Door de geldgever is toegezegd dat de lening wordt omgezet in eigen vermogen’.
“het enkele feit dat [achternaam 1] Holding B. V. tot op heden heeft
Aan de vermelding in de jaarrekening kunnen door u geen rechten worden ontleend, althans niet het recht dat u pretendeert te hebben om de vordering uit hoofde van de geldlening om te zetten in agio. De jaarrekening of de administratie van gefailleerden schept geen rechtsverhouding of verplichting daartoe. Een overeenkomst komt op grond van het bepaalde in artikel 6:217 BW tot
3.Het geschil
in conventie
€ 274.475,22 te vergoeden, vermeerderd met wettelijke (handels-) rente,
4.De beoordeling
verplichtenom haar vorderingen uit hoofde van Leningen 1 en 2 uiterlijk op 31 december 2004 om te zetten in eigen vermogen van Groep, dan wel dat alleen is beoogd om Holding daartoe
de mogelijkheid te geven.
- dat het opnemen van deze bepaling (door opsteller Delta Lloyd) tot doel had om de mogelijkheid tot het behalen van fiscaal voordeel door Holding open te houden (productie 9 van Holding),
- dat er destijds onderhandelingen tot overname plaatsvonden en er in dat kader waarde werd gehecht aan de mogelijkheid om de onderneming te kunnen leveren met een schone balans,
- dat het omzetten van de leningen in eigen vermogen niet nodig was om de continuïteit van het concern te waarborgen, omdat de leningen al tot het garantievermogen van de Groep behoorden, en Holding een aanvullend risicodragend kapitaal ter hoogte van € 1,55 miljoen ter beschikking heeft gesteld aan Groep door middel van een agiostorting,
- dat een verplichting tot omzetting niet logisch is in het licht van het feit dat partijen in artikel 1.2 van de overeenkomst zijn overeengekomen dat de pandrechten verbonden zullen blijven aan de aan Holding overgedragen vorderingen,
- dat niet valt in te zien waarom Delta Lloyd belang zou hebben bij een verplichting tot omzetting, en - zo dat het geval was - zij ook zelf tot die omzetting had kunnen overgaan.
- de tekst van artikel 2.2 als een verplichting is geformuleerd,
- deze tekst is herhaald in de akte van cessie met betrekking tot Lening 2,
- de omzetting noodzakelijk was voor de continuïteit van het concern,
- Holding voor het overnemen van Lening 2 van Delta Lloyd niets heeft hoeven te betalen,
- de bepaling een integraal onderdeel uitmaakte van een financiële herstructurering met diverse andere afspraken, die alle zijn uitgevoerd,
- in de jaarrekening 2006 van de Groep (productie 7 van de curatoren) de toezegging om de leningen om te zetten in eigen vermogen is bevestigd,
- de leningen ook in eigen vermogen zijn omgezet, althans geacht moeten worden omgezet te zijn,
- Holding het bestaan van de overeenkomst bewust heeft verzwegen voor de curatoren, alsmede voor de curator in het faillissement van [achternaam 2] .
verplichtenom tot omzetting van de leningen in eigen vermogen van de Groep over te gaan. Daartoe zijn de volgende omstandigheden van belang
- de stelling dat de omzetting noodzakelijk was voor de continuïteit van het concern, is door Holding voldoende gemotiveerd betwist;
- de stelling dat Holding voor het overnemen van Lening 2 van Delta Lloyd niets heeft hoeven te betalen, is door Holding gemotiveerd betwist,
- dat andere afspraken uit de overeenkomst destijds wel reeds zijn uitgevoerd, betekent niet dat alle in de overeenkomst opgenomen afspraken een verplichtend karakter hadden,
- dat de leningen reeds in eigen vermogen zijn omgezet, wordt tegengesproken door het feit dat na de daarvoor in de overeenkomst gestelde termijn (31 december 2004) in de jaarrekening 2006 van de Groep nog steeds wordt gesproken over het bestaan van een “toezegging” dat de lening wordt omgezet in eigen vermogen. Daaruit volgt eerder dat op dat moment nog geen sprake was van een dergelijke omzetting. In de jaarrekening wordt ook gesproken over een “lening” van Holding van € 952.938, hetgeen er eveneens op duidt dat de leningen op dat moment niet waren omgezet in eigen vermogen. Bovendien vergt omzetting een actieve rechtshandeling, waarvan niet is gebleken. De stelling van de curatoren dat de uit de leningen voortvloeiende vorderingen van Holding ten tijde van het faillissement in de administratie van Groep ontbraken, is daartoe onvoldoende, nu blijkens de verklaring van de curator in het faillissement van [achternaam 2] (productie 8 van de curatoren) in de administratie van die vennootschap wel een vordering van Holding uit hoofde van Lening 1 was opgenomen. Dat valt niet te rijmen met omzetting van deze lening in eigen vermogen van Groep. Gelet op het voorgaande kan de stelling van de curatoren niet worden aanvaard dat de leningen reeds in eigen vermogen zijn omgezet althans geacht moeten worden in eigen vermogen omgezet te zijn.
mogelijkheidovereen te komen, is in beginsel sprake van een te verifiëren vordering. Aan de hand van hun stelling dat op Holding de verplichting rust tot omzetting in eigen vermogen beroepen de curatoren zich op het rechtsgevolg dat de vorderingen alsnog moeten worden omgezet en dat de vorderingen daarom niet moeten worden geverifieerd. Gelet op de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op de curatoren dan ook de bewijslast van hun stelling dat op Holding de verplichting tot omzetting rust. Daarom zal de rechtbank de curatoren opdragen bewijs te leveren van die stelling.
5.De beslissing
woensdag 2 maart 2016teneinde de curatoren in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze zij bewijs willen leveren,
in de drie maanden nadienverhinderd zijn; zij dienen bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden,
,